Er zit een merkwaardige tegenstel
ling tussen de sfeer waarin Jezus
in Bethlehem geboren werd en de
wijze waarop wij anno 1977 Jezus'
geboortedag gedenken. Jezus werd
geboren in een armoedige, koude
stal, in een kribbe - voederbak
voor dieren -, zo primitief als men
zich maar denken kon. Een stal
met een open deur, waardoor ieder
kon komen die de kleine Jezus
wilde aanbidden, of het nu ruwe
herders waren of wijze en rijke
mannen uit het oosten. In onze
westerse samenleving denken we
bij het woord kerstfeest echter
veelal aan gezelligheid en huise
lijkheid, aan extra fijn eten. Wij
hebben op die dagen de neiging
onze deur gesloten te houden en
ons af te sluiten voor trieste zaken
die ons op andere dagen sterk
bezighouden en kunnen deprime
ren: werkloosheid, honger in de
wereld, gijzelingen, natuurrampen
en politieke ruzies. We willen het
kerstfeest graag zien als een pau
ze, een beetje rust en geborgenheid
in een woelige wereld; in die sfeer
passen ook wollige beschouwingen
over het „kindje in de kribbe". Als
we ons alleen déürop concentreren
lopen we het risico dat de 27e
december een gapend gat wordt,
want dan komt al het „gewone"
weer op ons af - de wereld draait
immers dóór. Het Kind in de krib
be is er Qok op 27 december en
alle andere dagen. Het roept ons
op om rond die kribbe te gaan
staan, net als Maria en Jozef, de
herders en de wijzen. Dit Kind,
wiens geboorte wij op kerst geden
ken, is immers het nieuwe begin,
het is de Redder van de wereld,
onze wereld. De mensen rond de
kribbe getuigden ervan in hün we
reld, ze spraken de engelen na die
gezegd hadden: „Eer komt toe aan
God in de hoge hemel, en vrede
op aarde aan de mensen die in
Gods gunst staan". De mensen'
rond de kribbe wisten het: dit
kleine Kind in de voederbak is de
Hoop van de wereld. Hoop, zoals
Maria getuigde, met name voor de
geringen en de hongerigen. Dat is
dé zin van het kerstfeest. Dat geeft
alle hoop, ook voor de wereld van
nu.
Het kerstgebeuren uitgebeeld door een groep kinderen in Frankrijk. (Foto AFP).