Charles Chaplin werd door enkele films al onsterfelijk Muziek veredeld WILLEM VAN OTTERLOO (70): JNST LEIDSE COURANT, DINSDAG 27 DECEMBER 1977 PAGINA 9 SU on B m O |e vermaarde filmkomiek Charles Chaplin, lie op de ochtend van de eerste kerstdag |p 88-jarige leeftijd overleed (met zijn vierde ichtgenote. de voormalige Oona O'Neill). in gezelschap van prins Bernhard, koningin Juliana en prinses Beatrix na het «ontvangst nemen van de Erasmus-prijs. Met het overlijden van Charles Spencer Chaplin op 88-jarige leeftijd is de laatste der grote komieken uit de gouden jaren van de Amerikaanse zwijgende film van ons heengegaan. De laatste en wellicht de grootste, want hoewel hij sedert 1922 in achttien jaar slechts in vijf films optrad, bleef hij ondanks sterke concurrentie van Harold Lloyd, Harry Langdon en in het bijzonder van Buster Keaton de favoriet van het wereldpubliek, dat reikhalzend naar iedere nieuwe Chaplin-film uitzag. Zijn grootste verdienste is misschien wel dat hij de Amerikaanse filmklucht, die in het jaar 1914 toen Chaplin door de oude rot Mack Sennett uit een Engels pantomime-gezelschap werd „ge plukt" nog bestond uit een aan tal geïmproviseerde komische situaties, die tot een dolle ach tervolging leidden, meer diepte en karakter gaf. Geboren op 16 april 1889 in East Lane, Walworth volgens Chaplin's eigen woor den" de sloppen van Londen waar nog de sfeer van Charles Dickens hing", uit een verpauperde artistenfamilie, stond de kleine Charlie al op 5-jarige leeftijd op de planken om zijn zieke moeder te vervangen. Met 7 jaar maakte hij al deel uit van een groep, die zich de „Eight Lancashire lads" noemde en op 3 oktober 1910 vond zijn Amerikaanse debuut plaats met Fred Karno's pantomime- groep, waarvan ook Stan Laurel - mees tal als Chaplin's understudy-deel uit maakte. Daar werd hij in 1913 ontdekt door Mack Sennett, die de kleine komiek voor het ongelooflijk hoge bedrag van 150 dollar per week een contract aanbood bij de Keystonestudio's, die steeds weer op zoek waren naar nieuw komisch talent. Chaplin wist niets van film af en het razende tempo waarin men werkte ver bijsterde hem. Maar reeds in zijn tweede film, vond hij een paar oude veel te grote schoenen van Keystone's top-komiek Ford Sterling, een veel te wijde broek en om zijn zwerversfiguur enige waardig heid te geven voegde hij nog een rottink je en een bolhoed aan het costuum toe. Omdat Sennett een wat oudere figuur wenste mat hij zich ook nog een tanden- borstelsnorretje aan, en de zwerversfi guur zoals miljoenen hem leerden kennen was „geboren". Het tempo van 34 films per jaar lag Chaplin echter te hoog, en toen in 1915 Essanay-films hem een contract aanbood, dat niet alleen financieel veel aantrekke lijker was, maar hem tevens meer artis tieke vrijheid bood, aarzelde Chaplin geen moment. De Essanay-films tonen een duidelijke ontwikkeling in het karak- ter van „The little fellow" zoals Chaplin j zijn zwerversfiguur vertederd placht te I noemen en de twaalf films, die hij tussen j 1916 en 1917 voor Mutual maakte, zijn qua stijl nog rijper. De verschoppeling, die zonder zelf een i sou te bezitten zich volledig inzet voor j andere minder bedeelden, of het nu een i vondeling is zoals Jackie Coogan in „The kid", een door haar stiefvader geterrori- j seert paardrijdstertje als Myrna Kennedy I in „The circus" of een blind bloemen ver- I koopstertje als Virginia Cherill in „City Lights", kwam pas te voorschijn in de i laatste films, die hij voor First National I maakte. I Tegen die tijd