We zijn blij iets voor Nederland terug te kunnen doen ZUSTERS VAN MOEDER TERESA: Radiografisch vliegen op populaire vleugels in Pijnacker ROTTERDAM Nadat Nederland eeuwenlang zelf gen eindeloze stroom missionarissen over de wereld heeft uitgezonden, lijken de rollen thans te worden omgedraaid. De orde van Moeder Teresa in Calcutta is namelijk in Nederland gekomen om de Nederland se kerkprovincie te helpen bij haar missiewerk in het land zelf. Vier zusters heeft de congregatie naar ons land afgevaardigd. Devoot, zonder enige ophef te maken zijn ze in augustus vorig jaar gearriveerd. In alle stilte hebben ze een etage woning in Rotterdam betrokken en van daaruit begeven ze zich op hun tweedehands fietsen nu dagelijks op weg om nood te lenigen, waar die zich aandient en daardoor te getuigen van Christus. „Ach, waarom zouden we zulke grote woorden ge bruiken", zegt de woordvoerster van het viertal, zuster Monica. „Moeder Teresa heeft ons gevraagd hierheen te gaan. Welnu, als zij dat vraagt, doen we dat. De mensen in India zijn niet belangrijker of minder belangrijk dan die in Nederland. Het maakt niet uit waar we werken. De wereld is één groot gezin God is onze vader." Hier en daar is een eenvoudige versiering aange bracht. Zoals een wandbord met de (Engelse) tekst: ,Jezus is het hoofd van dit gezin 3e stille toehoorder bij elk gesprek De onzichtbare gast bij iedere maaltijd" tfet Nederlands beheerst zuster Monica nog niet. Ze itudeert er hard op, net als haar collega's zuster /irraine en zuster Kusuman. De vierde zuster, Lockie jenaamd, is van origine zelf een Nederlandse. Het s dankzij haar aanwezigheid èn dankzij de hulp van de postulant Hanneke Klap dat de taalpro blemen tot nu toe geen onoverkomelijke moeilijk- ieid vormden. „Maar voordat we echt aan het werk iunnen, moeten we toch eerst alle vier de taal loeiend spreken", beklemtoont zuster Monica. „Wat tot nu toe hebben gedaan, is eigenlijk vooral ons iriënteren". Welke werkzaamheden ze precies gaan /errichten zodra ze wel volledig geacclimatiseerd zijn, taat het viertal nog niet duidelijk voor ogen. !o heel gewichtig is dat in hun opvatting ook niet, imdat het uitdragen van de Blijde Boodschap voorop taat. „Wat wij nastreven", aldus zuster Monica, „is oveel mogelijk als Christus te leven en daardoor van lem te getuigen. De precieze aard van ons werk is »an minder belang. Er valt zoveel te doen. De een- aamheid onder oude zowel als jonge mensen in Nederland vaak immens groot, om maar wat noemen. We kunnen in ziekenhuizen werken, onder lcoholisten, onder drugs-verslaafden. We weten het cht nog niet. Van tevoren uitgebreide plannen ma- en doen we trouwens nooit. We zien wel wat het odigst is en pakken dat op." )e uitnodiging aan Moeder Teresa om enkele van aar zusters naar Nederland te sturen is afkomstig an monseigneur Simonis. Deze maakte twee jaar eleden kennis met de wereldberoemde religieuze uit lalcutta. „Ik raakte sterk van haar onder de indruk meende dat de radicale aanpak die het werk van aar congregatie kenmerkt ook de zielzorg bij ons elangrijk zou kunnen stimuleren. Met name in een Rotterdam waar bijvoorbeeld de drugs-ver- laving, de prostitutie en de daarmee samenhangende criminaliteit zich tot een ware plaag ontwikkeld hebben. Tij dens mijn gesprek met de Moeder heb ik de vraag opge worpen of de nood in India mogelijk niet groter is dan in Nederland. Zij heeft mij daar op geantwoord: „Uw samenle ving kampt niet met honger en ziekte, maar wel met een grote geestelijke armoede. Hoe nij pend materiële problemen ook kunnen zijn, uiteindelijk is geestelijke nood altijd erger. In rijkdom overlijden zonder geloof, is rampzaliger dan met het volle vertrouwen in God aan ondervoeding sterven." Ik ben het daarmee eens. In laat ste instantie gaat het niet om het leven hier, maar om de hemel. Een belangrijke overweging bij mijn uitnodiging is verder geweest dat de orde van Moe der Teresa er één van de zeer weinigen in de wereld is die allerwegen een verbluffend aantal roepingen trekt. Mijn hoop is de aanwezigheid van de