van Hoytema In Rusland is het droevig gesteld met de balalaika r Vaardige vertellingen in „Rode Papaver" Alsmaar hetzelfde lezen: troosteloos LITHOGRAAF VAN HET GROOTSTE KALIBER V- TENTOONSTELLING IN RIJKSPRENTENKABINET VERHALEN VAN PIET VALKMAN EN BERNHARD SIJTSMA De nieuwe verhalen van Piet Valkman, die twee jaar geleden debuteerde met „De Grote Regen", omvatten geografisch en naar de tijd gemeten een groot gebied. Nederland in de tweede werldoorlog, Vlaanderen, Zuid-Amerika, Zuid-Afrika. Bovendien is er een scien- ce-fiction-verhaal opgenomen in deze nieuwe bundel, „Rode Papaver", waarin acht verhalen bijeen zijn gebracht. Het titelverhaal (dat de bundel afsluit) speelt met de twee daaraanvoorafgaande („Helikopter" en „Ontwik kelingshulp"), in Zuid Afrika. Avonturen, het leven van de rijke blanke, erotiek op tropische sterkte. Naar inhoud en thema's geen nieuws. Maar dat neemt niet weg dat de verhalen erg kundig zijn geconstrueerd, dat er vele rake observaties zijn. Het verhaal „Ontwik kelingshulp" waarin de loze, met alcohol en barbecues gevulde zondagen op een tropisch strand en aan de swimmingpool bij de bungalow, worden beschreven, is een voorbeeld van deze observeerkunst. Ook het eerste verhaal van de bundel: „De Atoomfabriek" vindt daarin zijn kracht In dit verhaal is trouwens meer: de ontwikkeling van de relatie tussen de vader van de ik en een merkwaardige joodse kennis, die bij hem onderduikt tijdens de oorlog, is heel vaardig uitge werkt. Klassieke verhalen in die zin dat ze vakwerk zijn zonder franje of nutteloos gedram met betrekking tot de konstruktie, symbolieken, betekenis lagen. Veel minder is de verhalenbundel van Bernard Sijts- ma, „In Amsterdam zijn uitgestrekte Parken", waarin een aantal portretten van zeer eenzame mensen (waar onder tamelijk veel homosexuele Friese heren), bijeen zijn gebracht, in een nogal ongeloofwaardig totaal. De verhalen blijven vaak in de aanzet steken, worden niet afgerond, het puur anekdotische (van waaruit meer te ontwikkelen is) blijft als enige kern van deze 12 kleine vérhalen. JAN VERSTAPPEN Piet Valkman: „Rode Papaver", uitgeverij Manteau, Brussel Den Haag, Prijs 16,90. Bernard Sijtsma: „In Amsterdam zijn Uitgestrekte Parken", uitgeverij Elsevier. Prijs 13.90. J. M. A. Biesheuvel ...nullijn bereikt De eerste bundel verhalen van Biesheuvel, zijn de buut, „In de Bovenkooi", was bepaald een verrassing: een talent met morbide en eigenzinnige fantasie was aan het woord in deze verhalen vol eigenwaan en persoonlijk fantasiegebruik, dat er niet om loog en zich geen grenzen stelde. De verhalenbundels die van de Leidse auteur volgden, „Slechte Mensen" en „Het Nut van de Wereld", waren nadere uitweidingen en verdere verwerkingen van de thema's en motieven die in de eerste bundel reeds werden aangedragen: krank zinnige bedenkingen (in de letterlijke zin van het woord), absurditeiten en onmogelijkheden. De nieuwste bundel van Biesheuvel is niets minder en ook niets meer dan dat „De weg naar het licht" biedt in een groot aantal „verhaien" (het zijn er maar liefst 24) in zo'n 250 pagina's precies hetzelfde beeld van Maarten Biesheuvel als zijn vorige bundels te zien gaven. Mocht je als lezer al in de persoon Maarten Biesheuvel geïnteresseerd zijn geraakt, dan kan dat nog leuk zijn, maar langzamerhand wordt in zijn werk een nullijn bereikt, waarin herhalingen van ideeën en gedachten strijk en zet zijn. Het grote aantal verhalen is er mede debet aan dat je bij lezing het gevoel krijgt dat Biesheuvel