'm. (Wip Schuld van vijf miljard dollar staat Cuba tot aan de lippen Fooien in Cuba taboe, service over boord gezet m onze in &tuuunu A AG Toen boze buurman Amerika in 1962 de banden met Cuba verbrak en een ijzeren blokkade-ring rondom het eiland legde zaten de 6 miljoen „compagneros" van Fidel Castro opeens in een zonovergoten muizeval. De Grote Leider had na zijn opmars in 1959-dwars door het bergland naar de hoofdstad Havana beloofd, dat hij zijn uitgemergelde land per kerende post een nieuw élan en een kersverse moraal zou geven. Maar toen hij nauwelijks drie jaar later gecon- j fronteerd werd met de genadeloze boycot van de U.S.A. kon hij slechts de buikriemen van zijn - volk haastig aanhalen en de leer van de massale s versterving afkondigen. Eén miljoen Cubanen, die met de gevluchte dictator Fulgenclo Batista gebeuld hadden, dan wel de zegeningen van de uitsluitend in leger-todden opererende Castro niet zagen zitten, waren inmiddels met hun kapitaal en hun know-how gevlucht naar Flori da op nauwelijks 180 zeemijlen van hun beloof de eiland. Onder hen 7000 artsen, die de gezond heid der Cubanen een zorg voor later of nooit was en liever een nieuwe dokterspraktijk in Miami of omstreken begonnen. Bij dat vluch tend leger ook de rum-koning Bacardi, die in zijn valies tevens de patenten van zijn alcohol houdend wereldrijk het land uitdroeg. Later probeerde hij vanuit Florida de topmensen uit zijn fabrieken nog met gigantische bedragen over te halen om hem te volgen en daarmee de fabricage van het nieuwe staatsmerk rum „Ha vana Club" onmogelijk te maken. Maar in die opzet is hij niet geslaagd en Fidels witte kop stoot is nu een voortreffelijke drank, die zich in de Cuba Libre (en daarna in de maag) voortreffelijk staande houdt. Bij de vluchtenden bevond zich ook de maffia- boss Meyer Lansky, het troetelkind van Batista, g dat met openlijke regeringssteun bezig was om - van Havana een tweede Las Vegas te maken. Hij liet onder meer aan de strandboulevard in Cuba's miljoenenhoofdstad het „Rivièra-hotel" |j bouwen in dezelfde oogverblindende protsenma- kersstijl van de gokstad in de woestijn van Nevada. Dat hotel staat er nog steeds, maar het is rigoreus getrimd en aangepast aan de idealen van het arbeidersparadijs. Dat betekent onder meer, dat mijn' hotelkamer op de vierde verdiep ping een minder frivool behangetje heeft gekre^ gen dan in Lansky's dagen en dat het overdadig chroomwerk in de badkamer met een soort revolutionair dropwater is bewerkt, waardoor ik genoodzaakt ben om mij aan doffe stangen uit het bad te hijsen. Volgens een kaart op de .Anderen hebben ons land verziekt, aan ons de taak om het weer op te bouwen". toilettafel is er nog wél „roomservice", maar als ik bescheiden een fles mineraalwater bestel deelt de juffrouw aan de andere kant van de lijn mee, dat er geen roomservice meer in Hotel Riviéra geboden wordt. „Maar wacht even, juffrouw. Hier staat toch duidelijk, dat ik nummer vier moet bellen voor roomservice. En nu ik dat nummer bel, krijg ik u te spreken. Bent u dan niet belast met de roomservice?" Mag de juf frouw om zoveel westers geneuzel wellicht even glimlachen? Ze doet het overigens niet hoorbaar voor de gast. Zegt alleen: „Als u nummertje zes belt voor de was- en strijkinrichting krijgt u mij ook aan de lijn. Dat wil dus allemaal ftiks zeggen". „Kan ik dan misschien mijn broek op laten persen juffrouw?". „Alleen vóór twee uur 's middags meneer. Goe dendag". Nederige wens Een ervaring rijker stap ik even later in de nog steeds moderne lift van Amerikaanse makelij, die nu echter door een dame op leeftijd met een handel bediend wordt. Gids Papa Gerard heeft in de bus van „Cuba Tours" al gewaarschuwd dat het werkeloosheidsprobleem de gesel, die Cuba ,3efore Castro" striemde volledig is verdwenen. „Iedereen heeft tegenwoordig werk", zei hij gebiedend, „niemand behoeft meer te lanterfanten". De betekenis van zijn woorden wordt mij duide lijk, als ik de volgende ochtend een eitje bij mijn ontbijt bestel. Deze nederige wens wordt aange hoord door een ober in smoking, die daarop onmiddellijk overleg pleegt met drie collega's achter een gordijn. Samen komen ze na precies een