beproeving zal worden doorstaan de zusters in Rotterdam, ook veel Nederlanders die religieus gemotiveerd zijn en praktisch werk willen doen, zal inspireren om tot de congregatie toe te treden. Het zou prachtig zijn als de groep in Rotterdam wat dit betreft als een sluis zou werken", aldus de bisschop die hieraan ten overvloede toevoegt dat zijn vertrouwen in de Indiase zusters niet moet worden uitgelegd als een gebrek aan vertrouwen in de Nederlandse religieuzen. „Als bisschop redeneer ik domweg: „alles wat ik er aan goede krachten bij kan krijgen in mijn bisdom, is meegenomen"." In het rijtjeshuis nabij de Strevelsweg in Rotterdam legt zuster Monica inmiddels uit dat Nederland niet het eerste „missieland" van de congregatie is. Ook in Rome, Belfast en New York om een paar voorbeelden te geven zijn navolgelingen werkzaam van de vrouw die op 18 augustus 1945 de congregatie van Loreta verliet om haar werk uitsluitend nog te wijden aan de armsten onder de proletariërs. In haar eentje begonnen beloopt het aantal medestanders van Moeder Teresa nu de 1800, te weten 1500 zusters en 300 broeders. Over zichzelf heeft de nu 68-jarige religieuze die geboren is in het Joegoslavische Skopje nooit iets willen vertellen. In navolging van die uit bescheiden heid voortkomende weigering willen ook de zusters in Rotterdam over hun persoonlijke achtergronden niets meedelen. Wanneer en hoe ze met de orde in aanraking zijn gekomen, waar ze tot nu toe hebben gewerkt en wat ze daar hebben gedaan, het doet allemaal niet ter zake. Wat telt is alleen het streven om als een goed Christen te leven en de medemens te inspireren dat ook te doen. De dagindeling van de Rotterdamse zusters begint 's morgens om vijf uur met zestig minuten gebed en meditatie. Daarna spoeden ze zich in hun wit-blauwe gewaden naar de H. Mis. Rond zeven uur gebruiken ze een eenvoudig ontbijt en daarna volgt een pro gramma van afwisselend gebed, studie en arbeid. Arbeid die vooralsnog beperkt blijft tot het verlenen van assistentie in enkele huizen voor demente bejaar den in Rotterdam, gedurende enige uren per dag. Na het avondmaal gunt het viertal zich een uur lang ontspanning en om 10 uur wordt het hoofd weer te ruste gelegd. Hoe dat leven gefinancierd wordt? „Wij vertrouwen op de Goddelijke Voorzienigheid" is de even simpele als blijmoedige reactie van zuster Monica. „Alles wat we nodig hebben om het hoofd boven water te houden, wordt ons op één of andere manier in de schoot geworpen. De bedden waarin we slapen, de fietsen waarop we rijden, het geld waarvan we ons eten kopen, alles is ons door weldoe ners geschonken. Neem dat gordijnrailtje daar. Tot voor kort konden we geen gordijnen ophangen omdat we niets hadden om ze aan te bevestigen. Iemand zag dat en loste het probleem op. Zo gaat het altijd." Ook tegen het werk dat haar hier wacht ziet deze 41-jarige in Calcutta geboren vrouw niet op: „Natuur lijk is er in Nederland sprake van een grote geestelij ke nood. De mensen dreigen de christelijke inspiratie te verliezen. Maar de stelling dat heel Nederland verloederd is, gaat bepaald ook weer veel te ver. Veel mensen bezoeken de kerk niet meer, maar zijn in hun hart toch van goede wil. Laatst werden in onze parochiekerk twee priesters gewijd. Terwijl het daar anders vaak hol en leeg is, waren de banken toen tot de laatste plaats bezet Ook met Kerstmis zat de kerk tjokvol. Daaraan zie je dat er nog steeds een groot vertrouwen in God bestaat. Veel mensen zijn de weg kwijt, maar ze blijven zoeken om weer op het goede spoor te komen. De kerk maakt nu een crisis door, maar ik voel van binnen dat die beproeving zal worden doorstaan en dat op een gegeven moent de kerken weer vol zullen stromen. Als wij Indiërs, als instrument van God, daarbij een heel klein beetje mogen helpen, kunnen' we daar alleen maar dankbaar voor zijn. Nederlandse priesters, Nederlandse broeders en zus ters zijn in de loop van de afgelopen eeuwen altijd bereid geweest om India te helpen. Nu het aantal roepingen in Nederland zo sterk afneemt, zijn we alleen maar blij