Gedurfde politieke thrillel van Yves Boisset Overheid moet in 1978 een flinke stap terug Viëtnamezen bouwden 30 jaar aan enorme maginotlinie Onderkoelde romance van Goretta verhitte Valentino van Russell BINNENLAND/BUITENLAND LEIDSE COURANT WOENSDAG 19 OKTOBER 1977 PACH La Dentellière is het simpele verhaal van een zwijgzaam timi de leerlingkapstertje, dat tijdens een vakantie aan de Normandi- sche kust, plotseling geheel al leen komt te staan, doordat haar levenslustige vriendin een man aan de haaks laat. Zij ontmoet een even schuchtere student en na wat prachtig ge filmde moeilijkheden met het leggen van het eerste kontakt, besluiten zij samen te gaan wo nen. Maar de gesloten student blijkt in zijn vertrouwde omge ving in Parijs niet meer dezelfde te zijn en als zijn poging om het meisje zover te krijgen dat zij zich aanpast aan zijn milieu mislukken, komen de eerste communicatie-stoornissen FUmweek Arnhem 1977 Isabelle Huppert als het timide kapstertje in Claude i Goretta's „La Dentellière", een sublieme creatie Verwijderingen zou een beter te een einde aan de verhouding, woord zijn, want omdat het geen rekening houdend met de meisje alleen maar luistert, gevoelens van zijn partner. Zon- zwijgt en op alles gedwee rea- der de man te veroordelen laat geert, maakt de student tenslot- Goretta zien hoeveel kleine Associated Press-fotograaf Horst Faas, die de Vietnamese oorlog twaalf jaar lang van nabij gevolgd heeft, heeft onlangs met een Duitse toeristengroep opnieuw èen bezoek aan dat land gebracht. Hij bezichtigde onder meer een van de slagvelden uit de oorlog, waar de Vietnamezen een ingenieus netwerk van tunnels hadden aangelegd. Kapitein Nguyen Thanh Linh De dodelijk gewonde luitenant-kolonel George Eyster, commandant van de „zwarte leeuwen" wordt weggebracht naar een eerste-hulppost (Door ir. J. de Wit, voorzitter Nederlands Christelijk Werkgeversverbond) Dezer dagen zijn de lijsten met verlangens van de vakbeweging voor het arbeidsvoor waardenoverleg 1978 bekend gemaakt. Voor velen zal het moeilijk te beoordelen zijn of al deze verlangens nu „haalbaar" zijn of niet. Vragen de vakcentrales te veel? Stel len de werkgevers zich ie star op? Welke rol speelt nu eigenlijk de overheid bij het overleg? Wij verdienen allemaal samen ons nationaal inkomen. Over een lange periode is dit inkomen elk jaar sterk gegroeid en daarmee groeide ook onze welvaart De uitgaven van de overheid en de collectieve voorzieningen konden groeien, maar ook het privé besteed bare inkomen werd elk jaar groter. Maar die sterke groei is er uit De laatste jaren is door allerlei oorzaken de welvaartsgroei van de rijke westerse landen en ook van Nederland sterk afgeremd. Wij zien als meest naar voren springend gevolg hiervan de werkloosheid om ons heen. Dit stelt ons voor twee opgaven: - Hoe kunnen wij de voor ons land noodza kelijke groei herstellen? - Hoe kunnen we de groei die er is zo eerlijk mogelijk verdelen? Wat de verdeling betreft mikt de vakbewe ging op behoud van koopkracht voor de „modale" man die rond ƒ28000 bruto per jaar verdient Wie daaronder zit gaat er nog wat op vooruit, wie daarboven zit gaat er meer op achteruit naarmate hij meer ver dient Daarnaast is er de wens om de leef tijdsgrens voor het minimumloon te verla gen tot 22 jaar, de wens van een extra vakantiedag, bijscholingsverlof en vervroeg de pensionering voor 63- en 64-jarigen. Grote waarde wordt gehecht aan het maken van afspraken over het scheppen van werkgele genheid. In de miljoenennota is door de overheid een schatting gemaakt voor de groei van ons nationaal inkomen in 1978. Globaal gezegd wordt dit nationaal inkomen verdeeld over twee groepen, de collectieve sector en de particuliere sector. De collectieve sector be staat uit wat wij aan de gemeenschap afdra gen aan belastingen en sociale verzekerin gen. In 1978 moet volgens de regering bijna 60 procent van het nationaal inkomen naar de collectieve sector gaan. Dit is een uitzon derlijk