nu zover is, dat hij elk idee, elk verhaal dat van zijn pen komt of uit zijn machine rolt, zonder herlezing of zelfkritiek, in zijn map stopt voor'zijn volgende bundel. Het is troosteloos om alsmaar hetzelfde te lezen: dat deze Biesheuvel in zo'n beperkte levenssfeer met zijn Eva omgaat; dat hij aanvallen van depressie, angst en andere onregelmatigheden heeft, dat hij in een „inrich ting" heeft gezeten, omdat hij dacht Jezus Christus te zijn, wat kennelijk niet zo goed viel in zijn omgeving, en andere onverkwikkelijkheden en partikularismen uit zijn leven. Biesheuvel maakt de beloften die hij in zijn eerste bundel verhalen deed, in het geheel niet waar. Integen- deel, hij is vastgelopen als geen ander. De anekdoten herhalen zich, de angsten zijn dezelfde, het korte bestek heeft zich niet ontwikkeld en zal zich niet ontplooien tot een werkstuk van grotere adem. Bovendien is het nieuwe boek van Biesheuvel, „De weg naar het licht" in een aantal opzichten bepaald irritant. Niet alleen omdat er niets nieuws in gebeurt, omdat oude stramienen en gedachten en patronen weer op nieuw worden uitgemelkt en afgekalfd. Maar boven dien omdat dit allegaartje van verhalen de indruk wekt dat Biesheuvel alles wat hem te binnen schiet en wat hij zich herinnert of meemaakt omsmeedt (op een vrij eenvoudige en weinig inventieve wijze) tot een verhaal of zoiets. Neem maar een passage van twee pagina's over een bezoek dat hij aan Rusland brengt. Daar gebeurt niets of niemendal in, het schetsje is misschien best wel leuk in een reeks dagboeknotities, maar in een verhalenbun del doet het eigengereid aan, als iets van een auteur zonder enige zelfkritiek. Het verhaal „De Leeuw van Leiden" doet de deur dicht, wat mij betreft Het is een beschrijving van een groep lezers, die zich over allerlei publikaties buigen, tot een van hen het op zijn heupen krijgt en zich begint af te vragen wie toch die dwaas is die zoveel schrijft. Een genie? Een psychopaat? Het blijkt de auteur Maarten 't Hart te zijn, die dat alles doet. Biesheuvel beschrijft een lang gesprek met hem, waar in de veelschrijverij van zijn Leidse collega uitgebreid, op ironische wijze, wordt besproken en uitgelegd. Een voorbeeld van klein denken, van provincialisme, tekort aan ideeën, wat deze hele bundel van kritiekloos bij elkaar gebrachte verhalen, tot een grote teleurstel ling maakt Zolang Biesheuvel passen op de plaats maakt, of in zijn oude voetsporen blijft treden, hoeven we op hem niet te rekenen. Wat wel jammer is, gezien de beloften - die zijn eerste boek inhield. JAN VERSTAPPEN J. M. A. Biesheuvel: „De weg naar het licht", uitgave als Hollands Maandblad reeks, uitg. Meulenhoff, Am sterdam. Prijs 18,50. Catalogusomslag voor de „Keuzetentoonstelling van Hollandsche aquarellen", litho 1896. De eerste kalender (1902) met op het eerste blad in kleurenlitho een kraaiende witte haan, een zingende spreeuw en meeuwen op het strand. Alle kalenders zijn op de tentoonstelling te zien. Moskou (UPI) Het na tionale muziekinstrument van de Sovjet-Unie, de balalaika, maakt een kwaliteitscrisis door. Volgens het dagblad Sov- jetskaja Koeltoera ver vaardigen sommige fa brieken instrumenten van slechte kwaliteit, die bovendien te duur zijn. En dat is een ernstig pro bleem voor de volksmusi ci van de Sovjet-Unie, waar de balalaika in een even groot aanzien staat als de gitaar in het wes- De oorzaak van het pro bleem is volgens de krant dat de fabrieken in een veel te hoog tempo produ ceren. „Om uitstekende muziekinstrumenten