dat we iets terug kunnen doen WILLEM SCHEER Ach meneer, soms koiuen van die onge jongens de winkel binnen met en paar honderd gulden. Ze kopen e hele zaak bijna kant en klaar, mder te weten waarom het vliegt." Wus A. B. Quartel, voormalig roentehandelaar, thans eigenaar sn de grootste speciaalzaak in mo- elbouw in Nederland, gevestigd an de Kerkweg 16 in Pijnacker, lordig gesitueerd tussen Delftse, lerkelse en Nootdorpse koeien. Zijn 'oorpui verraadt vrijwel niets. De talage is zo groot als die van een ooroorlogse winkel in brood en •anket, maar de warme bollen en iroodjes zijn vervangen door vlieg tuigmodellen. „Ga maar eens naar innen", adviseerde iemand. „Je Weet niet wat je ziet." «t binnenkomen wordt tegenge werkt door een tamelijk smalle, Uemmende voordeur, maar voor de nodelbouwer schuiven de wolken uit- gen voor een blik op een modelpara- njs: tientallen motorkisten hangen m 'He grootten en dat is soms heel elkaar verdringend aan de oldering; tegen de muren van de fcdrijfsruimte die op 200 vierkante "eter wordt begroot, zijn toonban ken aangebracht. Daarachter Quartel !n zoon en drie man personeel. Me- ,0Uw Quartel zit elders en houdt Zich bezig met de boekhouding. Zwij gend wachten drommen klanten op nun beurt, geduld beoefenend zoals j*® dat in hun hobby gewend zijn, want Quartel en de zijnen vormen net levend tegendeel van de cash and prry-bedrijven. Zij geven bij alles j®kst en uitleg omdat, ondanks alle J®^uwdoosveranderingen van de laat- Jaren modelbouw een hobby is Radiografische besturing. Quar tel: „Steeds goedkoper, steeds meer populair. En alles per bouwdoos". Misschien maar net een tiende deel van wat Quartel, die zegt „elk denkbaar onderdeeltje in voorraad te hebben" te bieden heeft. gebleven die zich afspeelt op de vier kante millimeter. Sommigen zijn be reid daar handen vol geld aan uit te geven, als teken des tijds wellicht, anderen betreden de zaak met een paar kwartjes en om met een roeke loos weekeinde in het vooruitzicht stille uurtjes door te brengen met een paar plankjes, een tube lijm, een doos spelden en een werktekening, 't Is maar hoe de hobbyist zijn hobby ziet en wat dat betreft zijn de ver schillen enorm groot. Quartel had iu Pijnacker een groen tezaak, maar bet eerste jaar na de oorlog zat hij al met radiokristallen een zender en ontvanger in elkaar te prutsen, in te bouwen in een van de logge, met linnen bespannen mo delvliegtuigen. Zijn grote hobby die hij deelde met onder anderen de Rotterdammer Evert Kreulen, de Nederlandse pionier in het model vliegen met radiobesturing: 1946, toen al. Quartel verdeelde zijn tijd tussen de aardappels en groenten en de plank jes balsa, vuren en grenen latjes, tot hij zes jaar geledtn aan de Pijnacker- se Emmastraat zijn keuken tot win keltje inrichtte. „Ik deed zo v#el aan modelbouw, ik had overal contacten. Daarom wist ik hoe en waar je goed koop aan onderdelen kon komen, ook voor vriendjes. De keuken werd win kel en binnen vier jaar was zijn keuken veel te klein geworden. Aan de Kerkweg kwam een ruim pand vrij, waar hij bijna letterlijk binnen vloog. „Maar het wordt nu ook al te klein." Hij fluistert: „Tja, ze zeggen dat ik de grootste speciaalzaak in Nederland heb. Dat heb ik ook wel, misschien ja. De leveranciers zeggen het. Het vrije vliegen wordt minder, zoals alles van „vroeger" vermin dert. De A2-wedstrijdzwevers, de rubbermodellen, free-flights, lijnbe- sturing (controlliners), alles gaat ten koste van de radiografische bestu ring, die in handen van ervaren mo delbouwers zo gemakkelijk lijkt. Quartel: „Je had eerst de dieselmoto ren, van een halve tot vijf of meer cc. Ze zijn er nog wel, maar ze trillen en zijn voor radiografische besturing te onrustig. Voor de dieselmotoren zijn in de plaats gekomen de gloei- plugmotoren, in feite normale twee- en viertactmotoren waarvan de gloei- plug te vergelijken is met een bougie van een automotor. Met een accu wordt die plug aan het gloeien ge bracht en de hitte van de draaiende motor houdt dat aan de gang. Er zijn tegenwoordig ook electrische moto