TICHTING PELITA WIL NDERE WEG INSLAAN Lantal centra voor ldnderhartoperaties moet beperkt blijven Nieuwe stichting op komst voor bedrijfsapostolaat in bisdom kerk wereld Kueng vraagt Duitse bisschoppen begrip Studenten discussiëren over karakter van kerk jes]dertigjarig jubileum mijlpaal in bestaan Finland geeft weer blijk van eigen kijk op mode ECTOR LEIDSE UNIVERSITEIT: NENLAND LEIDSE COURANv VRIJDAG 17 FEBRUARI 1978 PAGINA ie la HAAG De Stichting Pelita, die ten doel stelt bij te dragen tot de van de materiële en immate- Ie noden van personen die, direct of :t, het slachtoffer zijn geworden de oorlog met Japan alsmede hun taanden, staat op een mijlpaal in bestaan. Als aanstaande maandag min of meer feestelijke wijze het tigjarige bestaan wordt herdacht, it de stichting daarmee officieus dat deel van haar geschiedenis af, ïaam aarin men zich voornamelijk bezig zoonield met het lenigen van materiële een iden. Pelita is tot de conclusie geko- menis en dat het meeste werk op dat terrein zegt verricht en dat, wil men de stichting <heid ihoud blijven geven, het oog meer en olgingBeer gericht zal moeten worden op de {omateriële noden. en stukje geschiedenis zal duidelijk laaide ^en hoe Pelita tot deze stap is geko- maar en. De Stichting is eind 1947 in het a?*as' lormalige Nederlands Indië opgericht; nplna i de souvereiniteitsoverdracht in 1949 erden de werkzaamheden voorname- 1 k in Nederland verricht. De Stichting, ier naam ontleend is aan het Indonesi- |Lpr he woord voor olielamp en daarmee er >n symbool voor een licht in de duis- naani mis, bekostigt haar sociale hulpverle- van ng voornamelijk uit een destijds van Nederlands-Indische regering ont- ee.'' ingen werkkapitaal van zeseneenhalf tljd iljoen gulden. Directeur W. C. Lemai- »astro Djt ggjj js voor een groot deel ergeh ^gd in onroerende goederen. Naast i erin' ?t financiële rendement was de Stich- ^uu ïg regelmatig bij het zoeken naar een n m' euwe werkkring; het zoeken naar ge- sc"a' ihikte scholen voor de kinderen en het ca°-t« B weg vijzen naar instellingen als as laatschappelijk werk". iaal spec! roblematiek laar 1 i de ci gen betrekkelijke anonimiteit werkte 'e Pr(Stichting gedurende een groot aantal iren. Totdat op het eind van de jaren /an G stig de problematiek, - toen nog in ien J' ooral materieel opzicht - van hen die mees ,der de oorlog te lijden hadden gehad 3ubie gg,- duidelijk aan het licht kwam. Het ïerkai «chtstreekse gevolg was de totetan dko- jn he óng van de Rijksgroepsregeling Oor- in zie igsslachtoffers Hoofdstuk III, later ngezet in de Rijksgroepsregeling Ver- w olgingsslachtoffers en sedert 1 januari 173 de Wet Uitkeringen Vervolgings- UlUIIIII achtoffers. Vooral dankzij de WUV is """""let mogelijk dat vervolgingsslachtoffers en volledige vergoeding van of tege- loetkoming in extra kosten als gevolg an ziekten en gebreken kunnen krij- ;n. et de komst van dergelijke regelingen ttl een deel van de taak van Pelita eg. Immers, de overheid sprong nu in de bres voor materiële hulp. Wel kreeg iet werk van de Stichting een extra dimensie. Door de Uitkeringsraad werd aan Pelita gevraagd of zij de begelei ding van de aanvragen van de „Indi sche mensen" op zich wilde nemen. De heer Lemaire: „De Uitkeringsraad is de instantie die uiteindelijk beslist en de betaling verricht Maar voordat zij kun nen beslissen moet er wel eerst een onderzoek worden verricht Is de man of vrouw vervolgd? Is hij werkelijk ziek en is die ziekte een gevolg van de vervolging? Wat is zijn of haar arbeids verleden? Het zijn allemaal vragen waar een antwoord op gevonden moet worden." „in die eerste jaren hadden slechts rela tief weinig Indische slachtoffers een beroep op een uitkering gedaan. Tot 1973 dienden 11.000 mensen een aan vraag in, daarvan behoorde het aller grootste deel, 8000 mensen, tot Europe se slachtoffers. In de jaren daarna