Concertagenda tnDe liefde voor rhytm blues Is bet sterkste gevoel dat ik heb" PLATEN JAZZ KLASSIEK Barney K esseh briljante gitaar- gigant Den Haag Een vleugel van een koningin en een koninklijke vleugel Zaterdag 26 november Ju bileumfeest in 't Paard van Troje met ondermeer bet „Se- dalia Flower Ragtime Orche stra" van eigen bodem, Prin segracht, Den Haag. Zondag 27 november Eerste concert van de Stranglers in Paradiso, Amsterdam, terwijl Joan Baez in de Rotterdamse Doelen optreedt, aanvang 20.15 uur. In „De Winkel", Dijkweg 1 te Naaldwijk, treedt zondag bo vendien „Free Fair" op, waar in de gerenommeerde muzi kanten Rob van den Broeck, Dick Vennik, Eric Ineke en Roger Cooke. Aanvang 15.00 uur en in Theater PePijn, Nieuwe Schoolstraat, Den Haag, speelt het „Art Taylor Trio"/ aanvang 15.00 uur. „Focus" speelt vanaf 20.15 uur in de Stadsdoelcn te Delft. Maandag 28 november Al •Jarreau in theater „Carré" te Amsterdam, aanvang 19.000 uur, en tweede concert van de „Stran glers" in Paradiso, Amster dam. Dinsdag 29 november Ame rikaanse meisjesgroep de „Ru naways" treden op in Paradi so, Amsterdam. Donderdag 1 december De Amerikaanse groep „Crown Heights Affair" speelt in de Kleine Doelen te Rotterdam. Vrijdag 2 december „Free Fair" in 0'16, Oosteinde 16 te Voorburg met jazz, latijns- amerikaanse muziek en rock. Aanvang 21.00 uur (Zie ook zondag 27 november). Zaterdag 3 december De „Tubes", uit de V.S., met een wervelende twee uur durende show in de Stadsschouwburg te Sittard. Dinsdag 6 december Groep „10 CC" in de Rotterdamse Doelen. SOUTHSWE JOHNNY PAKT OUDE SQULDRAAD WEER OP Southside Johnny met zijn Asbury Jukes Alleen de oudere popliefheb bers zullen ze nog kennen. Sam Cooke, Lee Dorsey, Sam Dave of nog verder terug The Coasters en The Drifters, zwarte rhythm blues-arties ten, die in de jaren vijftig en zestig een krankzinnige popu lariteit vergaarden met hun swingende soulmuziek. En wie had kunnen denken dat uitgerekend een blanke zan ger anno 1977 de draad van deze jammer genoeg volko men door funk en disco over spoelde muziek weer zou op pakken, en een totaal nieuw leven in zou blazen. We heb ben het over de Amerikaanse zanger en mondharmonica speler Southside Johnny, die onlangs met zijn negenmans formatie The Asbury Jukes een paar onvergetelijke con certen weggaf in het Amster damse Paradiso en de Rotter damse Lantaarn. Concerten, die niet alleen groot vakman schap toonden, maar vooral ook een man lieten zien, die een bezetenheid en een ener gie uitstraalde, zoals je dat in de pop maar zelden tegen komt. Die bezetenheid en intensiteit heeft hij niet van een vreemde, deze Southside Johnny, wiens werkelijke naam Johnny Lyon is. Het is het rockfenomeen Bruce Springsteen geweest, die voor Johnny steeds een grote stimulans heeft bete kend, Bruce die zelf naam maakte als één van de meest energieke en dynamische rockpersoonlijkheden van de jaren 70, schreef enkele com posities voor de tot nog toe verschenen twee lp's van Southside Johnny, maar is ook zijn vriend. Ze komen beiden voort uit As bury Park, een badplaats hon derd kilometer onder New York, waar al vele jaren een zeer actief muziekleven bloeit met vele tientallen bars en clubs en enkele honderden muzikanten, die in die tenten hun brood verdienen. In deze voor muzikanten zo inspire rende omgeving konden bei den hun talenten ontwikkelen. Belangrijk „Bruce is voor mij ontzettend belangrijk" geeft Johnny on middellijk toe. „Hij was