Tussen Nice en Perpignan Groeten van de Cöte d'Azur Bij de Catalanen van de Roussillon In de Cerdagne en Capcir, de Aspres, de Vallespir en de andere landschappen van de Roussillon wonen de Franse Catalanen, die in hun betere ogenblikken niet over de hoofdstad Perpignan maar over Perpinyé praten, en over de Rossellonés, het Catalunya Nord. deel van het grote Catalaanse taalgebied waartod natuurlijk Barcelona hoort, maar ook Valencia en de Balearen, Majorca voorop. Ooit en kort stondig is er een koninkrijk Majorca geweest. 68 jaar van 1276 tot 1344, waarvan Perpig nan de trotse residentie was. Jacques de Veroveraar, koning van Aragon, riep voor zijn zoon de vorstelijke waardigheid in het leven, en een paar generaties later maakte Pierre II, bijge naamd Le Cérèmonieux, wat ik best als „de deftige" wil vertalen, er weer een einde aan. Maar in Perpignan is het paleis van de koningen van Majorca gebleven, imponerend deel van de later gebouwde citadel, in grote stijl neergezet en tot in detail de moeite van klimmen en kijken waard. Beknopt Historie en eigen identiteit behoren tot de aantrekkelijkhe den van dit zuidelijkste stukje Frankrijk, aan de voet van de Pyreneeën. Van het strand af over de vlakten stijgend tot de Pic Carlit (2900 meter) vindt een toerist van oost naar west er feitelijk èlles over een afstand van nog geen honderd kilome ter, en van noord naar zuid is het niet veel meer dan zestig. Beknopt dus, en wonderlijk veelzijdig. De Roussillon is het stroomge bied van drie riviertjes, Le Tech, La Tèt en L'Agly. Je vindt er relieken van eeuwenoude beschaving naast een meester stuk van Odeillo bij Font Romeu, een sportcentrum, waar niet alleen de skiliften bij bosjes de hellingen overspannen maar ook grote trainingsfaciliteiten werden gebouwd voor Olympi sche atleten. Er zijn brede zandstranden en een stuk rode rotskust, de Cóte Vermeille, met pittoreske haventjes. Er zijn thermale badplaatsen als Amelie-Les-Bains en Vemet-Les- Bains, schitterende kerken en abdijen, eenzame ermitages, soms als kluizenaarsnesten hoog tegen de rotswand, en er rijpen kersen en abrikozen, perziken, vijgen, amandelen en vele. vele druiven. Dat is te proeven in Banyuls- sur-Mer, waar in de buurt ook Aristide Maillol begraven ligt, heel simpel en eenzaam en aards onder de cypressen in een dal dat van hitte zindert rond een van zijn laatste beelden. Geproefd moet er worden in Rivesaltes, waar de muscat vandaan komt en maarschalk Joffre werd gebo ren, en in het tuintje van voorheen de dorpspastoor van Caramany tussen de golvende heuvels van de Fenouilledes, waar de plaatselijke wijnbou werscoöperatie nu trots de dorstige op een glas onthaalt. Vauban bouwde ook aan deze grens zijn vestingen, waarin op 'de Mont Louis nog altijd soldaten worden geoefend in het harde commando-werk, terwijl op de berghellingen moeizaam de tankauto's voorbij klimmen met de goedkope, belastingvrije benzine voor het nabije Andorra. En overal waait naast de Franse de Catalaanse vlag. vier bloedrode strepen op een veld van goud, eeuwigdu rende herinnering aan Guifred van Velu, graaf van Barcelona, vechter tegen de Noormannen aan de zijde van Karei de Kale, die. zwaar gewond, met de vier vingers van zijn rechterband met zijn bloed die strepen getrokken heeft. Traditie Traditie: Sint Jan de Doper is de patroon van de streek en op de avond van 24 juni, zijn feestdag, staat de Mont Canigou familie. Robex verkoopt ook aan Fransen en Duitsers, Denen en Belgen, en daar moet men het dan samen mee eens worden over het gemeenschappelijk beheer van de trappehuizen. het groen en