ver anderde dit beeld sterk. Tot '74 was het zo dat bij ons ongeveer tweehonderd aanvragen per maand binnenkwamen. In augustus van dat jaar liep de curve plotseling sterk omhoog via zeshonderd tot achthonderd aanvragen per maand. In 1975 kenden wij tijden met duizend meldingen per maand. Daarna is het weer genormaliseerd. Het heeft er wel toe geleid dat van de 54.000 totaal er Nood Bij het maken van de rapporten lette Pelita voornamelijk op de financiële aspecten en werd vrijwel geen aandacht besteed aan de immateriële nood van de vervolgden. Niettemin kan worden gesteld dat uit die rapportages deson danks blijkt dat een groot aantal ver volgden ook voor een niet materiële hulpverlening in aanmerking komt. Met uitzondering van een klein aantal dat wellicht op grond van een post-concen- tratiekamp-syndroom voor een medi- sch-psychiatrische begeleiding in aan merking komt, zal het voor het meren deel gaan om een maatschappelijke be geleiding. De heer Lemaire: „Het zal lang niet altijd even duidelijk zijn of de oorzaak van de moeilijkheden is gelegen in de vervolging of verband houdt met de Indische achtergrond en of integratie-problemen na de repatrië ring." Zo komt uit een sociologische studie uit het eind van de jaren vijftig, begin jaren zestig naar voren dat een collec tief minderwaardigheidsgevoel van de gepatrieerde Indische Nederlander het contact met de autochtone Nederlander belemmert. De heer Lemaire. „Er be staan duidelijke signalen dat de vereen zaming onder de oudere Indische men sen sterk toeneemt. Daarbij speelt ook sterk mee dat onder deze mensen sterk het gevoel leeft dat hetgeen zij in de oorlogsjaren hebben meegemaakt ge ringschat wordt. Er wordt naar hun idee veel aandacht besteed aan de Euro pese vervolgingsslachtoffers en slechts weinig aan wat de Japanners hen heb ben aangedaan. Bovendien hebben ve len een stap terug moeten doen in hun maatschappelijke status, hetgeen vooral psychisch soms erg moeilijk te verwer ken was. Een heel belangrijk aspect in dit geheel is ook dat de Indische mens van nature erg bescheiden is. Voordat hij om hulp vraagt zullen er heel veel drempels genomen moeten wordep. Men heeft de neiginghet voor zichzelf op te lossen. Wij realiseren ons terdege dat er een hulpbehoefte is, maar of de hulpvraag ook gesteld wordt is een geheel andere zaak". „In 1975 heeft de regering, mede om deze problematiek te onderzoeken een werk- en adviescollege, onder voorzit terschap van professor Van Praag, in het leven geroepen. Dit college heeft middels een interimrapport al een aan tal maatregelen voo-gesteld, waarbij Pelita ook een duidelijke taak krijgt Het is de grootste wens van Pelita om die bezigheden de komende maanden duidelijk gestalte te geven." PAUL HOVIUS Een jurk van het Finse mode huis Malli-Mari Oy (Van een onzer verslaggevers) AMSTERDAM Met bet sneeuwklokje nog stevig in knop, en een garderobe die nog moet worden a/gestemd op de zomer richt de mode neb alweer op bet najaar. Een realistisch gebeuren, waarbij de Finse confeet ie-industrie, als een der eerste in de modewereld, in het Amsterdamse Krasnapolsky de nieuwe herfst- en wintertrend 1978-79 beeft geïntroduceerd. Finland heeft altijd een eigen kijk op mode gehad. Een couturekarakteristiek die zich her haalt in de nieuwe collecties. Een aanspreekba re visie, geïnspireerd op de eigenzinnigheid van volk en land, maar met duidelijk accenten op comfort en functie. Een modebeeld dat in Nederland in snelle opkomst is, en waarbij namen als Finn wear, Fenno-sport, Vanessa, Marimekko en Merry-Finn een vertrouwde klank gekregen hebben. Wijd, ruim en royaal worden in deze nieuwe Finse mode speels geprolongeerd, met een bre de selectie van sportieve, klassieke en romanti sche kleding. Eigen fantasie blijft geaccen tueerd, de combinatietrend speelt een belangrij ke rol, en laag-op-laag-mode vormt