te maken moeten materialen van hoge kwaliteit wor den gebruikt", aldus het blad. „In het bijzonder zwart loofhout, dat con tant betaald moet worden. De Russische industrie en de handwerklieden heb ben dat geld niet". Dit betekent dat ze dan maar te jong hout van mindere kwaliteit gebrui ken. Het resultaat is een dof, doods instrument dat de herinnering aan de grote balalaika-meesters te schande maakt. Op een goed instrument gespeeld hoeft de balalaika-muziek niet onder te doen voor de muziek van het westen. De muziek van de film „Dr. Zjivago" werd ge speeld op balalaika's en het is nauwelijks denk baar dat een film over de Sovjet-Unie het zonder de muziek van dit instru ment stelt. „Het is absoluut onmoge lijk een goed instrument te maken zonder goed hout", schreef de Sovjets- ka ja Koeltoera, en het blad gaf met een anecdote aan hoe ernstig de Russen hun muziekinstrumenten nemen. Toen S. Nalimov „de meester-bouwer van de Russische stradiva rius", goed gedroogd hout nodig had voor instru menten voor een populai re volksmuziekgroep, sloopte hij de deuren en raamkozijnen uit de wo ning van de dirigent. Dit gebeurde jaren gele den, aldus de krant, „en wellicht zwerven dezelfde balalaika's, gemaakt van raamkozijnen en deuren, nog ergens rond in de we reld en maken ze mooie muziek". De kwestie van de prijzen is nog ingewikkelder. In een winkel, waar je met harde valuta kan betalen, kan je een balalaika ko pen voor ongeveer 20 gul den, maar het instrument dat je daar krijgt is nau welijks de naam balalaika waardig. Een in Lengin- grad vervaardigde bala laika van concert-kwali teit kost ongeveer 200 gul den. Hetzelfde instru ment, maar dan gemaakt in Moskou, „kost vier keer zoveel, maar is niet vier keer zo goed", aldus de krant En het blad be sloot met de droevige op merking dat balalaika- snaren vrijwel niet te krij gen zijn. Theo van Hoytema wordt vaak samen genoemd met namen als Toorop, Lion Cachet, Dijsselhof en an dere Art Nouveau-arties- ten. Hij wordt daarmee min of meer bij die groep ingedeeld. Toch hoort hij er eigenlijk niet in thuis al geven de prenten die hij van dieren maakte, vogels vooral, aanleiding tot deze misvatting. Maar Van Hoytema blijft ook in de ranke golvende lij nen van bijvoorbeeld pauwen en zwanen, altijd realist die niet, zoals an dere Art Nouveau-kuns te- naars, aan overdreven stilering deed. Dat hij in zijn beste prenten een li thograaf van het grootste kaliber was, kan men weer eens zien op de ten toonstelling die het Pren tenkabinet van het Rijks museum te Amsterdam aan zijn werk wijdt. Die tentoonstelling wordt gehouden in het kader van het streven van het Rijksprentenkabinet om van Nederlandse grafi sche kunstenaars oeuvre- catalogi samen te stellen, die dan worden begeleid door een expositie. Dat de kunstenaar (op 28 augus tus j.l.) zestig jaar geleden is overleden zou overigens een extra-aanleiding tot de manifestatie kunnen zijn. Zijn dood kwam na een leven dat door tal van te leurstellingen, tegensla gen en zwakke gezond heid gekenmerkt werd. Theo van Hoytema werd op 18 december geboren in een deftig huis aan de Haagse Alexanderstraat als laatste van acht kinde ren. Vader was Domini- cus van Hoytema, als se cretaris-generaal van Fi nanciën behorend tot de upper-ten van de Residen tie. Theo had tekenaanleg, maar een kunstenaar schap leek er in dat defti ge milieu niet in te zitten. In 1869 ging de vader met pensioen en verhuisde het gezin naar Rijswijk. Twee jaar later overleed Van Hoytema