dege ne die mij, maar ook vele an deren in Asbury Park heeft geleerd om niet hals over kop de studio in te willen duiken of tournees te gaan maken, zolang je er niet rijp voor bent. Bruce heeft zelf al vele malen eerder een platencon tract aangeboden gekregen, voordat hij met CBS in zee ging. Hij heeft ze steeds gewei gerd, omdat hij vond dat hij er nog niet klaar voor was". De naam van Bruce Spring steen duikt gedurende een ge sprek met Southside Johnny regelmatig weer op: „Bruce is voor mij niet alleen een groot voorbeeld, maar ook een ster ke inspiratiebron. Hij is een ontzettend eerlijke artiest. D'r lopen zo vreselijk veel arties ten rond, die in feite helemaal niet doen, wat ze echt willen. Bruce heeft altijd tegen me gezegd: jongen, je moet jezelf zijn, wanneer je muziek maakt, je moet jezelf daarin helemaal geven. Want anders .prikt het publiek op den duur toch door je heen. Overgave aan de muziek, daar gaat het om. Ja ik geloof dat Bruce en ik dat allebei gemeen hebben, dat intense bezig zijn met mu ziek. Ondanks deze overeenkom sten is de muziek van Southsi de Johnny onvergelijkbaar met die van Bruce Spring steen. In feite is Johnny een nogal vreemde eend in de pop- bijt met zijn sterk in oude blues en ook jazz gewortelde muziekZijn belangstelling voor die muziek dateert al vanaf zijn vroegste jeugd. Zijn vader speelde in big bands, en vanaf zijn geboorte hoorde Johnny in het ouderlijk huis weinig anders dan blues, zwar te jazz-muziek en rhytm Se blues, muzikale bronnen die nu in feite allemaal samenko men in zijn muziek. „Vanaf mijn jeugd werd ik geconfronteerd met mensen als Billy Holiday, Elmore Ja mes, B. B. King, Wyonie Har- ris. Muziek, die je niet meer loslaat, je hele leven niet, om dat deze artiesten zo'n intens gevoel in hun muziek leggen, ja, iets proberen uit te druk ken. Popmuziek heeft me ei genlijk nooit veel gedaan, om dat daarin voor mij het gevoel, de expressie ontbrak. De lief de voor de rhytm Se blues is me altijd bijgebleven. Het is het sterkste gevoel dat ik heb". Johnny's tot nog toe versche nen twee lp's zijn in geen en kel hedendaags popvakje te duwen. Hij krijgt op deze pla ten muzikale steun van zijn oude idolen, zoals Lee Dorsey, Ronnie Spector (van The Ro- nettes), The Satins, The Coas ters en The Drifters. Toch is de muziek veel meer dan al leen een soort copie van oude rhytm blues. Southside Johnny voegt een aantal stij len bijeen, en vermengt die dan nog eens met wat je zou kunnen noemen, een modem rockgevoel. „D'r wordt in de pop altijd „De vorm is eigenlijk niet belangrijk, als je je als muzikant maar helemaal geeft" maar aangedrongen op ver nieuwingen" zegt hij. „Dat is mooi, maar het gevaar daar van is dat je los komt te staan van de muzikale bronnen van de pop, zoals rock 'n roll uit de jaren vijftig of de rhytm blues. Ik hecht erg aan deze bronnen. Ik denk ook niet dat ik ze ooit zal loslaten. In feite maakt het volgens mij ook niet zoveel uit wat voor vorm je kiest voor je muziek, zolang je als muzikant maar alles in die muziek legt, wat je hebt". Het tegenwoordig onvermijde lijke onderwerp in gesprekken met popmuzikanten komt ook in een interview met Soutside Johhny ter sprake, namelijk punk. „D'r wordt wel eens ge zegd, dat wij met punkgroepen gemeen hebben, dat we zoveel energie met onze muziek lo smaken. En dat moet ik toege ven, maar een belangrijk ver schil is toch, dat wij puur mu zikaal bezig zijn, en dat er bij punkmuziek nog