een belang rijk facet Naast off-white en ecru koos de Finse najaarsmode voor donkere wintertinten, naaldgroen, roestbruin, parelgrijs, cognac en antraciet Een speciale kleurgroep vormen de series uitgevoerd in zacht pastel, terwijl enkele progressieve kleuren voor \rolijke accentver- werking zorgen. Alle materialen zijn zacht en soepel, met een duidelijke voorkeur voor natuurlijk stoffen. Jacks en buitenkleding worden vaak in prak tisch synthetisch bont uitgebracht voor klassie ke modellen ligt de keus veelal op tweed, Shetland en mousseline. Naast uni-stoffen wor den dessins verwerkt met motieven die zijn ontleend aan oosterse tapijten, met veel vogel en fruitontwerpen. Wijd en een overvloed aan materiaal ook bij de mantels en jassen, de mouwen vaak met vleermuisachtige raglan. De jacks zijn nog ruimer en vallen tot over de heup, het sportieve jack wordt dikwijls gecom bineerd met rok. Bij ensembles speelt de blou- son een belangrijke rol, rokken zijn klokkend of aan de taille gerimpeld. Ook de klassieke plooirok is in beeld gebleven. Bijzondere aandacht heeft de Finse confectie- industrie aan de win tersportkleding besteed. Vormvastheid en soepelheid zijn hierbij de grote troeven. Plezierig ski-detail, dat de Finse ontwerpers ook aandacht aan de allerkleinsten besteed hebben. Finland brengt niet alleen zeer aantrekkelijke, maar vooral bijzonder doelmati ge kinder- en kleuter win tersportkleding. door ?r de ulden ze ie ?n lo- gister i ?t oi m en >emd. •dehg >(in.£ (Van een onzer verslaggeefsters) 9EN Het is bijzonder ongewenst als meer centra dan tot nu toe zich zouden bezighouden met hartchirurgie bij ren. Dat is de mening van dr. J. mer, lector in de kindercardiologie aan eidse Universiteit ens een lezing vanmiddag in Leiden zei 'Plderei hij dat Nederland beschikt over voldoende centra waar kinderen met een aangeboren hartafwijking kunnen worden behandeld. Volgens zijn berekeningen, gebaseerd op internationale rapporten, heeft ons land er minimaal vijf en maximaal acht nodig. Zo veel centra zijn er: in zes van de zeven academische ziekenhuizen en bovendien in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amster dam en het Utrechtse St Antoniuszieken- huis. Verdere versnippering van de patienten- stroom zou er toe leiden dat uiteindelijk door onvoldoende ervaring met dergelijke ingrepen, in geen van de ziekenhuizen het vereiste hoge niveau van professionele vaar digheid zou worden bereikt, waardoor een optimale behandeling van de patiëntjes niet meer te waarborgen is. Volgens dr. Rohmer kunnen de academische ziekenhuizen het aantal patiënten gemakke lijk aan, als de hartchirurgie voor volwasse nen de kinderchirurgie tenminste niet „weg concurreert" en mits zij goed bemand en toegerust zijn. De kindercardiologie en -hartchirurgie moet door full-timers worden uitgevoerd. Als aan die voorwaarde wordt voldaan dan zijn, aldus dr. Rohmer, de academische zieken huizen bij uitstek geschikt voor kinderhart- chirurgie. „Bij het bedrijven van kindercar diologie en kinderhartchirurgie is de hulp van de kindergeneeskunde, de cardiologie, de röntgenologie, de anatomie-embryologie, de fysiologie, de chirurgie en de anesthesio logie noodzakelijk. Al deze specialismen te zamen zijn in de academische ziekenhuizen meestal wel en in de niet-academische zie kenhuizen meestal niet aanwezig", aldus dr. Rohmer. In Nederland worden jaarlijks ca. 1500 kin deren geboren met een hartafwijking. Dui zend van hen komen in aanmerking voor één of meer hartoperaties. >e bisschop van Rotterdam, mgr. dr. I. J. Simonis, heeft de voorlopige be eersraad van het bedrijfsapostolaat in et bisdom gevraagd statuten te ont werpen voor een op te richten „Stich- ing Bedrijfsapostolaat Bisdom Rotter- lam". De beheersraad zal ook moeten agaan hoe tot een gezonde financiële pzet van het bedrijfsapostolaat is te omen. De