7 „Het bewijsmateriaal verkeert in staat van ontbinding. Ik kom in december vrij" METER MENTEN; Immense rij Menten-kijken „Zak kunstmest" Paars aangelopen „Typische Menten-streek" AMSTERDAM Pieter Nicolaas Men- ten werpt drie kushandjes naar vrouw Meta. Ze retourneert er één. Hij knijpt even de ogen toe en krult met zijn lippen een glimlach. In dit tedere on deronsje lijkt hij op de breekbare grijs aard die je op grond van zijn leeftijd zou verwachten. De 78-jarige miljonair draait zich om en beent, omringd door potige parketwachten, met zijn onaf scheidelijke aktentas de rechtszaal uit Meta kijkt hem na tot de deur achter hem dichtvalt. Ze zucht De zoveelste procesdag is achter de rug. En Pieter was vandaag weer als vanouds: de strijdbare vechtjas, die zich door niets en niemand iets laat aanleunen, foete rend en tierend tegen de officier van justitie, getuigen, deskundigen, autori teiten, de pers en soms zelfs tegen zijn eigen verdediger. Elk moment aangrij pend om hartstochtelijk zijn onschuld uit te dragen. Of hem daartoe het woord is verleend of niet, Menten voert een luidruchtige kruistocht tegen zijn belagers. En daar rekent hij iedereen toe, die zijn naam in verband durft te brengen met onoirbare handelingen. De enige voor wie hij een greintje respect >oit lijkt te reserveren is rechtbankpresi dent mr. J. Schroeder, maar dat is dan ook de enige die hij echt nodig meent te hebben in zijn verbeten strijd tegen aanklager mr. A. Habermehl, die hem h deelneming aan massa-executies voor hi de voeten heeft geworpen. jq eiJ Mr. Schroeder is de andere absolute sjn| hoofdrolspeler in het proces-Menten, !WJ dat zijn ontKnooping nu snel nadert. rmj Hij heeft het gisteren afgesloten vooron- V0I derzoek van de bijzondere strafkamer met vaste hand geleid, al benaderde hij Menten volgens sommigen aan het be gin van het proces te tolerant Hij bleek een toonbeeld van takt en geduld, maar wees Menten scherp terecht als de op vliegende verdachte naar zijn smaak weer eens te ver ging. Dank zij grote feitenkennis en mild sarcasme was mr. Schroeder in staat elke oneffenheid ■in de procesgang glad te strijken. De eenentwintig zittingsdagen startte "hij punctueel om tien uur 's morgens met: „Ik heropen de geschorste zitting van de bijzondere strafkamer van de Am- ster jamse rechtbank. En wijs de ver dachte erop dat hij goed moet luisteren en niet verplicht is te antwoorden." Menten had daarop globaal gezien twee stereotiepe reacties. Eén: hij stond op, zocht steun op de tafel, die hij met zijn raadsman deelde, en barstte hakkelend los in een stortvloed van mededelingen en verwensingen; steevast gevolgd door een heftig pleidooi voor zijn eigen zaak. Mr. Schroeder zag dit een paar weken aan, maar maakte er de laatste tijd een vaste gewoonte van om Menten te on derbreken met: „Nee, nee, dat kennen we zo langzamerhand wel. Nu ik even". Het hielp meestal. Twee: Menten boog zich ver naar voren en vroeg met de hand aan het oor, luid en duidelijk: „Wat zegt u?" '1J' De rechtbankpresident werd geflan keerd door de twee andere leden van 11 de strafkamer, mr. baron H. van Imhoff ns en mevrouw mr. G. van Erp. Zij be perkten zich tot het stellen van aanvul- lende vragen aan getuigen en deskundi gen. Achter het drietal, zetelend aan een lange tafel op een verhoging, een im mense rij dossiers. Mr. Schroeder kan daaruit met één greep de gewenste map plukken en terstond een document lich ten. Twee griffiers hadden aan het eind van de tafel een plaats gekregen. Zij werden meermalen „geïnstrueerd" door