hoog percentage en ondanks dat komt de overheid voor haar uitgaven nog tekort en moet gaan lenen. Er zouden weinig problemen zijn voor koop- krachthandhaving als we de groei van oris nationaal inkomen weer op hoger niveau kunnen brengen. De motor van onze econo mie is het bedrijfsleven. Maar ons bedrijfsle ven is verzwakt en ziek. In veel sectoren wordt verlies geleden. Ons kostenpeil is te hoog. In onze traditionele producten zijn wij te duur. Onze exportpositie wordt steeds slechter. Vraag en aanbod op de arbeids markt passen niet meer op elkaar. Een gezond en sterk bedrijfsleven dat winst maakt is de eerste voorwaarde voor herstel van onze economie. Alleen een rendabel bedrijfsleven kan weer investeren in activi teiten die beter passen bij het arbeidsaan bod. Iedereen erkent dit, ook de vakbewe ging. Het bedrijfsleven vraagt daarom om lastenverlichting. Het vraagt dat in het be lang van iedereen. De werkgevers erkennen ook de wenselijkheid van koopkrachthand- having als het enigszins kan. En er is vol gens ons een weg die de beste garantie geeft voor het behoud van koopkracht, een weg die leidt tot verbetering van de concurrentie kracht, van het bedrijfsleven en tot herstel van economische groei. Wij moeten de weg op van sterke beperking van de collectieve lastendruk zodat er meer beschikbaar komt voor de particuliere sector. Ook overheid en vakbeweging weten dat we die weg op moe ten, maar men handelt er nog niet naar. Behoud van de koopkracht, ofwel het gelijk opgaan van het netto besteedbaar inkomen met de kostenstijging van het levensonder houd, kan voor een groot gedeelte bereikt worden door verlaging van belastingen en sociale premies van de werknemers. De aanvullende bruto loonstijging hoeft dan niet zo hoog te zijn. De kosten van het bedrijfsleven stijgen dan minder sterk. Bo vendien kan de overheid de sociale lasten die het bedrijfsleven moet betalen verlagen. De overheid moet een flinke stap terug, zij zal minder mogen ontvangen en minder moeten uitgeven. In een strak bewaakt meerjarenprogram moet de rijksportemon- naie afslanken. Het overheidsapparaat zal efficiënter moeten gaan werken. De stofkam moet erdoor, heeft de vakbeweging ook al gezegd. Maar er zullen ook veranderingen moeten komen in de uitgaven van de sociale wetten. Meer en meer wint de mening veld, dat men de solidariteit van de werkenden niet moet overtrekken, ten opzichte van de niet-werkenden. Is het nu nog wel redelijk, dat als gevolg van de koppeling van de sociale basisuitkeringen aan het minimum loon, de niet-werkenden er volgend jaar op vooruit gaan en de werkenden hooguit op de nullijn kunnen blijven. Wij moeten met z'n allen streven naar een zo laag mogelijke kostenstijging van het bedrijfsleven. Als het draagvlak van het bedrijfsleven gezond is, hoeft oók het rijk minder uit te geven aan sociale voorzienin gen, hulpprogramma's en dergelijke. Vakbe weging, overheid en werkgevers moeten het eens worden over een meerjarenprogram. Waarbij een goed evenwicht tussen koop kracht, rendementen en collectieve voorzie ningen weer leidt tot welvaartvergroting. ARNHEM Met Bertrand Tavernier's „Que la fête com mence", twee thrillers en in Rembrandt Lux films alle Jean Charles Tacchella's „Le pays bleu" en Daniel Davuls „L'Hombre des chateaux" was Frankrijk dezer dagen sterk vertegenwoordigd op de Film- week Nederland, ditmaal hoogstens met een enkele bij- werkje aanwezig, trachtte zich te revancheren met de twaalf uur durende filmmara thon „Open Doek", die, toen wij binnenliepen, toch nog veel bezoek trok, al betwijfe len wij of zeer veel aanwezi gen de hele prestatie hebben uitgezeten. Tavernier, tijdens de persconferentie eerder in deze week, een van de meest positieve uitschieters onder de genodigden, heeft met „Que la fête commence" laten zien hoe een historische film boeiend kan zijn zonder dat men er meteen een spektakel van maakt. Hij koos daarvoor de periode rond 1719, toen Frankrijk werd geregeerd door regent