bisschop heeft op voor- racht van de bedrijfsaalmoezeniers en an de beheersraad J. M. Baas uit Den laag benoemd tot hoofdaalmoezenier. en ander schrijft mgr. Simonis in uitvoerige brief aan de priesters en lien die pastoraal werkzaam zijn in het lisdom Rotterdam. Hij gaat daarin uit- oerig-in op de waarde van dit aposto- „als volwaardig pastoraat echt heeft op het predicaat dat het een zending van de kerk is". Mgr. Simonis stelt, dat bezinning nodig is op de vraag of de pastorale zorg van de kerk - die als opdracht kreeg „even- gelisch present te zijn in de knelpunten van de samenleving" niet wezenlijk ver anderd zal moeten worden. „Onze pastorale zorg", aldus mgr. Simo nis" kan niet ophouden bij het inspelen op de particuliere nood van de mens. Zij zal zicht moeten krijgen en een antwoord formuleren op wat zij als kerk moet bijdragen om vanuit een evangelische inspiratie en waardebesef meer menselijkheid en gerechtigheid te brengen in de maatschappij.en in het bijzonder in het arbeidsbestel". In februari 1976 is een „commissie van vijf' ingesteld, die een uitvoerig rapport heeft uitgebracht en daarin een aantal beleidsadviezen heeft geformuleerd om de noodzakelijk gewenste integratie van het bedrijfsapostolaat in de bestaande kerk van het bisdom Rotterdam te be vorderen. De in de aanhef genoemde maatregelen zijn daar een uitvloeisel van. Mgr. Simonis wijst ook op de financiële consequenties van het feit, dat het Dio cesaan Bestuurscollege van oordeel is, dat het geven van een nieuwe impuls aan het bedrijfsapostolaat een zaak van hoge pastorale prioriteit is. De „com missie van vijf" adviseert namelijk om geleidelijkaan in de meer geconcen treerde werkgebieden werkeenheden op te richten: Rotterdam, Den Haag, de Zuidhollandse Eilanden, Dordrecht, Schiedam-Vlaardingen, Delft en Leiden- Hazerswoude. Het bisdombestuur bestrijdt dat niet. maar noemt het onvermijdelijk zich hierbij beperkingen op te leggen. Dit om financiële, maar vermoedelijk ook om overwegingen van personeelsbeleid. Daarom geeft het Diocesaan Bestuurs college de voorkeur aan concentratie van het bedrijfsapostolaat via enkele goed-geëquipeerde eenheden boven een poging om op zoveel mogelijk plaatsen aanwezig te zijn. Op de begroting 1978 van het bisdom is 162.000 gulden voor het bedrijfsapos tolaat uitgetrokken. Een geleidelijke verhoging met 100.000 gulden zou haal baar kunnen blijken. De „commissie van vijf" heeft ook geadviseerd een functionaris aan te stellen voor vraag stukken voor kerk en samenleving. Op de begroting van dit jaar is daarvoor al een extra post uitgetrokken. Prof. dr. Hans Kueng, hoogleraar in de theolo gie aan de universiteit van Tu eb ingen in West- Duitsland, heeft eem documentatie van vier honderd pagina's gepubliceerd over zijn con flict met de Westduitse bisschoppen en de Congregatie voor de Geloofsleer in Rome. Het is uitgegeven onder de titel „Om niets anders dan de waarheid" (Um nichts als die Wahrheit) bij uitgeverij Piper in Munchen. In het slotwoord van deze documentatie doet Kueng een beroep op de Duitse bisschoppen om tot een beter begrip te komen. Hij verklaart uitdrukkelijk trouw te zijn aan het oude geloof der oude kerk. Maar hij herhaalt daarbij dat hij weigert, „door een handige, maar puur formele herhaling van traditionele formulerin gen ertoe bij te dragen, dat een onmondig letterlijk geloof wordt verkondigd in plaats van een volwassen christelijk geloof'. Kuengs documentatie bevat alle documenten en de notulen van alle gesprekken, die hij heeft gevoerd met de Westduitse bisschoppen. De documenten zijn zowel van de Westduitse bis schoppen afkomstig als van de Congregatie voor de geloofsleer. Kueng is al ruim tien jaar in conflict met Rome en de bisschoppen. Het begon met zijn boek „De kerk" uit 1967. Vervol gens kreeg hij moeilijkheden over zijn boek over de onfeilbaarheid van