zoveel bij komt, een soort maatschappe- lijke context, of zoiets. De le vensstijl lijkt vaak belangrij ker dan de muziek zelf. Bij ons is dat allemaal precies an dersom. Maar toch hou ik wel van die hele punkbeweging. Ik hou van alles dat de muziek- business weer wat nieuw leven inblaast. Want anders wordt dat hele popgebeuren zo ont zettend saai". ADKUYPER Chicago Sinds lange tijd eindelijk weer eens een lang- speler van deze Amerikaanse achtmans-formatie, (de (De elfde) waar niet slechts twee of drie nummers de moeite waard zijn. Nummer elf bevat, ondanks het voorspelbare en uiterst herkenbare Chicagoge- luid, lekkere nummers en zelfs een paar opvallend goede composities. „We hebben erg lang over deze elpee gedaan, er veel tijd in gaan zitten. Hij is met ons bloed gemaakt", vertelde pianist-zanger Robert i Lamm onlangs in een inter view. We vinden hem dan ook erg goed geworden, alhoewel je natuurlijk altijd wel dingen blijft horen die je anders had willen hebben. Op die manier komt een plaat echter nooit af, je kunt blijven veranderen. Met de muziek zijn we een beetje teruggekeerd tot de stijl van onze eerste platen, de bla zersarrangementen zijn weer „ouderwets" Chicago. It's a circle". Vooral in het nummer Policeman is dat goed te ho ren: Robert Lamm op zijn best en een rustig maar knap blaa- sarrangement van trombonist James Pankow. Bekend num mer van de langspeelplaat is de hit van bassist Peter Cetera „Baby what a big surprise". Hoogtepunten zijn verder „Ta- kin' it on uptown" wat betreft het Jimmy-Hendrix-achtige ruige gitaarspel van Terry Ka- th, en het nummer „Little One". Voorafgegaan door een mooi stuk klassieke muziek dat ech ter nogal uit de toon valt bij de rest van de plaat, is „Little ONE" een gevoelig nummer, geschreven door drummer Danny Seraphine voor een van zijn twee dochtertjes, die een keer op toemee meeging met haar pappie. Een autobio grafisch werkje over het mis deelde gezin, dat de heer des huizes steeds moet missen als hij „on the road" is. (C.B.S) Rod Stewart Nog steeds is het bij deze Britt-loze Brit niet duidelijk naar welk genre zijn voorkeur nu uitgaat. Op z'n nieuwste produkt „Foot Loose and Fancy Free" hinkt Rod nog steeds op twee gedachten: de ballads, die het commercië le hart sneller doen kloppen, of het rauwere rockwerk, wat we van hem kennen uit z'n vroegere periode. Op dit sta dium zijn beide stromingen weer ruimschoots vertegen woordigd, al moet gezegd wor den dat de kwaliteit ditmaal stukken hoger ligt igt dan op z'n vorige lp. Op twee na schreef Rod sa men met vaste gitarist Gary Grainger alle nummers zelf. Een pluspunt is ook de rede lijk eenvoudig gehouden bege leiding van z'n vaste, nieuwe begeleidingsgroep. Daarin on der andere ook drummer Car- min Appici (ex Vanilla Fudge o.a.) Misschien dat het daarom toevallig is dat het oude Supremes-nummer „You keep me hanging' on" in haast exact dezelfde uitvoering op de lp staat als Vanilla een x-aantal jaren geleden op sin gle heeft gedaan. (WEA) GINO VANNELLI - Ook Ook bij Gino kan welhaast hetzelfde gezegd worden als bij Stewart. Twee muzikale stromingen bepalen momen teel het geluid van deze Cana- dees.Zo is kant 1 van „A Pau per in Paradise" geheel in de jazzy-lijn van zijn vorige al bums. Kant 2 is veel relaxter met het semi-klassieke titel nummer in vier bedrijven. De ze kant begint met de ballad „Black and Blue" en gaat dan over in vette vioolpartijen, waar tussendoor broer Joe Vannelli zich