Monument vooreen grootmeester Fantasie en Katastrofei 1 fl - 3$ 12$ 'Ir Aelbert Cuyp: Gezicht op Dordrecht „AELBERT CUYP EN ZIJN FAMILIE" IN DORDRECHTS MUSEUM Aelbert Cuyps „Gezicht op Dordrecht" kan gelden als een van de topstukken van de Nederlandse landschapsschilderkunst Overheersend element vormt een drie mastkoopvaardijschip, links ziet men het silhouet van de stad, enkele schepen op de rechterhelft houden de compositie in een prachtig evenwicht. De waterpartij is schitterend weergegeven, evenals de wol kenlucht, maar bovenal maakt het gouden licht dat het doek overstraalt dit kunst werk tot iets unieks. Het werk vormt o.i. het hoogtepunt van de tentoonstelling „Aelbert Cuyp en zijn familie" die tot 8 januari te zien is in het Dordrechts Mu seum. Ze werd er ingericht ter gelegen heid van de voltooiing van de restauratie van dit museum, dat tevens belangrijk vergroot werd. Het doek komt uit Engeland. Normaal hangt het in de eetkamer van de Graaf van Iveagh, samen met o.a. een laat zelf portret van Rembrandt en een luitspelend meisje van Vermeer. Het grafelijke huis is sinds 1927 Londens museumbezit, maar buitenlandse bezoekers komen er meestal niet toe de kleinere Londense musea te gaan zien. Overigens was het doek al eerder hier: in 1970 op de prachtige ten toonstelling „De schok der herkenning" in het Mauritshuis te Den Haag. Geliefd in Engeland Die tentoonstelling ging over de relatie van de 18e-eeuwse Britse landschapskunst met de kunst van onze Gouden Eeuw. Onze 17e-eeuwse meesters waren al vroeg erg geliefd in Engeland. Een in Londen wonen de Zwitser, Grand Jean, kwam rond 1740 vaak naar Holland om1 er Engelse horloges en scharen aan de man te brengen. Als hij terugging had hij zo'n 10 of 12 Cuyps bij zich die, vooral in Dordrecht en omge ving nog vaak in de huizen te vinden waren, „overdekt met vuil en niet be schouwd als kabinet-schilderijen, maar slechts geschikt om de plaats van meube len in te nemen". De Hollanders deden hun Cuyps voor een paar tientjes van de hand, in Engeland zouden ze al snel het honderd voudige opbrengen. Jan Veth kon er zich in 1904 nog echt kwaad om maken toen hij het had over het „klein grut" dat van Cuyp in ons land achterbleef. Die uitspraak was wat over dreven, want er bleven in onze musea enkele schilderijen die bepaald wèl de moeite waard zijn, maar de meeste Cuyps waren geëmigreerd en het zou tot 1964 duren voor het Rijksmuseumte Amster dam een werk van grote allure van de schilder kon kopen voor een miljoenenbe drag, dat een veelvoud betekende van alle bedragen die twee eeuwen eerder door de Engelsen voor vele tientallen Cuyps waren neergeteld. Ook dit laatste doek, Groot rivierland schap met ruiters en vee, is nu in Dord recht te zien. Het heeft bijna alle kwalitei ten van een „Grote Cuyp": voortreffelijke compositie, sfeer, licht De dieren vooral zijn er prachtig geschilderd. Uit Engeland kwamen nog een „„Onweer boven de Maas" met een fraaie wolkenlucht. „De veerboot" (bezit van de Engelse koningin) en „Boeren bij een rivier". Uit eigen land zijn er de hier bekendere doeken uit het Rijksmuseum, Boymans-Van Beuningen en het Mauritshuis, o.m. Peter de Roovere als ambachtsheer van Hardinxveld"; overeen- Jacob Gerritsz Cuyp: De vismarkt Aelbert Cuyp: Rustende ruiters in een landschap komst met „Rustende ruiters in een land schap" dat uit Zürich komt. Vader en zoon Merkwaardig is een groot „Portret van een familie in een landschap". Aelbert Cuyp was een voortreffelijk portretschilder, men kan het hier weer zien, die echter wel moeite had met het ongedwongen forme ren op groepsportretten. Het merkwaardi ge van het schilderij schuilt in het feit, dat men aanneemt dat Aelbert zijn figuren plaatste in een landschap dat werd geschil derd door zijn vader Jacob Gerritsz. Cuyp. Dit schilderij past voortreffelijk in het kader van een tentoonstelling die Aelbert Cuyp en zijn familie" heet Een tentoon