Philip d'Orléans, oom van Lodewijk XV. In tal van kleine details laat Taver nier zien hoe toen reeds het zaad voor de Franse revolutie werd gelegd. Regisseur Yves Boisset zocht zijn maatschappijkritiek meer in het heden. „Le juge fayard dit le cheriff" komt op Neder land af als een politieke thril ler over een jonge Franse rechter, die met zeer onortho doxe methoden, die hem de bijnaam „de sheriff" bezorgt, de beerput van een vrij grote provinciestad opent, met het gevolg dat men zich daarna alleen maar afvraagt hoe ver men hem nog zal laten gaan, voordat hij uit de weg wordt geruimd. Het lijkt een vrij makke film, tot men er Yves Boisset zelf over hoort. Want dan wordt het ineens een ge weldig dappere onderneming. Boisset, die al met „l'Attentat" over de Ben Barka-affaire aan de kaak stelde, heeft in deze film de kwalijke praktijken van de Service d'Action Civi- que in beeld gebracht „Een groep onderwereldfiguren, po litieke huurlingen, die hard handig optraden als men er de politie voor wilde nschake- len", zegt Boisset, die zonder een blad voor zijn mond te nemen, verder verkondigt dat iedere president na De Gaulle tot nu toe heeft gezegd dat hij er een einde aan zal maken, maar die de organisatie nog steeds niet de kop heeft weten in te drukken. „Ik ben al vele malen bedreigd en heb de film in St. Etienne moeten maken, want in Lyon zou dat onmoge lijk zijn geweest. Ze hebben verder de film ti achten te ver bieden door er de rechter bij te halen, maar de mannen van de SAC waren toch wel te veel overtuigd van hun invloed op de rechterlijke macht". „Le ju- ge fayard", duidelijk geba seerd op de moord op rechter Renault in 1968, nag dan voor Nederlandse begrippen een wat schuchtere politieke thril ler zijn. Wie de geweldige risi co's kent die de makers moe ten hebben gelopen bij de rea lisatie, kan zich alleen maar verbazen pver het feit dat de film met een voor iedere Fransman herkenbare achter grond toch nog vervaardigd kon worden. De andere Franse thriller „L Menace" van Alain Cornea werd zonder politieke achtei- grond het grove geschut. d|- rijke eigenaresse van een tran sportbedrijf pleegt zelfmoori in de hoop daarmee de nieuw geliefde van haar bedrijfslef der en tevens minnaar, iiij moeilijkheden te brengen. Za slaagde daarin wonderwel! want het meisje werdt verf dacht van moord, waarna de- man op ingenieuze maar welr erg gecompliceerde wijze 24.1 veel bewijzen tegen zichzem enscèneert, dat hij de hoofd® verdachte wordt. Maar tegei die tijd zit hij al veilig ii- Canada. Nou ja, veilig? Arg j wanende vrachtwagenchaufy feurs zorgen voor een spektaf culair en ironisch slot van dit bedenksel. Omdat Yves Mon- tand de rol van de bedrijfslei-P der speelt en veel met vracht-I wagens stoeit, roep de filml herinnering op aan „Het loonL van de angst", maar Henri Clouseau was dan toch wel een betere spanningmaker dan regisseur Alain Corneau. OTTOMILO CU CHI, (VIETNAM) (AP) - In 1966 werd de Amerikaanse luitenant-kolonel George Eyster dodelijk getroffen door de kogels van een Vietkong-sluipschutter. Vlak voor hij overleed zei hij tegen mij: „Voordat ik dood ga, zou ik graag nog de man willen ontmoeten die aan het hoofd staat van dit ongelooflijke tunnel complex". De wens van Eyster is nooit vervuld. Hij overleed in een veldhospitaal terwijl zijn eenheid probeerde zich een weg te vechten uit een enorm ondergronds complex, ongeveer 30 kilometer ten noordwesten van Saigon. Elf jaar later ontmoette ik kapitein Nguyen Thanh Linh, die mij vertelde aan het hoofd te hebben gestaan van het Cu Chi-bevrijdingsba- taljon dat uit de tunnels de strijd met de Amerikanen en Zuid-Vietnamezen aanbond. Linh leidde mij rond door het netwerk van tunnels waaraan 30 jaar lang gewerkt is en dat zich over een gebied van 250 kilometer uit strekt. Kapitein Linh sprak in het Frans met gereser veerde eerbied en bijna zonder haat over zijn vroegere vijanden, de Amerikanen. Tijdens dit gesprek werd duidelijk dat bij de gevechten