zo verder. Er knetter de dan ook wel het éèn en ander in het prille knusse dorp. Dan maar gauw naar het westen. Roussillon landinwaarts. Monnik en majoor Daar kun je op een smal pad langs de rand van een afgrond in een haarspeldbocht aan het stuur van z'n oranje Vespa- vrachtwagentje ineens de 74-jarige Benedictijn Bernard de Chabannes ontmoeten, die met twee zuinig kijkende en op hun koffer gezeten pastoors in de laadbak, omhoog komt zeulen naar de kleine abdij van Saint- Martin. op de helling van de Canigou bij Vemet-Les-Bains. Een oase van rust en dan ook een religieus bezinningsoord van het bisdom Perpignan, met maar één permanente monnik, pater Bernard. Een paar jaar geleden is hij met een soortge lijk voertuig van de helling geslipt, maar dat heeft-ie overleefd en er zijn nu wat lage muurtjes gemetseld langs het duizelingwekkende pad. St. Martin is er al vanaf 1005. De abdij werd op 7 december 1783 door de laatste communi teit verlaten, verviel tot een ruine maar is sedert 1902 steen voor steen weer opgebouwd, waaraan pater De Chabannes met talrijke vrijwilligers in de afgelopen kwart eeuw de laatste hand heeft gelegd. Niet ver vandaar, bij Prades, de kleine stad waaraan de naam van de befaamde Catalaanse cellist Pablo Casals onafsceide- lijk is gebleven, werken andere Benedictijnen aan de restauratie van een veel groter monument, de in :974 gestichte abdij van Saint-Michel de Cuxa, waaruit zij door de revolutie van 1789 werden verdreven. Sedert 1919 wordt de plaats weer bewoond, eerst door Cisterciënzers en vanaf 1965 door Benedictijnen van de Montserrat, die prachtige verhalen kunnen vertellen over hun speurtochten naar brok stukken van de St. Michel, die letterlijk over de gehele wereld verspreid zijn geraakt. Want de 'oude kruisgang is destijds door antiquairs naar Amerika verkocht, en de altaarsteen van 974 vond men in een naburig dorp terng, waar hij in gebruik was als balkon. De Romaanse kloosterkerk staat nu echter weer indrukwekkend overeind, en wie daar tenslotte is uitgeke ken, behoeft wederom maar weinige kilometers te reizen naar een ander kleinood, het stadje Vil lefranche-de-Conflent, waarvan majoor Jean Lannelon- gue de flamboyante burgemees ter is. De kleine vrijstad in het nauwe dal waar Têt en Cady samen vloeien, behoort met haar rondom compleet bewaarde muren en wallen en poorten tot het Franse monumentale erfgoed en de majoor-maire doet er alles aan om ook de huizen langs de twee langgerek te straten waaruit deze Villefran- che in hoofdzaak bestaat, de met het roze marmer uit de omliggende bergen geplaveide Rue Saint Jacques en Rue Saint Jean terug te brengen tot hun oorspronkelijke aanblik. In de oude vestingmuren heeft hij al een unieke tentoonstellingsruim te geschapen, waarin honderd kunstenaars en meesters van het oude ambacht hun galerie hebben, en in pastor Cazes vond hij niet alleen een boeiend geschiedschrijver maar ook een inspirerende beheerder voor het kunstpatrimonium van de parochiekerk, de zeldzame beelden, de karakteristieke ex-voto's en wat al niet. En hiermee zijn de rijkdommen van de Roussillon alleen nog maar voorzichtig aangeduid, want er is nog veel meer en iedere ondernemende toerist kan dat ervaren. Cannes, zoals Lord Brougham het zich nooit heeft kunnen dromen, laat staan Napoleon, die hier beneden in 1815 voet aan wal zette, terug van Elba Van Parijs uit maakt het in afstand niet veel verschil: 910 kilometer naar Nice in de Alpes-Maritimes of 850 naar Perpignan in de Pyrénées-Orientales, maar tussen beide ligt vijfhonderd kilometer kustlijn aan de Middellandse Zee, van