Cabaretière
Marijke
Philips
schreef smartlap
voor Zangeres
Zonder Naam
„Als ik wat bereikt heb,
heb ik het uitsluitend
aan mezelf te danken"
Denkend
aan
Dongen
Het zal waarachtig niet aan
de Amsterdamse duizendpoot
Marijke Philips liggen (geen
familie van de gloeilampen-
tak uit Eindhoven. Ay, dat is
jammer. Heel jammer), als de
zangeres Mary Servaes voor
taan niet alleen zonder naam,
maar ook zonder emplooi
door het aardse tranendal zal
moeten gaan. Speciaal voor
deze keizerin der vaderlandse
smartlappen heeft ze namelijk
één van de toppers uit haar
eigen cabaretprogramma om
gebouwd tot een waterlander
van jewelste, die met name de
bewonderaars van het Huis
van Oranje spontaan in ver
voering zal brengen.
Deze gehéel omgewerkte en
drastisch gekortwiekte versie,
die ook op de nieuwe lang
speelplaat van de Zangeres
Zonder Naam is geperst, heeft
een refrein, dat Marijke Phi
lips in het in-keurige etablisse
ment, waar we hebben afge
sproken, onmiddellijk op zaal
sterkte en met alle lip-synchro-
ne snikken en grimlachjes be
gint voor te dragen. Drie za
kenlieden met bijpassende
welvaartstors, die zich aan een
belendende tafel hijgend en
met zweetdruppels op voor
hoofd en neuswortel door een
geheel aangeklede Canard
l'orange slaan, leggen verbijs
terd hun bestek neer, als de
luide solozang hen bereikt:
Zacht oranje rozen,
Rozen voor Soestdijk,
Voor koningin en vaderland,
Voor het koninkrijk.
Ik geef van mijn aanhankelijk
heid,
Ongedwongen blijk,
Met zacht oranje rozen,
Rozen voor Soestdijk.
Als Marijke Philips uitgejam-
merd is en een aangrijpende
stilte bezit heeft genomen van
de spijszaal zendt ze een gulzi
ge blik over de tafel en roept
ze: „Nou hoe is ie? Wordt dat
een hit of niet? De oorspron
kelijke tekst heb ik zo'n zeven
jaar geleden geschreven. Dat
was in de tijd, toen Gerard
van het Reve overal getuigde
van zijn aanhankelijkheid aan
de moeder des vaderlands. Ik
dacht: Hé Philips, wacht eens
even. Als Van het Reve kans
ziet om met zijn dubbele bo-
dem-cultus de handen op el
kaar te krijgen moet het jou
ook lukken".
Smartlap
„Natuurlijk was die eerste ver
sie ook een geheide smartlap.
Maar dan wel één met een
overduidelijke knipoog naar
de' betere verstaander. Die
knipoog heb ik nu in mijn lied
voor de Zangeres Zonder
Naam onder de tafel gewerkt
Het is deze keer dus een tekst
zonder franje geworden, één,
die lijnrecht naar het gemoed
van de mensen is geschreven,
die met hun hele ziel en zalig
heid van de koningin houden.
Of ik me voor zo'n tekst
schaam, wil je weten, het is,
dat je me zojuist een ordente
lijke hap eten hebt verschaft,
want anders zou ik waarachtig
nog gaan denken, dat je me
niet mag".
„Waarom, vertel me dat nou
eens, waarom zou ik me moe
ten schamen voor zo'n tekst?
Alsof het niet heidens moeilijk
is om voor een zeer specifieke
doelgroep een lied te maken,
dat aanslaat, dat ze pakt.
Overigens moeten we nog af
wachten, of het een succes
wordt, want voorlopig draaien
ze op Hilversum 3 uitsluitend
de andere nummers van die
langspeelplaat en staan mijn
zacht oranje rozen mooi te
verwelken in de schellak".
„Maar schamen? Dat nooit.
Ria Valk heeft een paar jaar
terug ook mijn lied gezongen
over de „Worstjes op mijn
borstjes en de preien op mijn
dijen". Een commerciële kra
ker nietwaar. Maar ik had die
tekst wél geschreven voor het
Vrouwencabaret En dat is
toch wel even andere koek
dan Ria Valk".
„Als je dat nou weet begrijp»
je ook meteen, waarom je als
schrijfster nooit moet zeggen:
„Ik heb spijt dat ik dit of dat
gemaakt heb". Het is namelijk
even moeilijk om een gave ca
barettekst te maken als een
liedje, dat wordt opgepikt
door wat men noemt „het gro
te publiek". Je moet juist het
lef hebben om je op alle terrei
nen te begeven, je moet je nek
durven uit te steken met het
risico, dat je hem breekt".