de paus, dat hij in 1970 publiceerde. Hetzelfde lot trof zijn boek „Christen zijn" uit 1974. Op 1 november 1977 verweten de Westduitse bisschoppen in een „verklaring voor allen, die tot taak hebben het geloof te verkondigen", aan Kueng, dat hij in belangrijke zaken een breuk had aangebracht in de traditionele r.k. geloofs leer. Hans Kueng ontkent in zijn documentatie dit verwijt ten stelligste. Hij dringt er bij de bis schoppen op aan om de strijd te staken, want - zo schrijft hij - „wij hebben belangrijker dingen te doen". [et vicariaat-generaal van het tisdom Rotterdam heeft na mens de bisschop van Rotter- lam, dr. A. J. Simonis, in een 'def aan het het bestuur van iet rooms-katholieke vicariaat an de Merenwijk te Leiden, de oezegging gevraagd eraan mee e werken, dat de gezamenlijke 'iensten van protestanten en itoms-katholieken in de Meren wijk niet meer zullen worden lehouden. leze diensten worden op zonda- jochtend gehouden. Op zater- «g is er een rooms-katholieke bering, onlangs ingesteld om tón de bezwaren van de bis schop tegemoet te komen. Algemene Kerkelijke Meren- j Wijkraad, waarin alle deelne- Bisdom vraagt „Merenwijk" stopzetting gezamenlijke diensten mende kerken vertegenwoor digd zijn, heeft in een buitenge wone vergadering zich beraden over het verzoek. Dit samen met de theologische begeleidings commissie, het bestuur van de Gemeenschap van Kerken in Leiden, de drie leden van het dekenale team en de adviseur van de bisschop voor oecumeni sche aangelegenheden. Doel van dit beraad was een weg te vinden om dr. Simonis. duidelijk te maken, dat het sa menleven en samen getuigen als christenen in deze wijk niet meer mogelijk is als het hart van het samen christen-zijn, de gezamenlijke vieringen, wordt weggesneden. Het bestuur van het vicariaat van de Merenwijk overweegt momenteel welke -beslissing moet worden genomen. Het laat zich daarbij leiden door de geest van samenwerking die in de loop van zes jaar tussen de ker ken in de Merenwijk is ge groeid. Christenen moeten het de moeite waard vinden dat de vragen, die de wetenschap waarden de christenen als ge meenschap vanuit haar geloof in Christus kunnen aanbie den. Dit is de achtergrond van de eerste „Radbouddag", die de Radboudstichting Wetenschap pelijk Onderwijsfonds zater dag houdt in de katholieke studentensociëteit „Alcuin" in Delft. Deze Radbouddag is een voor lopige afsluiting van de discus sies, die maandenlang zijn ge voerd in de diverse r.k. stu dentenparochies en studenten verenigingen in de Nederland se universiteitssteden. Aan de grondslag van hun discussies liggen drie werkstukken af komstig van een socioloog, een filosoof en een theoloog. Alle drie werkstukken behan delen de grote spanningen, welke het gevolg zijn van twee verschillende visies op de kerk: de kerk als vaststaand gegeven waarin geen verande ring mogelijk of zelfs fout is, of de kerk als beweging en voortdurend „op weg". Samen met de drie deskundi gen, die de drie werkstukken hebben opgesteld, zullen de studenten morgen hun discus sies tot een afronding probe ren te brengen. Zij vormen daartoe drie discussiegroepen. Een onder leiding van de Til- burgse theoloog prof. dr. J.F. Lescrauwaet, die verantwoor delijk is voor het werkstuk: „Kerk: institutie of bewe ging"? Een tweede onder lei ding van de Eindhovense filo soof prof. dr. W. Luijpen, die een discussiestuk heeft ge schreven over „Christelijk ge loof en de kerk van Christus". De derde discussiegroep ten slotte onder leiding van de Nij meegse socioloog prof. dr. J.M.G. Thurlings, die zijn bij lrage aan de discussie gesteld heeft onder de titel „Christen dom, institutie of beweging?". Na een discussie in groepen volgt in de namiddag een ple naire vergadering onder lei ding van de Nijmeegse hoogle raar prof. dr. A.G.M. van Mel- sen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 11