Engel van Amsterdam" daalt uit
de hemel op het tv-scherm neer
Bij de foto's:
„Ergens in een zee van tijd, ergens in
de eeuwigheid drijft een planeetje rond
dat aarde heet. Je moet wel echt een
engel zijn, anders vlieg je voorbij zonder
dat je het weet", zingt Jasperina de
Jong, wanneer zij als engel Rafaël naar
de aarde gezonden wordt om daar orde
op zorgelijke zaken te stellen. „Dit loopt
allemaal flink uit de hand, dat heb je
met de lastigste stad in het land", luidt
de uiteindelijke conclusie, maar dan is
de „Engel van Amsterdam" in de gelijk
namige musical twee volle uren in de
weer geweest om het vol bouwgaten
geslagen Amsterdam te leren hoe te
leven in een grote stad waarin klein
wordt gedacht, een stad met te veel
auto-riteiten.
Met dit zwierige zangspel- vierde Amster
dam twee jaar geleden het 700-jarig be
staan en stak daarmee in 200 voorstellin
gen evenzoveel keer de hand in eigen
boezem, want steels en speels gaan falen
en feilen over de hekel in een humoristi-
sch-historische verhandeling, waarvoor
de „Gijsbrecht" van Vondel als model
heeft gediend. Het eindigt ermee, dat
Gijsbrecht er geen gat meer in ziet, ter
wijl het zeewater al binnenstroomt om in
dat gat het Y te vormen. Met Vondel
roept hij uit: „Vaarwel, mijn stad, ver
wacht een andere heer". Tegen die tijd
houdt de engel Rafaël het ook voor ge
zien. Temidden van een geweldige puin
hoop dansend op het ludieke Damrak
keert de hemelse afgezant terug in de
tijdloosheid na de tevreden vaststelling:
„Ieder heeft nu zijn loon en zijn straf en
van dat gezeur ben ik verder af'. En toch
was de hemelbode in het begin verrukt
naar beneden gekomen, een buitenkansje
deze reis, beter dan altijd het paradijs.
In pure engelenzang laat Jasperina dit
aan de wereld weten als zij in een schom
melstoel uit de hemel komt neerdalen. Zij
brengt daarmee gelijk de guitige Goze-
wijn in verwarring, een jiddische bis
schop in het pak van Sinterklaas, een
dartele rol van Lex Goudsmit. Gozewijn
vindt het een verschrikkelijk goed idee.
Rafaël doet gewoon met de mensen mee.
Een engel is dan wel geen man en geen
vrouw, maar in elk geval hoogst boeiend
van bouw. Gozewijn ziet dat hemeltje-op-
aarde, gist dat zijn guitigheden niet lan
ger op een goudschaaltje zullen worden
gewogen en poogt zich even lichtvoetig
te bewegen als de engel, maar moet tot
zijn schade en schande ontdekken, dat
zijn extase even hachelijk als belachelijk
overkomt Geen wonder, hij legt mijter
en staf even af, anders krijgt hij nooit
een kans van deze engel op een dans. Zo
maakt een engel van een bisschop eer-
bengel. Rafaël heeft nochtans andere din
gen aan het hoofd: „Heer, u schiep de
mens gelijk, waarna zij zichzelf verdeel
den in arm en rijk". En de man is de
vrouw de baas, heeft Rafaël gemerkt,
zodat dat systeem dus ook niet werkt.
Een getergde Gijsbrecht (Wim Hoddes)
heeft intussen stevig te stellen met het
opstandige stadsvolkje, van primitieve-
ling tot provo, waarbij Leen Jongewaard
als Vosmeer de Spie voorop loopt. Hij
neemt er geen genoegen mee, dat Gijsb
recht in opdracht van Rafaël de stad gaat
voorzien van een groot gat, waar het Y
moet komen. Gijsbrechts vrouw Bade-
loch (Mieke Bos) eet dapper mee van dit
hemelse gerecht, maar blijft hoog en
hemels zingen dat er een tijd is voor alle
dingen.
Om deze halve historie en hele verdichts
els rond Vondel en de aloude stad aan
de Amstel met derzei ver vrijgevochten
volkje in de kannen en de kruiken van
een mousserende musical te stoppen, ga
ven de organisatoren van de zevende
eeuw-viering de opdracht voor een musi
cal aan de Ned. Opera Stichting en de
Lurelei-club van Eric Herfst En die haal
den Lennaert Nijgh er bij voor de tekst,
Joop Stokkermans voor de muziek en de
Amerikaan Michael Kidd voor de bewe
gingen van het ballet van tien dansers
en danseressen, die op een gegeven ogen
blik zelfs op de fiets op de planken
verschijnen, in een soort van cyclistische
choreografie.
Tot op zekere hoogte was de keus van
Lennaert Nijgh voor de tekst een gok.
Ons land telt slechts één musical-schrijf
talent en dat is Annie M. G. Maar Guus
Vleugel, met gedurende jaren een hoogst
verdienstelijke produktie voor Lurelei,
mocht evenmin onderschat worden.
Daarom ging Tie gedachte naar Guus uit
Die tobde echter juist toen met overspan
nenheid en moest het af laten weten.
Toen viel de naam van Nijgh, die liedjes
had geschreven voor Boudewijn de
Groot zijn vroegere vrouw Astrid en
voor Willie van Hemert het boek „De
kleine luyden" schreef naar aanleiding
van de geflopte tv-serie, die het boek al
evenzeer deed floppen.