was Chaplin ook in een positie, dat hij zich kon veroorloven ge heel onafhankelijk te werken in de door hem met Douglas Fairbanks, Mary Pick- ford en regisseur D. W. Griffith opgerich- te maatschappij United Artists. Na eerst j voor zijn trouwe tegenspeelster Edna Purviance „A woman of Paris" te hebben geregisseerd in de hoop haar een ster- I carrière als dramatisch actrice te bezor- gen - de film maakte een ster van Adolp- he Men jou, Edna bleef tot haar dood in 1958 op Chaplin's loonlijst - begon Cha- plin aan zijn „The gold rush", alleen al i onvergetelijk door de scène waarin hij j zijn schoen verorbert alsof het een delica- tesse is en de broodjesdans in de drooms- i cène. Het feit, dat hij twee jaar lang niet op het scherm te zien was geweest had niets aan Chaplin's enorme populariteit afge- j daan en zo verging het ook met „The circus" een film die in 1928, dus weer j drie jaar later zijn première beleefde. Inmiddels had de geluidsfilm de wereld I veroverd, maar Chaplin, bang dat zijn zwerver door dialoog zou ophouden „in- Jharlie Chaplin in gesprek met Sophia Lo- en. tijdens de opnamen van „A countess om Hongkong" in 1965. Charlie met de dronken miljonair (Henry Myers), die hem niet meer herkent als hij nuchter is in „City lights". Charlie de zwerver in een karakteristieke pose in de film „A dog's life". ternationaar te zijn, Dracht z'n film „City lights" in 1931 uit met slechts achter grondmuziek en geluidseffecten. Zelfs in 1936 met „Modern times" schuwde hij het gesproken woord, al was Chaplin's stem te horen als zingende kelner. Maar dan een, die zijn tekst kwijt was en alleen maar onverstaanbaar gebrabbel voort bracht. „Als ik van de verschrikkingen van de concentratie-kampen geweten had, was ik er nooit aan begonnen" zegt Chaplin van zijn „The great dictator" die in okto ber 1940 in première ging. In de dubbel rol van een joodse kapper en de dictator Adenoid Hynkel zag Chaplin de gelegen heid om „de zwerver" aan het slot een goedvolle redevoering te laten afsteken. Zo'n boodschap zat ook aan het einde van „Monsieur Verdoux" in 1947, toen Chaplin zijn zwerverscostuum voorgoed aan de kapstok had gehangen en een beminnelijke vrouwenmoordenaar speel de, die zijn wandaden alleen maar be dreef om aan geld te komen voor zijn invalide echtgenote. Inmiddels echter was Chaplin, ook be schuldigd van communistische sympa thieën, door enkele onverkwikkelijke pro cessen in ongenade gevallen bij het Ame rikaanse publiek en had als een verbit terd man zijn biezen gepakt om zich in het Zwitserse Corsair sur Vevey op een. als een fort bewaakte villa terug te trek ken met zijn jonge vrouw Oona, dochter van de toneelschrijver Eugene O'Neill. Chaplin had altijd oog voor jonge vrou wen gehad. Zijn huwelijk met Mildred Harris was stuk gelopen omdat zij alleen maar van feestjes hield en hem het wer ken onmogelijk maakte. Ook zijn verbin tenis met Lita Grey was niet van lange '•iur. ditmaal door de bemoeienissen van een dominerende en ambitieuze schoon moeder, die een carrière voor haar doch ter zag. Het in 1936 in het geheim in Japan gesloten huwelijk met Paulette Goddard, die hij net in „Modern times" tot ster had gepromoveerd, was op den duur geen succes, omdat zij een eigen carrière opbouwde. Maar Oona was pre cies wat een man als Chaplin nodig had. Zij gaf zich volledig aan hem, steeds bescheiden op de achtergrond blijvend. Niet alleen dat zij hem acht kinderen schonk, van wie Geraldine door haar Hollywood-films en het werk met haar Spaanse vriend, de regisseur