Menten, als hij kennelijk speciale aan dacht nodig achtte' voor een bepaald detail. Vanaf het uiteinde van de tafel keek officier van justitie Habermehl sinds het begin van het proces stuurs de zaal in en blikte grimmig in de richting van de verdachte en raadsman mr. L. van Heijningen. Dit duo had op „zaalhoogte" plaatsgenomen vlak voor de griffiers. Ter hoogte van de officier zaten, ook al een trede lager, recherche- commissaris Peters, inspecteur Paster- kamp en medewerker Van der Leeuw van het Rijksinstituut voor Oorlogsdo cumentatie. Meta Menten was verreweg de meest opvallende toeschouwer. Vrijwel altijd present, meestal alleen. Wanneer ze wat later kwam overhandigde ze prompt een document aan mr. Van Heijningen. Ze was de enige in de zaal met een hoedje op. Verder in de zaal een vaste groep van ongeveer tien verslaggevers, af en toe aangevuld met een vrij luid ruchtige delegatie van het weekblad Accent, waarin vorig jaar de affaire aan het rollen werd gebracht. Tot deze week, waarin zijn ontslag als hoofdre dacteur van het blad bekend werd, was Hans Knoop, die enkele malen als getui ge optrad, voortdurend aanwezig. Niet alleen in de zaal, waar Menten meerde re keren liet blijken de naam van zijn achtervolger niet door de keel te kun nen krijgen, maar ook daarbuiten. Knoop plaatste in de „wandelgangen" kritische kanttekeningen bij pro-Men- ten-theorieën en raakte tenslotte ver wikkeld in een emotioneel handgemeen met Meta Menten. Hij had een opmer king gemaakt over de vrouw van Pieter. Zij reageerde door zich vast te klampen aan zijn stropdas. Op weg naar zijn auto moest Knoop later door collega- journalisten bevrijd worden van een driftige jongeman, die hem agressief vroeg zijn woorden aan het adres van Meta nog eens te herhalen. De publieke belangstelling was aan het begin van het proces zo overstelpend dat de zaal uitpuilde. „Menten-kijken" was toen zeer in trek. Dit effect ver flauwde sterk gedurende de laatste we ken. Alleen de werkelijk geïnteresseer den bleven over. De pauzes die de strafkamer inlaste (een lange onderbreking rond één uur, twee korte schorsingen om half twaalf en half vier) kenmerkten zich door ge zelligheid. Voor zover mogelijk althans in de betonnen kolos aan de Pamassus- weg in Amsterdam-zuid. Een speciaal voor het Menten-proces ingericht buffet werd driemaal per dag letterlijk be stormd. Kwaliteit en prijs van de koffie en de justitie-broodjes waren hier niet vreemd aan. Eigenlijk wees niets er tijdens de pauzes op dat er oorlogsmis daden aan de orde waren. Dat veran derde op slag als de zitting weer werd voortgezet. Zeker de eerste weken was de spanning direct weer voelbaar. Maar toen stonden dan ook enige Polen in de getuigenbank, die verklaarden Menten te hebben herkend op het executieter rein. Menten noemde hen, en ook de Russische getuigen in augustus, stuk voor stuk leugenaars. Voor hem zijn alle getuigen van achter het IJzeren Gordijn „gedresseerde apen, die met Oosteuropese modder komen gooien". Hij betitelde een Pools recherche-insti tuut consequent als een vervalsingscen trale en ziet het hele proces als een KGB-stunt. Ook zijn verdediger vestig de er op zijn eigen minzame wijze meermalen de aandacht op dat zijns inziens de Oosteuropese getuigen tegen Menten niet vrijuit kunnen spreken, maar beducht voor hun toekomst ver klaren, wat de Russische en Poolse autoriteiten willen. Mr. Habermehl dien de hem eens van repliek over de getui gen van de verdediging: „Mag ik u erop wijzen dat daar enige oorlogsmisdadi gers bij zijn?" Die opmerking