kwartier tot de slotsom, dat mijn verlangens uitgaan in de richting van een ei. Een overzichte lijke opdracht, menen zij gevieren. Ik zie dan ook, dat één van hen een bon uitschrijft en zich via de klapdeuren naar de keuken begeeft. Ik zie hem daarna niet meer terug. Wat zei Papa Gérard ook weer? Juist: „Het verfoeilijke fooiensysteem is na de triomf van de revolutie volledig afgeschaft Iedereen op Cuba stelt er een eer in om te werken en hoeft daar niet nog eens extra voor betaald te wor den". En hij heeft weer eens gelijk: de paar pesos, die ik in de coffeeshop aan een attente ober geef (en die hij verrast accepteert) worden tien minuten later teruggebracht door de zaal- rhef, die mij hijgend tot in de hal achtervolgd heeft. „Meneer heeft zich vergist", roept hij al van verre, „het gebak en de koffie kosten slechts zestien pesos. Geen twintig". Het is allemaal even wennen voor een gast uit Nederland, die voortdurend in de buidel moet tasten om zijn medemensen tot enige activiteit te bewegen. Maar het maakt het geheel wel een stuk overzichtelijker. Fooien zijn taboe en service is over boord gezet. Je weet nu tenminste gelijk, waar je aan toe bent. De volgende morgen ben ik te vroeg voor het ontbijt en daarom besluit ik enige verkwikkende banen te trekken in het gigantische zwembad van Riviéra. Het feit, dat zich bij het bassin slechts één man in overall ophoudt verbaast mij niet, want niet iedereen is verplicht om zo slecht te slapen als ik. De man wuift naar mij, als ik mij op de lage plank klaar maak voor een duik in het diepe en houdt dat nog steeds vol, als ik weer boven kom drijven. Vervolgens komt hij naar de rand van het bad en stort hij een kloeke gezinsemmer vol onver dund chloor over mij heen. Als ik volledig opgebleekt weer op de kant sta, besluit ik om mij op korte termijn voor een schriftelijke cursus Spaans te laten inschrijven. Patria o muerte Toch is het Cuba van meester-manipulator en gulle gelegenheidspsreker Fidel Castro duidelijk op weg naar een andere toekomst Met de massa le kreet „Patria o muerte", het vaderland of de dood, is men na 1959 begonnen met het bouwen van een nieuwe staat uit het absolute niets. De industrieën waren lam geslagen. Transport, mijn bouw en landbouw konden het zonder de hulp. van de „gringos", de slimme broers uit de buiten gewesten, niet meer rooien en zelfs aan de dagelijkse levensbehoeften was een voortdurend schreeuwend gebrek. Opgewekt door de opzwe pende taal van Grote Vogelaar Fidel begon men massaal te improviseren: vrouwen maakten uit lompen smakelijke mini-jurken en paradeerden daarmee zoals in de glitter-dagen van Batista; ook cosmetica werden voortaan thuis gemaakt Het tekort aan kip- en rundvlees, dat op een gegeven moment even schaars was als bij ons in de hongerwinter van 1944, werd aangezuiverd met vissoorten, die men zelf met hengel en schepnet uit zee haalde. De schaarste-economie van de revolutie bracht het water tot aan de lippen, maar het leven ging door als een grimmi ge lachfilm. De gevierde televisie-ster Nitza Villa pol demonstreerde in haar kookrubriek bijvoor beeld 200 manieren om schelvis smakelijk te bereiden en legde uit, hoe je van groene erwten een bedrieglijk toetje van bijna echte maniok kon maken. Miljard schuld Ondertussen stroomden de hulpgoederen van de nieuwe vriend jaar met tienduizenden tonnen de haven van Havana binnen. Olie, katoen, vracht wagens, medicamenten, electriciteitscentrales, leermiddelen en alle anderen zaken waaraan de 6 miljoen Cubanen dringend behoefte hadden, werden onder het oog van Uncle Sam na een zeereis van 12.000 kilometers gelost in de scha duw van het gigantische Christusbeeld, dat ook nu nog nog, zeventien jar na de revolutie, ver blindend wit en foeilelijk het havenbeeld van Havana beheerst. Het straatarme Cuba, dat tot overmaat van ramp ook nog enkele suikeroog sten zag mislukken, betrok deze goederen op de pof en kijkt nu al tegen een schuld aan van vijf miljard U.S. dollars. Dit gigantische bedrag wordt door Castro grotendeels terugbetaald met militaire steun aan de broeierige oorlogen in Afrika en het sturen van medische teams in diezelfde richting. Papa Gérard noemt deze afbe taling