ook de Noordvietnamezen hevige verliezen heb ben geleden. Linh zei dat van de 600 man in het Cu Chi bataljon, dat in januari 1966 streed tegen de „zwarte leeuwen" van luitenant-kolo nel Eyster, er slechts vier de oorlog hebben overleefd. „Het bataljon werd verschillende keren uitge roeid. Iedere keer hebben wij het met nieuwe manschappen aangevuld. In de loop van de oorlog zijn in totaal 12.000 man van ons batal jon om het leven gekomen," aldus Linh. Op onze tocht uit Saigon naar het noordwesten was van de vroegere slagvelden niet erg veel meer te zien. Hier en daar getuigden bomkra- ters en wrakken van Amerikaanse helikopters en pantserwagens nog van de zware strijd, die in dit gebied heeft gewoed. Het slagveld waar wij naartoe werden gebracht lag onder de grond en bestond uit twee en soms drie lagen. Het gaat om een netwerk van tunnels en holen dat zich van Cu Chi in de richting van Saigon en de omringende provin ciale hoofdsteden uitstrekt. Een map, waarop de tunnels waren aangegeven, deed mij denken aan een kaart van de ondergrondse in Londen of New York. De tunnels zijn glad, vochtig en laag. Houten luiken geven toegang tot hoger of lager gelegen tunnels, gevechtsposities en geheime in- en uitgangen. Met de aanleg werd begonnen in de dagen dat communistische agenten zich moesten verber gen voor de Franse politie. Het systeem is echter pas tijdens de Amerikaanse fase van de oorlog werkelijk op de proef gesteld, aldus Linh. „Toen er steeds meer Amerikanen aankwamen om het bovengrondse terrein te bezetten begon nen wij ons ondergrondse systeem uit te brei den," zo verklaarde kolonel Duong Long Sang, een van de andere Vietnamese officieren die onze groep begeleidde. „Uiteindelijk hadden wij een uit drie lagen bestaand tunnelsysteem aan gelegd waarin alles zich onder de grohd be vond, de wc's, de ziekenhuizen, al onze soldaten en zelfs waterbuffels." „Wij hebben letterlijk en figuurlijk 30 jaar lang gegraven, meestal in het donker. Aan een stuk van een meter werd soms acht uur gewerkt. De aarde werd naar boven gebracht en door vrouwen onder het gebladerte verstopt." Soms wisten wij dat Amerikaanse bevelhebbers maar enkele meters boven ons op hun metalen stoel tjes zaten, zo wist Linh zich te herinneren. „Wij opereerden altijd in de duisternis en ge bruikten onze kaarsen en zaklantarens alléén Zo zagen de tunnels en hun verbindingen naar opzij en naar boven er uit. Dit tunnelsysteem besloeg een lengte van meer dan 300 kilometer en het graafwerk, meestal ondergronds in de nacht en soms vlak onder de Amerikanen door, nam dertig jaar in beslag in noodgevallen. Onze gewonden lagen in het donker, soms maanden lang." De Amerikanen bleven echter ook niet stilzitten en bedachten manieren om ons in de tunnels op te sporen. Eerst maakten zij gebruik van speurhonden. Wij vochtern terug met messen, geweerkolven en mijnen. Daarna kwam een van ons op het idee om Amerikaanse zeep te gebruiken en begonnen wij net zo te ruiken als de Amerikaanse soldaten. Dat hield de honden tegen," zo zei Linh. „Vervolgens zetten de Amerikanen „tunnelrat- ten" in: kleine taaie Amerikanen, net zoals wij. Zij kropen met explosieven en gas de tunnels in om ons te doden of naar de oppervlakte te krijgen. Wij bouwden meer lagen en meer ontsnappingsroutes soms werden wij echter in het nauw gedrongen. Dan probeerden wij de Amerikanen geluidloos met bajonetten te do den om onze posities niet te verraden." Linh vertelde mij dat de Amerikanen in deze strijd zware verliezen hebben geleden. „Vele Amerikanen werden in de tunnels gedood. Zij deden er te lang over om hun doden te bergen. Daardoor kregen wij de tijd ons te hergroepe ren. Hoe meer Ammerikanen wij doodden, des te minder problemen wij hadden." De Amerikanen hebben ook geprobeerd de tunnels onder water te zetten. „Hierdoor verlo ren wij een groot aantal manschappen. Ook deze uitroeiings methode wisten wij echter te overwinnen door het aanleggen van een groot aantal