was tekenend voor de vijandige sfeer tussen aanklager en ver dediger. In een normale rechtszaak zou den zij op alle fronten hoofdpersonen zijn geweest, maar in de in alle opzich ten bijzondere Menten-affaire voerden zij ogenschijnlijk strijd op het tweede plan. Onder andere over de duur van het proces: mr. Habermehl heeft meer malen laten doorschemeren snel te kun nen requireren, mr. Van Heijningen be toogde voortdurend dat hij te weinig tijd had en dat het vooronderzoek on voldoende is geweest Hij keek daarbij steeds in de richting van rijksrechercheur Peters, die vanaf het allereerste begin bij de zaak betrok ken is geweest, reizen naar Rusland maakte en tientallen verhoren afnam. Mr. Van Heijningen eiste na het verhoor in Cannes van Dirk Menten onder grote hilariteit het ontslag van Peters, omdat de advocaat zich tijdens het verhoor tekort gedaan voelde. De rechercheur is nog steeds op zijn post. Peters was al sinds de eerste zittingsdag het „gelief koosde" mikpunt van de verdachte zelf geweest. „Die man is een levende zak kunstmest", riep Menten eens uit „Als hij zich ermee bemoeit groeien de pro cessen-verbaal als kool". De recher cheur lachte dapper mee, maar de sfeer werd er niet beter op. Ook de historicus Van der Leeuw, als onafhankelijk deskundige beëdigd door de strafkamer, moest het ontgelden. Hij legde verklaringen af en vervaardigde rapporten over omstandigheden en ont wikkelingen in het Polen van voor de oorlog tot en met 1943, het jaar waarin Menten naar Nederland terugkeerde. De uitlatingen van Van der Leeuw wer den door de verdediging bepaald niet in het voordeel van de verdachte uitge legd. Het kwam mr. Van Heijningen op enige reprimandes van de president te staan. Volgens Menten draagt niet alleen de Russische geheimê dienst schuld aan zijn huidige positie, ook de vaderlandse pers rekent hij tot de grote boosdoe ners. Hij schroomde niet journalisten in de zaal te bombarderen met verwensin gen als hij in een krant een passage had gelezen, die hem niet aanstond. Zelfs liet hij enige journalisten door zijn ver dediger als getuigen oproepen. Hij wil de hun vragen stellen, maar zoals zo vaak liep het uit op een emotionele verklaring. Talloze malen moest mr. Schroeder hem bij zulke gelegenheden tot de orde roepen. Dat lukte éénmaal zo slecht, dat de parketwachten al klaar stonden om hem op gezag van de rechtbankvoorzit ter buiten de zaal te zetten. De paars aangelopen kunstverzamelaar ging net op tijd morrend weer zitten. Toen vori ge week het verhoor van Hans Knoop door mr. Van Heijningen volgens Men ten te weinig opleverde, beet deze zijn raadsman toe dat hij het zelf wel zou opknappen. De rechtbank liet tenslotte weten niet geïnteresseerd te zijn in de antwoorden van Knoop. Zo hoog liep de verontwaardiging soms op bij Pieter Nicolaas, dat hij zijn verdediger bulde rend in de rede viel. Zijn eigen („op elk gewenst moment") afgelegde verklaringen hebben er waar schijnlijk toe geleid dat mr. Schroeder hem op twee leugens kon betrappen. Éénmaal moest Menten toegeven dat hij in tegenstelling tot wat hij altijd heeft beweerd nooit Pools staatsburger is ge weest, de andere keer bleek dat hij wel degelijk verbleven heeft in het huis van de vermoorde professor Ostrowski in Lemberg. De eerste leugen noemde hij een „krijgslist", na de tweede riep hij mr. Schroeder toe: „Ik verkeerde in bewijsnood. U zou hetzelfde gedaan hebben". Zelfs mr. Schroeder moest erom lachen, maar toen hij hem de volgende zittingsdag uitnodigde op nog enkele verklaringen terug te komen, kwam