ren, zonder lawaai en stank, die acht tot tien minuten kunnen draaien. De toekomst? Nee. ik zou denken van niet. De echte hobbyisten willen la waai en de geur van brandstof, afre gelen. Bovendien is het goedkoper: hoewel het niet veel scheelt." Sinds de ruimte in Nederland kleiner werd en de modelbouwers niet meer uren en kilometers achter hun steeds kleiner wordend model aan konden hollen, steeg de behoefte aan appara tuur om met vliegtuigen op kleiner gebied uit de voeten te kunnen: met zendapparaten konden de modellen kilometers ver vliegen en toch aan de voeten van de eigenaar terugkeren. De instrumenten werden op grotere schaal verkocht en konden steeds goedkoper worden, waardoor ook de vraag weer steeg. Quartel: „Dat geeft soms problemen. Wie er handig mee is, kan jaren met één model vliegen. Het ziet er gemak kelijker uit dan het is, waardoor mensen denken, kom, dat kan ik ook, dat is leuk. Maar het is geen speel goed. Twee weken later zie je ze terug: „Het viel toch tegen meneer, wat krijg ik terug vóór m'n appara ten?". Dat kan nooit zo heel veel zijn, waardoor ie mensen moet tpleurstpl- len. Als ik zie dat iemand duidelijk beginner is, adviseer ik ze eenvoudig en goedkoop te beginnen. Dan kun nen ze er jaren plezier van hebben en toch nog uitbreiden. Dan zie ik ze terug, tevreden. Ja, natuurlijk spreekt dan ook de handelaar in me, maar toch het meest de hobbyist. Net zo goed als ik weet dat we vroeger meer plezier in het bouwen en ont werpen hadden; het accent is nu verschoven naar het vliegen. Al we ten sommigen niet eens waarom iets vliegt. Aërodynamica? Daar hebben ze niet van gehoord. Ze kopen een bouwdoos, ze willen ermee vliegen. Of varen, want ik doe ook in boten. „Schnellbaukasten", het woord zegt het al. Het moet snel gebeuren". Zijn de modelbouwers van nu min der gauw tevreden dan vroeger? Jachtiger? Quartel: „De mogelijkhe den van nu zijn veel groter. Er zijn nog steeds clubs met mensen die voornamelijk bouwen, vooral model len met rubber motor. Een wal geï soleerde groep. De meesten kopen een bouwdoos, motor en zendappara tuur. Trouwens, als je alles bij el kaar optelt, is een bouwdoos niet duurder dan wanneer je zelf een ontwerp maakt en dat bouwt met losse onderdelen. Bovendien heeft elke bouwdoos zwakke plekken; die kan je als hobbyist zelf verbeteren, je bent nergens aan gebonden". Over heel Nederland zijn clubs, met beginners en ervaren modelvliegers. Quartel: „Het gaat om de eerste aan schaf, die onder de driehonderd gul den kan blijven wat radiobesturing betreft en dan is er altijd ook nog gebruikt spul, van mensen die wilden nithrpiffpri Dp pnHprpn wpfpn hnp bat vroeger was; als je twee, drie vlucht en met één model maakte, dan was het al heel wat. Daarna kon je weken repareren, als het model niet was weggevlogen. Je vliegt nu ook wel eens een kist in de prak, maar er zijn er ook die jaren met hun model doen, omdat het slechtst vliegende model altijd is terug te halen. En wat hulp betreft, staan de clubleden voor el kaar klaar. Ik help ook. Kijk. Ik was destijds geen makke jongen in de handel, ik wist hoe je op de veiling moest werken. Die ervaring komt me nu van pas in de modelbouw, al moet ik er soms voor naar Italië, Duitsland als grootste leverancier, Japan en Amerika. Maaf als een man de win kel binnenkomt en zegt, Quartel, het dinp vljpgt nipt en iV -r-'ir niet aan de praat, dan neem ik daar de tijd voor. Die motor doet het altijd, en wat het vliegen aangaat: op zondag ben ik vrij en op maandag morgen. Dan maak ik voor die dag met zo'n man een afspraak en gaan we vliegen, dat hoort bij m'n vak. Want wat ook waar is: naarmate het modelvliegen meer populair wordt, is de afval van belangstellenden ook groter. Daar denken ze niet altijd aan. Want het is altijd nog moeilijker dan het lijkt en voor kinderen gevaarlijk. Want zo'n propeller maakt niet al leen een rotherrie, je moet ook goed uitkijken voor je vingers. Alleen het besturen' Ja, düt kan een kind, ais het handig is".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1978 | | pagina 17