Carlos Sau- ra, wel de meest bekende is, Oona gaf Chaplin ook de rust om zich weer geheel, aan zijn werk te wijden. Toch zullen velen teleurgesteld geweest zijn in Chaplin's wel erg romantische „Limelight", waarin hij zich als de oude clown Calvero ontfermt over het ballet danseresje Claire Bloom en zijn boorde vol maatschappij-kritiek zittende „A king in New York", om van de door hem geregisseerde ouderwetse komedie „A countess from Hongkong" met Sophia j Loren en Marlon Brando nog maar te I zwijgen. i Tot aan zijn dood zat Charles Chaplin nog boordevol nieuwe filmplannen, die echter mede door zijn zienderogen ach- teruitgaande gezondheid nooit werden verwezenlijkt. Charles Chaplin is dood, maar een aantal films hadden hem onsterfelijk gemaakt. Want nog generaties lang zullen jeugdige kijkers met ver- en bewondering kijken naar die kleine zwerver, die miljoenen over de hele wereld wist te ontroeren èn laten lachen. Otto Milo Charles Chaplin in rolstoel in gesprek met Koningin Elizabeth van Engeland, na tot ridder geslagen te zijn. „Zullen we maar me teen beginnen? U heeft vermoedelijk ook wei meer te doen". Hoewei Willem van Otterloo I vandaag zeventig is ge worden, maakt hij niet I de indruk van een kras se oude, die verlangend I uitziet naar de dag waarop hij voorgoed zijn tuintje kan aanhar ken. Eerder toont hij zich de ervaren dirient die weet hoe hij zijn krachten moet verdelen cn dat zijn tijd een kost baar goed is. Het praat minder gemakkelijk, ze ker wanneer Van Otter loo, jachtig en wel, toch kwijt wil hoe hij denkt over de discutabele huisvesting van het Re sidentie Orkest, de rol van Japanse violisten in Nederland en discipline in het orkest, plannen cn idealen. Rustgevend element vormt slechts de hond Amico, een geweldige Chou-Chou, die als een in elkaar gezakt bontpa leis een flink stuk achterka mer in beslag heeft genomen, echter buiten het gezichtsveld van Van Oterloo die blij mag zijn dat hij zijn broodwinning niet op een blaasinstrument heeft gebaseerd, want de ta baksindustrie heeft in Van Ot terloo een krachtige afnemer. Hetgeen niet van invloed is op zijn prestaties en niveau, waarvan Van Otterloo zich drommels goed bewust is.1 „Natuurlijk weet ik dat ik een van de grote dirigenten van Nederland ben. Alleen, dat is geleidelijk gegaan. Ja, ik zou jonge dirigenten willen en kunnen vertellen hoe ze moe ten werken, al zullen ze nooit willen luisteren naar een oude als ik. Ze brengen hun talent mee, maar dat betekent niet dat ze met een orkest meteen goed kunnen omgaan, dat is iets wat je op den duur leert. Voor een onervaren dirigent is dat ook moeilijk. Je opmerkin gen moeten to the point zijn, i waarbij tijdverlies van belang is. Kijk, als er moeilijkheden zijn in een bepaalde maat, laat het orkest dan niet helemaal opnieuw beginnen, waardoor ze alle voorgaande vijftig ma ten ook nog moeten doorspe len en dat een paar keer. Pre cies: drie maten vóór de moei lijkheid; niet méér. Vergeet niet, dat muziek voor die men sen werk is en dat tijdverlies ook in de muziek een rol speelt. Natuurlijk ken ik de musici die nog éven doorspe len als je hebt afgetikt, nog even iets anders doen. Ik heb liever te maken met gediscipli neerde orkesten, die ook on middellijk ophouden als je af tikt. O ja, er mag best worden gelachen, dat komt vaak ge noeg voor. Dat maak ik mee, dat het orkest slap ligt; maar als je opnieuw begint, dan be gint ook iedereen. Gewoon, ge concentreerd op het werk. Amusement Na drie jaar General Musik Direktor te zijn geweest