Menten juist weer terug op zijn bekentenis dat hij had gelogen: „Ik verstond het verkeerd. Ik dacht dat u vroeg of ik in die woning was geweest Dat klopt, ik ben er geweest". Mr. Schroeder merkte eens tegen Men ten op, toen deze alles wat er die dag tegen hem te berde werd gebracht als onzin afdeed: „Een mens kan ook te veel ontkennen, mijnheer Menten". Mr. Habermehl sprak van een „typische Menten-streek" door te betogen „dat de verdachte uitvoerig ingaat op voor hem gunstige verklaringen en die eindeloos herhaalt, maar nadelige uitlatingen niet verstaat of de betrokkenen grof bele digt". Het leek er soms inderdaad op of Menten zijn „slechte" gehoor zag als onderdeel van het rollenspel. Mr. Schroeder: „Deze getuige stelt dat elke geheime dienst met vervalsingen werkt". Menten: „Wat zegt u?" Mr. Schroeder: „Elke geheime dienst werkt met getuigen". Menten: „Ik ben blij dat ik dat nu ook eens uit uw mond hoor". Toen mr. Schroeder eens een getuige uit Amerika aankondigde keek hij naar Menten en voegde er uitdagend aan toe: „Dat zal ook wel weer een psychopaat zijn neem ik aan?" En tegen mr. Van Heijningen, toen deze een bepaalde ge tuige wat al te oud vond om zich nog iets te kunnen herinneren: „Deze man is zeventien dagen ouder dan Menten. Dat hoeft nog niet tot verstands verbijstering te leiden". Het zijn zonder uitzondering speldeprik- ken geweest in het grote steekspel tus sen justitie en een bejaarde verdachte, die 36 jaar geleden op het Poolse platte land een paar honderd mensen de dood zou hebben ingejaagd. „Het onderzoek is een puinhoop", riep Menten herhaal delijk, er vorige week zelfverzekerd aan vastkoppelend: „Het bewijsmateriaal verkeert in staat van ontbinding. Ik kom vrij in december". Voor het zover is, de voorspellingen hierover lopen zeer sterk uiteen, buigt de bijzondere strafkamer zich na de eis van de officier en het pleidooi van de verdediger eerst over de „zeer ingewik kelde materie", zoals mr. Schroeder het uitdrukte. Hij zei ook: „Dit is een onzin nig grote zaak. Met zoiets hebben we in Nederland nog nooit te maken ge had". De zoveelste zittingsdag is afgelopen. Meta Menten wandelt de zaal uit. Ze gaat weer terug naar haar woning, het koetshuis bij de Blaricumse villa, die door brand gedeeltelijk is verwoest. Ze wacht met de restauratie tot de uit spraak van de strafkamer. Dan wordt duidelijk of het kapitale pand nog door het echtpaar zal worden bewoond. Pieter Menten loopt een paar verdiepin gen lager al naar een gereedstaande auto, die hem terug brengt naar de Scheveningse gevangenis. Hij beent ste vig door tussen zes politiemannen, de aktentas krachtig omklemd, het hoofd opgeheven. Mr. Van Heijningen: „Hij is ongelooflijk vitaal. Maar je kunt aan de vlekken in zijn gelaat zien dat hij niet helemaal in orde is. Er komt na het proces ongetwijfeld een terugslag". Schuldig of niet, eerlijk verweer of blufpoker, Pieter Nicolaas Menten heeft het afgelopen jaar afdoende aange toond waarom hij al ver voor de oorlog een invloedrijk man kon zijn in Polen. WOUT BATENBURG Meta Menten tijdens één van de pauzes in het proces. Naast haar de dochter van Pieters broer Dirk. In juli brandde de kapitale villa van Menten gedeeltelijk af nadat er een molotov-cocktail op het rieten dak was geworpen. Een justitie-delegatie bracht afgelopen winter een bezoek aan Podhorodze. Links mr. Habermehl, rechts commissaris Peters. De bijzondere strafkamer, van links naar rechts: mr. Van Imhoff, mr. Schroeder en mevrouw mr. Van Erp.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 15