stelling die duidelijk maakt dat het genie van Aelbert niet zomaar uit de hemel is komen vallen. Het blijkt dat de schilder, meer dan totnogtoe werd aangenomen, veel van zijn vader moet hebben geleerd. Jacob Gerritsz, was een portretschilder van allure. Aan een van zijn beste werken, De Vismarkt, eigendom van het Dord rechts Museum (het figuurtje geheel rechts is een zelfportret) kan men zijn kwaliteiten afzien: portretten kennelijk goed naar het leven getroffen en fraai in kleur, levendige compositie en een fraai geschilderd „stille ven" op de voorgrond. Andere doeken tonen aan dat hij veel affiniteit had voor kinderen, zo'n „Jongen met valk" is van een ongelooflijke charme. Ook in dit schil derij is er overigens sprake van een vader- zoon-samenwerking, want de achtergrond gaat terug op een tekening van Aelbert Glasschilder Op de tentoonstelling wordt nog een gene ratie dieper op de Cuyp-familie ingegaan. Aelberts grootvader Gerrit Gerritsz. Cuyp was glasschilder te Dordrecht die voor tal van kerken ramen ontwierp, ook het raam dat de stad Dordrecht aan Gouda aanbood. Zoals van alle „Goudse glazen" is ook van dit raam het karton bewaard, de tekening dus van de ontwerper. Het is op ware grootte en kon op de tentoonstelling der halve slechts gedeeltelijk ontrold worddn. De stedemaagd van Dordrecht is voorge steld in een kloeke tekening die getuigt van het vakmanschap datnog geslachten lang kenmerk van de Cuyps zou zijn. Een andere zoon van de glazenier was Benjamin Gerritsz. Cuyp, geen grootmees ter maar toch een schilder die er wezen mag, zoals o.m. blijkt uit enkele religieuze voorstellingen en vooral uit een „Veldslag" (ook uit Engeland) waarmee hij een stuk uitstijgt boven het peil van zijn overige doeken. Behalve de schilderijen zijn er flink wat tekeningen te zien. Die van Aelbert vooral getuigen van een scherp waarnemingsver mogen en een grote vaardigheid in het vinden van de goede compositie. De meeste zullen bedoeld zijn als materiaal dat later voor schilderijen gebruikt kon worden. Sommige lijken voor een eigen leven ge schapen te zijn, getuige de zorgvuldige manier waarmee kleuren werden toege past. Goede aanpak De tentoonstelling heeft een allure die men gewoonlijk niet tegenkomt in een betrekke lijk klein museum als dat van Dordrecht toch is, al moesten sommige wensen onver vuld blijven omdat de middelen nu een maal niet onbeperkt waren. Men heeft, en dat is bijzonder te prijzen, ingezien dat het monument dat Dordrecht met deze exposi tie voor een groot stadgenoot opricht, niel langer stand zou houden dan de duur van de tentoonstelling. Wat blijft is de catalo gus en daar is bijzonder veel aandacht aan besteed. Het prachtig uitgevoerde boek 14) beeldt alle werken, ten dele in kleur, af en geeft er een goede beschrijving van. Het geeft voorts uitkomsten van een ar chief-onderzoek, waardoor enkele gevestig de Cuyp-fabels naar hun eigen rijk verwe zen konden worden en vormt daarmee wellicht de inzet tot een kunsthistorisch onerzoek naar Eelbert Cuyp, die voor veel Nederlanders immers niet meer dan een straatnaam is. Het feit dat de beste werken van de meester in veelal moeilijk bereikba re buitenlandse verzamelingen belandden heeft ervoor gezorgd dat de allure van deze grootmeester in eigen land nauwelijks on derkend is. Tentoonstelling en catalogus kunnen tot een nieuwe waardering leiden. Als u de gelegenheid bent moet u in elk geval de tentoonstelling gaan zien. Er zijn doeken bij die wellicht nooit meer hier zullen komen en die zijn „hollandser" dan tal van andere schilderijen uit onze Gou den Eeuw. Vg. Nu de - echo uit s alom d 1 twintig gi T toe." Een ihte dat w e. eewoor chel leven „Noordnederlandse Eantast^^0taal de inhoudstypering op de i pe van de bundel „NachtelijK^^ be, daanten", die een logisch enige du schijnt te wezen op een bunc energie drie jaar geleden, „De Da, brandst< des Duivels", waarin „Zuid opjt landse fantastiek