met „mensenvlees" overigens een steun aan bevriende landen. En als je hem daarna vraagt of die hulp onder pressie van Rusland gegeven wordt, slikt hij bijna schuimbekkend zijn microfoon in en roept hij: „Ook Afrika heeft recht op de permanente revolutie van het volk". En daarmee is wat hem betreft de discussie over dat punt gesloten. Het grote gelijk Discussiëren met Papa Gérard en alle andere „compagneros", die je weg voortdurend kruisen, heeft trouwens geen enkle zin. Want het Grote, Absolute Gelijk hebben ze toch al bij voorbaat aan hun zijde. En daarom is een voorzichtige visie, een kleine kanttekening in de marge van het machtige avontuur van de revolutie, een schuchter „ja, maar" verloren moeite in hun ogen. Hun nieuwe invalshoek, waarvan de pro blemen worden bekeken en opgelost is immers de enig juiste de bewijzen liggen op straat, in de fabrieken, scholen en ziekenhuizen. En daarom is jouw antieke hoek hooguit nog ge schikt om er eens en voorgoed in te worden teruggetrapt „Gaat de revolutie op Cuba nu niet ten koste van de menselijke vrijheid?", vraag je op een gegeven moment „wordt het individu niet opgeofferd aan de idealen van de staat?". En weer bliksemen de ogen en komt de genadestoot „Hoe kan een volk praten over menselijke vrij heid, als het eeuwen lang onder het juk van vreemde indringers is gejaagd. Als het gedwon gen werd om rondsnuffelend als een schurftige hond zijn eten te zoeken? Nu hebben wij alles wat we vroeger niet hadden: er zijn scholen voor onze kinderen, er zijn hospitalen voor onze zie ken, er zijn fabrieken, waarin wij mogen werken. En iedere Cubaan kan op vakantie en de schoon heid van zijn eiland met eigen ogen zien. Wij beschouwen het als een luxe om over individuele vrijheden te praten. Wij willen het er trouwens niet eens over hebben, omdat we de ellende van die zogenaamde vrijheden aan den lijve hebben ondervonden. Wat nu gebeurt op Cuba gebeurt met instemming van het gehele volk. En daarom zijn wij bereid om persoonlijke verlangens en genoegens voorlopig op te offeren. Natuurlijk komt er een tijd, waarin wij Cubanen ons meer kunnen veroorloven: reizen naar het buitenland, een eigen auto van een merk, dat wij prefereren. Maar die toekomstmuziek wordt gelukkig nog overstemd door het lied van de revolutie. Patria of muerte. Anderen hebben ons land verziekt Aan ons nu de taak om het op te bouwen". Eénrichtingspad En ze menen het woord voor woord: de Papa's' Gerard, die als trouwe dienaren van de revolutie het smalle, één-richtingspad voor de westerse toerist effenen. Ze nemen je niet mee naar de oogverblindende stranden van Varadero - die kunnen wachten, want zand loopt niet weg. Daarom hebben ze bovenaan het lijstje van excursies bezoeken staan aan scholen en zieken huizen, want die vormen de eerste, massieve pijlers, waarop de „compagneros" hun nieuwe toekomst hebben gebouwd. Het gratis onderwijs en de gratis medische zorg-van-wieg-tot-graf zijn de stralende visitekaartjes, die de gast met een „voilé"-gebaar worden overhandigd. Gillette Daarom ook worden grappen over Fidel door geen van de gastheren in dank afgenomen. Tij dens een lunch vraagt iemand aan het gezel schap, of zij bekend zijn met het feit, dat tegen woordig enorme foto's van Castro, Che Guevara, Marx en Lenin overal in de straten van New York hangen. „Nee, dat wisten de heren niet". Verbazing derhalve alom. „Waarom hangen die foto's daar dan?", wilde men toch even weten. „Dat staat in de tekst onder die foto's, zei de moppenverteller, „daar staat: „dat komt ervan, als u geen Gillette gebruikt". Er is aan die tafel verder zwijgend en met duidelijke tegenzin gegeten. Want bij de baard van de profeet: bij zoveel ernst kan zelfs de geringste grap al dodelijk zijn. LEO THURING Ook het Havanna anno 1977 vertoont nog de decadente trekjes van het tijdperk vóór Castro: veel prestige-objecten omzomen de boulevard en ook de oude Amerikaanse hotels staan, zij het met andere namen, nog stralend overeind. Bovenaan het lijstje van excursies staan bezoeken aan scholen en ziekenhuizen, de pijiers waarop de „compagneros" hun nieuwe toekomst hebben gebouwd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 17