sr. Moeder en kinderen verhuisden naar Bameveld. Theo was tien jaar toen. Vier jaar later kwam ook de moeder te overlijden. Zes kinderen verhuisden naar Klein Stadwijk, een buiten bij Voorschoten. Van hieruit bezocht Theo de eerste vier klassen van het gym nasium te Leiden. Hij zou dolgraag kunstenaar ge worden zijn, maar zijn voogd stond dat niet toe. Tot 1884, de dag van zijn meerderjarigheid, ver kniesde hij zijn tijd in Delft op het bankierskan toor van twee van zijn oudere broers. Opluchting Voor Theo kwam rijn 21e verjaardag als een op luchting. Hij ging zelf standig wonen in Delft, volgde wintercursussen aan de Haagse Academie en ontdekte bij zichzelf een affiniteit voor het weergeven van dieren. In Leiden tekent hij ze in het Zoölogisch Museum. Hij woonde een tijdje in de Sleutelstad bij rijn oom, uitgever A. P. M. van Oordt, die hem opdrach ten gaf voor de illustratie van een biologisch werk. Litho's In die tijd maakte hij zich de lithografie eigen, de techniek waarin hij een grootmeester zou worden. Hij woonde een jaar in Rijswijk op „Pax Intranti- bus, en tuinmanshuis bij het kasteeltje De Binck- horst. In 1891 trouwde hij met Tine Hogervorst en ging in Loosduinen wo nen. Nu braken rijn ook artistiek beste jaren aan. Hij maakte wandschilde ringen, prentenboeken en tal van litho's. In 1902 ver scheen de eerste van rijn befaamde kalenders. In dat jaar ook kwam het tot een breuk met rijn vrouw. Zijn moeilijkste tijd brak aan. Steeds verhuizend van kamer naar kamer, vaak riek, enkele malen in een ziekenhuis opgeno men. Maar, als het kon, bleef hij werken. Tot op ZJ5J v in vx:. i'X 3-1 jJWIliiJJil 115 ■öin 21 Vijf angorakonijnenn, litho 1898. rijn laaatste ziekbed toe worstelde hij met de ka lender voor het jaar 1918 dat hij zelf niet meer bele ven zou. Vrienden die het werk van hem wilden overnemen wees hij af. Hij kon ook dit werk, rij het met grote inspanning, voltooien. Zestig jaar geleden eind igde rijn pijnlijke bestaan. Als je nu rijn werk bij elkaar riet en de (voor treffelijke) oeuvre-catalo- gus bestudeert, is de eer ste indruk dat de man geweldig hard moet heb ben gewerkt, ook nog in de jaren toen rijn gezond heid zo slecht geworden was. Het vroegste werk is •al een eeuw oud en dat kan men, vooral bij de gelegenheidsgrafiek, er wel aan af zien. Maar zo dra hij dieren onder han- fraaie belettering, iets waar veel kunstenaars in te kort schieten. Van Hoy- 1 tema, die zo graag in die rentuinen en elders rijn onderwerpen vond en be- studeerde/noet een groot natuurminnaar rijn ge weest, een man die niet fantaseerde. Ook niet als hij eigen of andere verha len illustreerde, maar het dier weergaf in rijn eigen schoonheid. Mooier kan het niet. Tot en met 4 december kunt u het werk in Amsterdam zien. Vg. den neemt wordt het ster ker. In sommige bladen komt hij tot een meester schap waar weinigen aan kunnen tippen. Neem dat blad met vijf angorakonij- nen.Hier vat hij een oude japanse techniek op om aan de grafiek een blind druk toe te voegen. Hier - en ook in andere pren ten uit dezelfde tijd - be reikt hij nuanceringen die in zwart-wit haast onmo gelijk lijken. Als je de prent onder de goede in valshoek bekijkt gaat ook de puur-witte partij leven. Leven als de pels van een dier. Kalenders Meester van het zwart wit, maar meester ook van de zo moeilijke kleu renlitho. Kijk er de bla den op aan, de kalenders vooral met hun prachtige afwegen van illustraties en kalendarium, met hun

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 20