en scienvan 500 tion" werd bijeen geraapt. gesteei aden war In deze bundel dus „Fantagteente, Volgens de Antwerpenaar Qehoefte werpse Danny de Laet, di De vrei nawoord schrijft in deze paptechter al van meer dan driehonderdervlakte na's, betekent het woord „I33 milliw tiek" van alles: irrationele enjie warm nele fantasie, science fictioi nodig 01 pie, metafysiek. Het slordi^^n bra woord, dat bol staat van nan niet uitgewerkte argumentatieve va, alles te raden en geeft een dus naamd wetenschappelijk tint. deze bloemlezing van verhal^jdcielde er op zichzelf vaak best mogel t tpnein maar die in deze onnozele s^ stelling erg overbodig (her)ui dezeifd ven zijn. hnnrt Wat is er met deze „NachL„_ i_. De 111111 Gedaanten" 1 de hand? I Mid Al wekkende pretenüeusheid Danny de Laet kan met ver h - dat in „Nachtelijke Gedaaaceaan sprake is van een volstrekt len de 3 2000 n lus we! ïbleven keurige keuze. De indeling Zuid- en Noord/. lands is gezien het karakter vistmuzie boek (waarvan de essentie to-- inhoud van de verhalen is) al" chelijk en niet te motiveren. er staan dan ook nog verhalfi die volstrekt niets met ufënnA science fiction of „fantastielr maken hebben, zoals „De Biiff van Couperus. Dat verhaal _e_ realistisch als maar zijn karCT^u.^ thema is de blinde slagen dir v noodlot toebrengt door niet te" ,J troleren processen en gebeuri sen. Weliswaar toeval, noc^ maar binnen het kader val- werkelijkheid. Wie dat niet en dit verhaal in een bundel cLiien deze noemer plaatst, heeftrjf.^. Couperus werkelijk niets begr^j^^ kheder zijn. „NACHTELIJKE opbo van L 1 Kas at er irmte 1 abij T lanwij „KATASTR0FALE Us de dwarr teem en VERHALEN" Bovendien is de keuze van „NBHH telijke Gedaanten" volstrekt tot lig en willekeurig. In het nawc wordt wel met stelligheid verwimisn naar Harry Mulisch, van wie fl...! verhalen en romans heel prajke passen in dit boek, maar hij vegin breekt in het geheel in de bloem va zing. De verhalen die er danim, t in voorkomen zijn erg gemêldijks van inhoud en kwaliteit. »erd. Bertus Aafjes en Jan de Hand, Godfried Bomans en Simon Vcipe: dijk (zijn befaamde verhaal ary verdwenen Horlogemaker"), Gn ii perus en Van Schendel, naast Ee de riëtte van Eijk, Rico Bulthuisub Ab Visser. Barend Roest Crollis af en Catherine Duval sluiten deSoro Gerrit Komrij edftl •f Tl De bundel „Katastrofale Verhall van de Duitse auteur Hermt Harry Schmitz werd vertaald di Gerrit Komrij en uitgegeven grote ABC-pocket door de Arl derspers. „Een boek vol zwarte mor. Alles staat op losse schroet Het is absurd en zieldoorsnei Je moet er buitengewoon om chen. Het is Kafka op de kermi aldus de verkooptekst die Gei Komrij ons via de achterflaptel van het boek toe laat komen. Dat liegt er dus niet om. Jai alleen dat al deze verhalen de Komrij gewekte indruk alsof ware humor te vinden zou zijn,! hardnekkig afstraffen. Want zich zitten in deze absurde verl len, waarin van alles uit de ha' loopt, wel allerlei aardigheden, l best tot lachen of treuren zoucfa^ stemmen, ware het niet dat al^ e zich steeds herhaalt, terugkoii g weer opnieuw verteld wordt. Ver meerderheid ervan eindigt in ei ai kosmische chaos, of anders wornaj de tijd wel tot in het absurde vjat; lengd. In ieder geval neemt 3^ ramp, die kleinschalig begon, tan\ya lijk barokke vormen aan, die al\» platwalsen. he Het gevoel voor humor van de le2;ai moet zich alsmaar weer inschikki j, onder dit Duitse geweld van „hte, nor". Een humoristisch conflict vfe liswaar, waar ik de lezer toch nijjj het slachtoffer van zou durven 0 ten zijn. 1 y JAN VERSTAPPE „Nachtelijke Gedaanten", Noor nederlandse Fantastiek, selekl en nawoord door Danny de L: Uitgeverij Walter Soethoudt, werpen. Prijs 25,-. „Katastrofale Verhalen" door He mann Harry Schmitz, vertaa! door Gerrit Komrij, met tekeni gen van Joost Roelofsz. Uitgevei De Arbeiderspers, Amsterdai Prijs 24,50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 16