dicht bij de Italiaanse tot kort voor de Spaanse grens. Over die twee uitersten gaat deze korte verkenning van de Cöte d'Azur en de Roussillon. Het landschap van de Roussillon, zon en bergen, fruit en historie: het dorpje Eus bij Prades. (2785 m.) in het hart van het land ook in het centrum van de viering. Focs de Sant Joan, zeggen de Catalanen, en dan branden de „flamma del Cani- go": een vuur op de berg dat met fakkels langs de hellingen omlaag wordt gebracht. Dan worden ook in stad en dorp de vuren ontstoken, de sardane gedanst, de coblas gezongen. Bijvoorbeeld ook in Arlee-sur- Tech met zijn oude klooster, waar in 1370 abt Pierre de Beaufort vandaan kwam, die als Gregorius XI de laatste Franse paus werd. Arles heeft een merkwaardige devotie voor twee Perzische heiligen waar verder niemand van weet: Sint Abdon en Sint Sennen. Met St. Jan worden er ook de muilezels gezegend, men kent er een berenfeest. stammend uit de tijd dat die dieren nog door de Pyreneeën zwierven, en net als in Perpignan trekt op Goede Vrijdag in Arles op z'n Spaans de boetprocessie uit. al wordt er weken voordien de Cascavel- lade gedanst. Een kleine inventarisatie van de kust brengt ons van zuid naar noord vanaf Banyuls in het gezellige havenstadje Collioure, waar men zich in de Auberge des Templiers aan de schilderij en kan vergapen die daar door bevriende kunstenaars overvloe dig zijn achtergelaten. In Argelès vervolgens groeien niet alleen de pijnbomen maar ook de campings tot op het strand. Er zijn ter plaatse welgeteld liefst 54 campings met ruimte voor 31.000 gasten, en in juli zijn die er ook, reken maar, een opgewekte mierenhoop die zich des avonds over de Allée Jules Aroles van de ene crèperie naar de volgende glacerie beweegt. In de Vallespir, het zuidelijkste dal van Frankrijk ligt het oude klooster van Arles-sur-Tech Iets noordelijker volgt St. Cyprien, waar de Scottish Newcastle-brouwerijen hebben geïnvesteerd in een voortreffelij ke accommodatie voor golf (9 en 18 holes) en vele andere sporten, tot boogschieten en parachutespringen toe. Dan komt het nijvere Canet/St. Nazaire, een fors uit de kluiten gewassen badplaats, die op Zandvoort lijkt maar ook een moderne haven heeft waar 800 zeilers voor anker kunnen gaan. terwijl er ook duizend fietsen op toeristen staan te wachten. ,Een spectaculaire ontwikkeling wordt tenslotte gevonden in Port-Barcarès, vijftien jaar geleden nog een verlaten strook zand tussen de zee en het binnenmeer van Salses, maar nu bezig te groeien tot het grootste vakantiecentrum aan de Middellandse Zee. Met een eigen karakter overigens: geen oerwoud van hoteltorens, maar overwegend laagbouw, gecon centreerd in een soort dorps buurten met poortjes en log gia's en balkonnetjes. In 1985 zou het maximum bereikt moeten zijn: 57.000 bedden, waarvan liefst 47.000 in particu liere woningen en de rest in de sfeer van het sociaal toerisme, 8200 in vakantiedorpen en campings en slechts 1800 in hotels. In de afgelopen zomer was ongeveer de helft klaar. Het zag er nogal kaal uit. en zo zal het ook blijven als de bomen niet beter willen groeien, want van het hele terrein, rond 25 km2, wordt volgens de plannen maar éénderde bebouwd. Hier is ook een Nederlandse investeerder actief. Robex B.V., waarin Bijenkorf, Stevin en Westland- Utrecht samenwerken. Zij bouwen voor 200 miljoen het centrum Club Coudalére op het gelijknamige schiereiland in het Salses-meer. een pittoreske toestand rond een eigen jachthaven met 300 ligplaatsen. De eerste fase 200 woningen is klaar, een tweede van 185 nadert inmiddels voltooiing. De koopprijzen