in Diisseldorf, begreep Van Ot terloo dat hij daarmee moest ophouden. „Muziek beschouw ik als veredeld amusement Maar wat dat orkest moest kunnen opbrengen was onmo gelijk, zowel voor de musici ais voor mij. „Ich bin milde", zeiden ze al, nog voor ik be gon. Dan hadden ze aan ope ramuziek al zoveel dagen ge werkt. En om ddn Mahler in te studeren., dat kon men niet van mij verlangen, van het orkest overigens ook niet In acugustus ben ik daarmee ge stopt". Ook het werk in Australië heeft Van Otterloo moeten be perken. „Als het hier eindelijk lente werd, vertrok ik naar Australië en dan werd het daar juist herfst. Ik ben aan het Sydney Symfonie Orkest Chef dirigent gebleven. Maar er is een driejarig contract opgesteld, waarin is opgeno men dat ik volgend jaar een maand in Sydney werk en een maand in Melbourne; dan heb ik ook nog iets aan de zomer. Overigens is het in Australië erg prettig werken. De musici weten wat ze willen en wat ze kunnen. Daar kan ik ook doen wat ik altijd heb gewild, wer ken met een trainingsorkest. Want wat ik bedoel: jonge mu sici komen van het conservato rium en moeten meteen in een orkest meespelen. In Australië kan je de besten van het con servatorium nemen en die bij elkaar in een trainingsorkest zetten, ze komen uit het hele land. Zo kan je opbouwen. Maar in Nederland... Wat de muziekscholen betreft zou ik willen zeggen: hoe meer hoe liever. Maar in zo'n klein land als het onze; je hebt con servatoria in Utrecht, Den Haag, Amsterdam, Tilburg..'.. in Nederland is alles versnip perd. Ik heb ook in Nederland altijd een conservatoriumtop voor ogen gehad, maar het blijkt niet mogelijk te zijn. Idioot, eigenlijk". Poeldijk Dichter bij huis neemt Van Otterloo het graag op voor zijn Residentie Orkest, waar mee hij in 1949 voor het eerst als leider kennis maakte. „Een goed orkest. Maar de Jap: Van Otterloo 70: onder vier voetige belangstelling van Amico. huisvesting is miserabel. Ze moeten nu naar Poeldijk om er te kunnen repeteren. Nee, zoals in het Concertgebouw, zo zou het moeten zijn. Een vast trefpunt, voor musici en bezoekers. Als het aan mij lag, liet ik iets bouwen tegen het centrum aan. Zo aan het Malieveld. Bij het centrum en toch voldoende parkeergele- an In Japan liggen de zaken weer geheel anders, zoals Van Ot terloo dat met enthousiaste ogen kan ervaren. „Dat wist ik al van foto's, zoals Japanse kinderen worden opgeleid voor violist. Tientallen kinde ren die door één pedagoog gelijktijdig worden opgeleid. Ik weet ook niet hoe die tradi tie is ontstaan, maar Japan levert enorm veel violisten af. Ook blazers, maar dat pas de laaste tien, vijftien jaar". De komst van veel Japanse violisten naar Nederland lijkt daarmee voldoende verklaard; hoe het komt dat de Japanse violist zich zo snel aanpast bij de Westeuropese cultuur, is voor Van Otterloo ook een ge heim. „Ik veronderstel dat ze ooit eens een heel goede con certmeester uit Amerika of uit Europa hebben gehad, die ze heeft geleerd wat Europese muziek is. Misschien geldt dat ook voor de blazers; dat ze nu over heel goede instrumenten beschikken, hoewel ze hun ho bo's ook uit Frankrijk zullen laten komen. Maar je weet hoe het met Japanse instrumenten en zo is: ze maken iets Euro pees na en binnen heel korte tijd is hun produkt niet min der dan het Europese. Of het nu muziek is of een camera". Of geluidsapparatuur. Want die apparatuur van Van Otter loo komt óók uit Japan. Er is niets op aan te merken. F. J. BROMBERG

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 9