vluchtroutes boven de normale gangen," zo vertelde Linh. Daarna pasten de Amerikanen de taktiek van de verschroeide aarde toe. In 1968 begonnen zij de tunnelcomplexen te bombarderen. Linh vertelde dat alle voltreffers dodelijke slachtof fers eisten. Over de bombardementen zei hij: „Als er in de omgeving van de tunnel een bom was neergekomen, dan stond opeens alles in brand. Door de kracht van de explosie werd je door de tunnel heen en weer geslingerd en werden de kleren van je lichaam gerukt." Hier werden ook de plannen gemaakt voor de aan val op de Amerikaanse ambassade in Saigon in 1968. Vanaf deze plaats werden tevens de details uitgewerkt voor de uiteindelijke bevrij ding van Saigon op 30 april 1975," aldus Linh. Hij herinnerde zich dat het grootste genot van die dagen bestond uit het inademen van wat frisse lucht. Terwijl wij weer in de wagens stapten om naar Ho-Sji-Min stad, het vroegere Saigon, te worden teruggebracht ademt Linh de zware, vochtige en ongestoorde lucht in die nu over het nu vredige Cu Chi hangt Horst Faas voorvallen soms tot een b kunnen leiden in een op eerste oog ideale Kombui Hij neemt daar de tijd \l maar mede door een subli kreatie van Isabelle Huppen het meisje blijft men geb( kijken naar het menselijk j ma in een notedop. j Ken Russell daarentegen t meteen fel van leer in Valen en doet met wat biografii gegevens van het in 1926 op toppunt van zijn roem ovt den filmidool in de van bekende barokke beelden cies hetzelfde wat hij destijd de Music Lovers met Tsjaiko ki deed. Hij verdraait feitel Fatty Arbuckle was bijvi beeld een gemoedelijk ment geen poenige dikzak om ie beeld als een slag onder de 1 del te doen aankomen. Een f waar je je geen moment' verveelt, al moet je Rudd Valentino maar vergeten v Rudolf Nurejev mag zich als acteur met hem kunnen ten, Nurejev is een veel b danseur dan wij ons uit de 0 film van Valentino konden inneren. Valentino is dan 1 vooral een kijkspel gewor^ volgepropt met op effect b^ kende beelden. Theatraal, 01 dreven en beladen met biz^ details blijf je toch gefascinet kijken naar deze geschiedv valsing of je wilt of niet. Allj Michelle Philips als Natat Rambova valt als actrice f erg door de mand in een ttf al niet sterke rolbezetting, als kleurrijk kijkdecor di» voor Nureiev's oersoonliikh* Want hij mag dan niet erg, Valentino lijken, zodra hij al beweegt is hij het middelpi* van de film. Otto M f De serie „Sociaal-economi sche vraagstukken in Nederland" waarmee onze krant 3 oktober startte, wordt vandaag besloten met een artikel van de hand van de voorzitter van het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond ir. J. de Wit. In de serie heeft de lezer de afgelopen dagen de mening kunnen lezen van achtereenvolgens de heren J. Lanser (voorzitter CNV), W. Perquin (voorzitter KNOV), drs. H. van der Schalie (voorzitter Raad MHP), drs. J. Schouten (voorzitter KNBTB), W. Kok (voorzitter FNV) en mr. C. van Veen (voorzitter VNO). Ir. J. de Wit werd 29 oktober 1918 in Helmond geboren. Hij studeerde werktuigbouw kunde in Delft. De beer De Wit is directeur van J. H. de Wit en Zonen BV te Helmond. Hij vervulde vele bestuursfuncties op maatschappelijk terrein met name in de onderwijssector en de gezondheidszorg. Hij was lid van bet presidium van de FME en is thans voorzitter van het Nederlands Christelijk Werkgeversver bond. ARNHEM Men kan zich moeilijk twee meer qua stijl uiteenlopende regisseurs voor stellen dan de gemoedelijke huis- en grootvader Claude Go retta uit Geneve en de wilde in barokke filmbeelden denkende Brit Ken Russell. Om op een avond Goretta's sympathi en kalm observerende La Dentel lière te zien en pardoes er bo venop Russells wel zeer per soonlijke en met de historische feiten stoeiende visie op het leven van het filmidool uit de jaren twintig Rudolph Valenti no is hetzelfde als het bijwonen van een vriendelijk familie feestje, dat plotseling in een orgie ontaardt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 12