varie erden onlangs van 50.000 voor een studio van 30 m2 (een kamer met terrasje) tot 240.000 voor een appartement met zes vertrekken, 106 m2 ruimte. De marina's met eigen ligplaats voor de deur. liepen daar nog bovenuit tot rond drie ton. Er waren nog nauwelijks boten aangekomen toen ik er wat Nederlanders op hun terrasje aantrof, redelijk tevreden in de zon, maar toch minder eigen huisbaas dan ze hadden ver wacht. Dat men zich de stan daard-inventaris van de Club 8500 voor twee kamers) moet aanschaffen als men z'n huis bij eigen afwezigheid wil verhuren, was tot daaraan toe, maar er bleken ook huisregels te bestaan, die als nogal betuttelend werden ervaren, o.a. omdat men niets aan het uiterlijk van z'n eigen huis mag doen. geen vrolijk verfje, en geen handdoek uit het raam. Ook de vereniging van huiseige naren leek nog geen gelukkige Het klinkt allemaal welbekend als gesneden koek, en dat is het ook: Cannes, Juan-Les-Pins, Antibes, Nice, Monte Carlo, Menton, samen de Cöte d'Azur, tachtig kilometer Franse Rivièra, met een enclave voor de Monagasken van Rainier en Grace en in het achterland het moderne wintersportcentrum Isola 2000, schilderachtige plaatjes als St.Paul-de-Vence en het befaamde Grasse van de parfumerie. Een smalle kuststrook, nagenoeg volgebouwd, en daarachter snel de heuvels, de rotsen, de bergen, de kloven. Het is er druk, het verkeer op de kustweg van Nice naar Cannes een verschrikking, maar daar moet je ook niet reizen. De Rivièra is er minder voor de mobiele autotoerist dan voor de genieter die er in de zon eens voor wil gaan zitten. En zo is het al lang: het toerisme kan hier over enkele jaren zijn anderhalve eeuwfeest gaan vieren. De la Poste Het is allemaal begonnen op 28 september 1834, toen Lord Brougham, kanselier van de schatkist van Zijne Britse Majesteit William IV, zijn intrek nam in het hotel De La Poste van de familie Pinchinat in Cannes. Dat hotel is er nog altijd, met 22 kamers aan de Rue Bivouac-Napoleon 31. Paus Pius VII heeft er gelogeerd, en Murat, toen die nog koning van Napels was. Chateaubriand en Victor Hugo. Hier in de buurt sloeg Napoleon op 2 maart 1815 voor het eerst weer op Franse grond zijn tenten op. juist terug van Elba Het Cannes van nu duizenden bedden in 113 hotels, met hele grote als Martinez-Concorde, Carlton en Majestic was toen nog een kaal strand met wat opgewaaide duinen op het schiereiland La Croisette, dat zijn naam gaf aan de nu befaamde promenade, waar de grote hotels staan en het festivalpaleis. Brougham bevond het aangenaam aan de Rivièra, en na hem kwamen ze bij honderden, de Britten die geld genoeg hadden om hier in de winter de zon van het zuiden op te zoeken. Want de winter was toen het seizoen, niet de zomer. En nadat in 1860 Nizza voorgoed Nice was geworden omdat Victor Emmanuel II van Savoye en Sardinië het aan Frankrijk had afgestaan, vestigden de Britten ook daar hun seizoenskolonie. Wat de Croisette is voor Cannes, werd de Promenade des Anglais voor Nice, vandaag een stad met een snelle verbinding vanaf Schiphol en 245 hotels, waar zegge en schrijve slechts één camping voor 30 tenten tegenover staat. Voor wie terug wil naar vroeger: Saint PayJjgftjVence heeft het bewaard. Dat tekent de aard van het toerisme ter plaatse, een stuk reeds lang geleden gevestigde orde, dat zelfs al ten dele en terecht de staat van Monument Historique heeft bereikt. Dat cultuurmonument is het hotel Negresco. gesticht door de Roemeen Henri van die naam, een keukenprins die vorst werd toen in 1912 aan de Promenade zijn hotelpaleis werd geopend, voor Nice en verre omstreken „La manifestation mondaine de l'annee". Helaas was het twee jaar later oorlog. „Negresco" werd een hospitaal en toen de vrede kwam, was Henri zijn rijke clientèle kwijt en zijn geld bovendien. Hij stierf in 1920 berooid in Parijs, maar zijn schepping staat er nog in bejaarde glorie, een familie-bedrijf sedert 1957, met vandaag Madame Jeanne Augier-Mesna- ge als prèsident-directeur-géneral. Het verhaal van „Negresco" kan feitelijk alleen in kleur worden verteld, in rood, blauw en klatergoud, een sfeer waarin de geesten dwalen van koningen, graven en maharadja's, samen met de herinnering aan het verblijf van Winston Churchill of Louis Armstrong, Marlon Brando. Brigitte Bardot en andere sterren van de mondiaal spraakmakende gemeente. Maar wie er gaat kijken en het overnachten tegen groepstarief is er geenszins uitzonderlijk hoog zal het bevestigen: het aardigste van dit Kuis is de lift, dat kleine gecapitonneerde bakje, dat zachtjes schommelend stijgt naar de kamer met Sophia Loren's hemelbed, nadat een prachtige livreier de hekken knarsend heeft gesloten. De schilders Zoals gezegd: er zijn ook duizenden andere bedden, en aan de Cöte d'Azur stapten niet alleen de adel af en de helden van het witte doek, maar ook de schilders zijn er thuis nadat Claude Monet in 1882 als eerste impressionist had ontdekt wat zo velen na hem zou blijven boeien: het heldere licht, de ontmoeting van zee en lucht, de zon op de rotsen. In 1903 ging Auguste Renoir in Cagnes wonen en Henri Matisse kwam in 1921 naar Nice. Hij stierf er in 1954, het jaar waarin Picasso naar Cannes verhuisde en Marc Chagall in Vence begon aan de twaalf prachtige doeken, waarop hij zijn impressies uit Genesis en Exodus schilderde. Die vormen nu de kern van het nationale Chagall-museum in Nice nabij het begin van de Boulevard Cimiez, die aan het einde een andere verrassing biedt, een museum dat honderden werken van Matisse combineert met de archeologie, die men er ook buiten vindt in uitgestrekte Romeinse ruines. Een toerist aan de Rivièra moet verder kijken dan het zonnebruin, en dat kan overvloedig. Je mag de straatjes van Saint Paul-de-Vence niet missen, en evenmin de nabije collectie van de Fondation Maeght, waar ik met Miro moeite had maar verrukt was van Giacometti, en van Braque, Chagall, Kandinsky. Er dient naar de Gorges du Loup te worden gereden om er te tafelen onder de mirabellen en in de plaatselijke confiserie te ontdekken, hoe smakelijk rozenblaadjes kunnen zijn. Vandaar linksaf omhoog tegen de rotswand naar de door mensen levendig bewoonde arendshorst Gourdon met z'n geparfumeerde toverbron en dan des avonds in het middeleeuw se Haut-de-Cagnes bij Le Cagnard op het terras zitten, de zon zien dalen over Cap d'Antibes en in het oude wachtlokaal van de soldaten van de graaf van Grimaldi lamsbout eten met ProvencaaJ- se kruiden. Want tenslotte leeft de mens niet van zon, zeewater en kunst alleen. Daarom is er Nizza Pizza en Salade Nicoise, zoals ook Ratatouille en de Ailoi-saus waaraan geen knoflook is gespaard. Maak dat compleet in Menton bij Bernard Simon in de Auberge-Les-Santons aan de voet van het klooster op de heuvel van de Annonciade, vanwaar je ook een heel eind in Italië kunt kijken. Het kan niet missen: je neemt de promenade tegenover het casino, dan het spoor over en vóór de elektrische centrale linksaf en haarspeldslinge rend omhoog. Daar geuren de bloemen, smelt de Zephyr de poisson op de tong en laat Bernard u smakelijk groeten. Amitiés Gourmande: ook dat is de Cóte d'Azur. JAN ONSTENK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 22