met zijn synthe sizer beweegt. In het derde deel van dit werk wordt de cinemascope-geluiden door broken door een up-tempo stuk muziek, waarna in de fi nale alle klassieke registers weer worden opengetrokken. Het blijft wennen. (AenM). „Ik speel niet wat je noemt traditionele muziek, maar ook geen space-music. Ik probeer me niet aan „die goeie ouwe tijd" vast te klampen, maar ik hoef me ook tegen niemand af te zet ten. Mn muziek geeft m'n zuivere gevoelens weer, dat betekent gevoelens van ie mand die bewust overeind is gebleven temidden van een hoop invloeden. Ik ben me zelf, maar 't zou gek zijn te' ontkennen dat ik van Charlie Christian, Lester Young en Charlie Parker heb geleerd". Een uitspraak van gitarist Barney Kessel, vorige week te gast bij Wim van Woer- kens „Jazz in PePijn". Barney Kessel is muzikaai inderdaad altijd zichzelf ge bleven: Een uiterst swingen de gitarist die jarenlang jazz- poils wint met steeds wisse lende begeleiders. Een man die je ook niet vast kan pin nen op bepaalde facetten van z'n gitaarspel, hij mixt melo die-improvisaties op de enke le snaar met even subtiel ak- koordenwerk. Een elpee die Kessels jazz-werk volkomen recht doet, is de bij Polydor uitgekomen „Slow Burn" (su per 2307011, prijs 20.25). AJ in 1965 opgenomen in Los Angeles, „live" in Marty's club met als begeleiders een voortreffelijke bassist Jerry Scheff en Frankie Capp in gehouden op de drums. Een plaat die op het eigen label van wonderproducer Phil Spector uitkwam die z'n spo ren grotendeels in de popmu ziek verdiende en er z'n eer ste jazz-plaat mee afleverde. Langzame, snelle nummers, een prima bossa nova, geen wereldschokkende jazz, maar constant werk van hoog niveau van een man die briljant z'n verbouwde Gib- son-gitaar bespeelt die hij al in 1946 kocht, gekoppeld aan een keyboard-basgitaar ver sterker die hij ook al aange past heeft. Een man die zijn gitaar hoog heeft zitten, spe ciale Barney Kessel-snaren laat maken en zeven jaar deed over zijn boek „The guitar". Ellington Twee weken geleden had de Rotterdamse Doelen tien uur jazz op het programma in „Van drie tot drie". Dankzij o.a. mensen als George Duke werden het nog ettelijke vroege uurtjes meer, maar topper was daar het Elling- ton-orkest o.a. leiding van de zoon van wijlen The Duke, Mercer Ellington. Een orkest dat veranderd is van stijl. Niet meer het keurige con cert-orkest dat het dreigde te worden, maar een enthou siaste big band met naar vo ren stormende solisten die elkaar de solo.'s als het ware V afpikken en er op een voor- loorlogse manier tegen aan gingen. Paul Acket weet nu al dat deze EUington-band een perfect sluitstuk voor zijn volgende North Sea-fes- tival wordt Acket: .Meestal sluit je zo'n festival met een blues band, maar ik verzeker je dat je met dit orkest in de Carrouselzaal de mensen niet meer de deur uit krijgt". BERT JANSMA „Als ik niet gedisponeerd ben, speel ik op piano's van Erard en vind dan een ge makkelijke, pasklare klank. Maar als ik mij wel gedispo neerd voel en in staat ben zelf mijn klankkleur te vin den, bespeel ik piano's van Pleyel". Deze uitspraak is van niemand minder dan Chopin. Wie nu na elkaar twee grammofoonplaten be luistert die de laatste maan den in bet Haags Gemeente museum zijn gemaakt op de zich daar bevindende vleu gels van Erard en Pleyel, is geneigd de grote klavier componist onmiddellijk ge lijk te geven. We zullen ech ter zien waarom die vergelij king niet helemaal eerlijk