Lennaert Nijgh: „De opdracht kwam vrij
laat en ik zat van het begin af in tijd
nood, maar ik moet zeggen, dat ik nog
nooit zo vlot een tekst uit mijn vingers
heb gekregen, ofschoon er toch niet min
der dan veertig liedjes in zitten. De idee
om de zaak te enten op Vondels Gijs
brecht was spoedig gemaakt maar verder
heb ik geen vinger uitgestoken naar Von
dels origineel. Dat hoefde ook niet, want
op school en in het cabaret wordt zo vaak
gestoeid en geparodieerd met dit stuk,
dat iedereen onderhand wel weet wat er
in staat. Wat naderhand mij erg heeft
getroffen is dat ik relletjes en demonstra
ties met spandoeken in de tekst heb
ingeschreven van verontruste burgers
over de afbraak van hun stad, die ik
nadien net zo terug zag bij de Nieuw-
marktrellen over de metrobouw. Ik
schreef niet naar de werkelijkheid, maar
de werkelijkheid voegde zich naar mijn
tekst Toen wij later op tournee gingen
met de „Engel" zag ik in andere steden
trouwens dezelfde ontwikkelingen. Af
braakproblemen gelden bepaald niet als
monopolie voor Amsterdam heb ik toen
ontdekt".
Ter verhoging van het feestelijk aspect
van deze musical werd van Nijgh niet
verwacht, dat hij een doorlopend verhaal
zou schrijven, waarin alle feiten netjes
op een rij staan. Nee, men dacht veeleer
aan een cartoon-achtige opzet tekenfilm
achtige scènetjes, die snel verwisselbaar
zijn, ook iets van een sprookje meekre
gen, in zekere zin een machinale musical,
waarin technische foefjes voor de verras
singen zouden zorgen. Dit lukte allemaal,
Rechts boven: De guitige bisschop Gozewi
(Lex Goudsmit) in Sinterklaaspak stelt 1
aankomst uit de hemel van engel Ra
(Jasperina de Jong) vast: „Dit is dan
engel, geen man en geen vrouw, maar
boeiend van bouw".
Links boven: Jasperina de Jong en Mi-
Bos zingen samen de ouverture van
musical „Engel van Amsterdam", waarbij
zich voelen als de Miepie Sisters of Piem
Sisters.
Onder: Van links naar rechts: boven W
Hoddes als Gijsbrecht en Lex Goudsmit
Gozewijn. Onder Leen Jongewaard als Vc
meer de Spie, Jasperina de Jong en Mi-
maar bovendien zag Nijgh kans om lek
ker lopende taal te schrijven, woordsi
ge wendingen als hapklare brokken
doorheen te mengen en bovenal de
sterdammers speels in de Lurelei te
gen. Dit draaide hier en daar zelfs
gedurfde houdgrepen uit: „We gaan a
opengooien, op drie grachten na voor
mooie" en omdat we elkaar bij troebel-
naar het leven staan: „Kaïn en Abel
geen gevaarlijker dier dan de m
Nijgh vindt dat niemand zich daar
over hoeft te maken, want het is in d<
musical niet een medemens die ons
voor de voeten werpt. Het is de
Rafaël die het hem doet en die h<
precies dezelfde functie als destijds
wijze kater" van Heijermans. Dit
wezens staat boven de wet en daarmee
de schrijvers die zich van hun monden
bedient. En zo komt Amsterdam in deze
musical te kijk te staan als een stad vol
inwendige wrijvingen, en dit alles weer
ludiek gevat in de muziek van Joop
Stokkermans, die putte uit alle muziek
genres, opera, belcanto, pop, jazz, volks
zang en wat dies meer zij, vertolkt door
parelende stemmen, zodat VARA-tv er
zin in kreeg voor tweede kerstdag op
Ned. I om 19.30 uur.
Jasperina als „Engel", Mieke Bos daar
naast als Badeloch. Er is sprake van
geweest, dat het wel eens niet zou kunnen
boteren tussen die twee vrouwen die
elkaar in de lust en de kunst van de zang
vocaal naar het leven zouden staan.
Jasperina: „Geen sprake van. Mieke is
een enige meid om mee te werken. Zij
zingt als een vogel op het dak".
Mieke: „Met Pien naast me voelde ik me
net als vroeger weer een Selvera. Joop
Stokkermans heeft voor ons beiden in
een prachtige toonsoort muziek geschre
ven, gemaakt voor onze eigen mogelijk
heden, maar toch ook goed samenstem
mend. Pien en ik zingen de ouverture van
deze musical. We voelden ons dan ge
woon een duo, zeg maar Sisters, de Pie-
mies of de Miepies of zoiets".
Toevallig was 1975, het jaar van deze
musical ook het jaar van de vrouw. Aan
deze actualiteit toen kon Lennaert Nijgh
niet ontsnappen. En zo vloeide uit zijn
pen het feministenlied: „Vrouwen, vrou
wen, vrouwen, voorwaarts in de strijd,
weg met de bokken, vooruit met de geit".
Voor de geslachtsloze engel Rafaël, zeg
maar Pien, gold dit probleem minder. Hij
zit als hemeling met een meer pikante
vraag, die hij vocaal aan zijn omgeving
voorlegt: „Er gaan steeds mensen dood,
hoe blijft de mensheid toch bestaan? Ik
zie hun aantal niet minderen, er komen
alsmaar kinderen. Hoe doen ze dat
wel, ik ben zo nieuwsgierig als de hel".
TON OLIEMULLER