is. Bovendien had ook Beetho ven een Erard-vleugel en die was daar best over te spre ken. De Erard-vleugel van het Ge meentemuseum dateert uit 1808 en hoort eigenlijk thuis in het Paleis op de Amster damse Dam. Lodewijk Napo leon liet hem voor zijn kunst zinnige echtgenote Hortense de Beauharnais (die ook aar dig met het schilderspenseel kon omgaan) naar ons land komen. Het is een magnifiek meubel en als muziekinstru ment zo solide van construc tie dat het door Wouter Scheurwater met behoud van de originele besnaring kon worden gerestaureerd. Het is nu in bruikleen in het Haags museum omdat de daaraan verbonden restaura teur er dan beter het oog op kan houden. Hoewel ik de vleugel op een intiem museumconcertje wel eens heb horen bespelen, valt er een beter oordeel over te vellen nu het Zwitserse label Duraphon (HD 261) het ge bruik heeft voor een zang- en pianoplaat met louter muziek uit die tijd waarin het instru ment werd gebouwd. Er zijn vier eenvoudige maar be koorlijke romances van Ko ningin Hortense zelf, mis schien gemaakt met assisten tie van hofcomponist Louis Drouet „Partant pour la Sy rië" heeft zelfs korte tijd de „Marseillaise" als Frans volkslied vervangen. Op deze romance maakte behalve Schubert ook Hummel een variatiewerkje voor piano, dat ook is opgenomen, even als vriendelijke speelstukjes van Daniel Steibelt, Prins Louis Ferdinand van Pruisen en de heel jong gestorven Brit George Frederick Pinto van wie ook nog twee liede ren zijn vastgelegd. Margreet van Gunsteren zingt met haar goed ge schoolde mezzo de liederen met smaak en gevoel voor de juiste stijl en het zuivere sen timent. Christian Lambour (ook in Den Haag geboren en opgeleid maar nu in Zwitser land werkzaam) begeleidt en soleert vaardig en muzkaal, zij het wat vlak van toucher. De curieuze plaat Koningin Hrtense en haar vleugel kost f 20,- en is in ons land te krijgen bij mevr. N.J.W. Hijnberg, Hulshorststraat 72, Den Haag. Na de vleugel van een konin gin een koninklijke vleugel, een Pleyel van ongeveer 1845 die een eeuw later in bezit van het Haags Gemeentemu seum kwam en ook door Scheurwater bespeelbaar is gemaakt De Inelco-plaat die er van werd gemaakt, is als RCA-RL 40006 gewoon in de handel. Hij mag niet vergele ken worden met de hierbo ven besproken opname. Er staat namelijk muziek op van veel hogere klasse, ge speeld door een artiest die eens wereldberoemd was en het nog zou kunnen zijn. Cor de Groot namelijk, die in 1959 zijn internationale car rière door een ontsteking in zijn rechterhand afbrak en na zijn genezing nog slechts zelden optreedt, werd zo ver liefd op deze Pleyel dat hij er zijn hele speeltrant en tou cher bij ging aanpassen. Hij speelde een Chopin-plaat vol met vier mazurka's en elk twee walsen en nocturnes. Het is een meesterlijke plaat want De Groot bleef een per fectionist die alleen met wat meer gevoel is gaan spelen, gelouterd als het ware. Waarom zijn nu beide platen, ondanks hun verschil, beide zo belangrijk? Omdat ze ons duidelijk maken dat de grote meesters van de 19e eeuw een heel ander klankbeeld in hun hoofd hadden dan wij uit de vertolking van hun werken op moderne, op heel grote zalen berekende en daarom vaak zo onbarmhar tig klinkende Steinway's ge neigd zijn aan te nemen. Het zou de bedoeling van de be trokken componisten ten goede komen als hedendaag se vertolkers daar meer reke ning mee gingen houden. J. KAS ANDER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 8