Rijp en Groen
Over dat breken heeft Marijke
Philips (mooi, fel, goed gek) in
haar turbulente leven overi
gens nooit te klagen gehad. Ze
heeft vanaf haar zesde jaar,
toen ze voor het eerst een ei
gen gedicht schreef van alles
aangepakt, rijp en groen uitge
probeerd en dat altijd met een
tomeloze inzet. Wat dat betreft
wekt het dan ook bevreem
ding, dat ze geen familie in
Eindhoven heeft, want haar
branduren halen al jaren een
betere score dan de suffige
peertjes van oom Anton. „Wat
dacht je", deelt ze wederom op
oorlogssterkte mee (de drie za
kenlieden, die zojuist aan hun
sorbet waren begonnen, leg
gen nu spontaan hun lepels
neer), „als ik wat bereikt heb
in deze waardeloze wereld,
dan heb ik het wel uitsluitend
aan mezelf te danken. Ik heb
me altijd rot gewerkt, altijd
het onmogelijke gewild. Een
zweem van talent kan me zo
langzamerhand toch niet meer
ontzegd worden".
Magikeffe
Met een driftig voilé-gebaar
werpt ze nu een aantal recen
sies op tafel, die ze kreeg na
de première van haar cabaret
„Tweeter", dat op 12 decem
ber 1974 het dertig nummers
tellende programma „Magikef
fe" in het Haagse PePijn-thea-
ter ten doop hield. „Lees het
zelf", gebiedt ze, „ik zit echt
niet uit mijn nek te kletsen".
Nauwlettend ziet ze toe, dat de
kritieken ook gelezen worden.
„Magikeffe": uitstekend",
juicht een krant. „Qua perso
nality", noteert de recensent,
„is Marijke Philips, initiatief
neemster en schrijfster van de
meeste teksten een scherp ge
bekte topper. Magikeffe mag
wat ons betreft nog vele ma
len".
„Moet er verder worden gele
zen Marijke? Of mogen we
met deze loftuiting volstaan?"
,,Hou maar op", zegt ze. „het
is toch allemaal achteraf pra
ten, want Tweeter bestaat al
niet meer. Na twee seizoenen
kon ik de groep niet meer
betalen en moest de zaak wor
den opgedoekt. Daarna ben ik
noodgedwongen overgescha
keld op een soloprogramma
„Marijke Philips Samen". Dat
is een stuk eenvoudiger, maar
gelijk ook een stuk persoonlij
ker. Ik kan op zo'n avond veel
van mezelf kwijt, veel over
mezelf vertellen. Maar zelfs
zo'n programma is financieel
een moordende opgaaf voor
Philips. Toch probeer ik het
elke keer weer opnieuw. Het
moet lukken. Ik zal de mensen
enthousiast maken".
In de asbak
Over haar eigen enthousiasme
kan in elk geval slechts posi
tief bericht worden. Sterker
nog: wat Marijke Philips in
haar leven NIET heeft aange
pakt kan verwaarloosd wor
den c.q. naar de asbak verhui
zen. „De heb nu eenmaal een
schrijnende behoefte om mijn
hersens te gebruiken", geeft ze
toe, „en als daar op een be
paald moment geen emplooi
voor is, als de wereld Marijke
Philips weer eens niet ziet zit
ten, ben ik ook bereid om bij
een uitzendbureau voor vijf
gulden twee en dertig nederig
typewerk aan te nemen".
Vervolgens verstrekt ze een
waslijst van werkzaamheden,
die ze tot nog toe verricht
heeft: gidsen op een touring
car, au pair sloof bij een bui
tenlandse madam, stewardess
op de TEE-trein, studie Neder
lands aan de Universiteit van
Utrecht en twee ontijdig
beëindigde toneelschooloplei
dingen. „Voor mij was het al
heel snel duidelijk, dat ik ac
trice moest worden", laat ze in
de kantlijn noteren, „maar
achteraf werd die mening toch
niet door alle docenten ge
deeld. Met hetzelfde enthou
siasme waarmee ik bijvoor
beeld op de toneelschool in
Amsterdam werd binnenge
haald ben ik er ook weer afge
schopt Na jaren heb ik het
ook nog eens in Arnhem ge
probeerd. Maar daar lukte het
helemaal niet Er hing zo'n
angstig sfeertje van overspan
nen waarmakers onder me
kaar. Op een gegeven moment
dacht ik: hoe kan ik in vredes
naam mensen bezielen met zo
veel kou in mijn handen en
kou in mijn hart? Iedereen
stond vijandig tegenover iede
reen en in zo'n situatie kan ik
onmogelijk creatief zijn of wat
daar voor door mag gaan. Het
gevolg was dan ook, dat voor
Marijke déér wederom het gat
van de deur was".
„Op dat moment stortte mijn
kleine wereld volledig in el
kaar. Toneel betekende name
lijk alles voor me. Daarbij ver
geleken viel zelfs een man in
het volstrekte niets. Zo, dat
was het dus Philips, zei ik
tegen mezelf, je leven is nu al
voorbij".
Open deur
Dat deze sombere waarneming
achteraf niet door haar was
lijst van werkzaamheden ge
dekt zou worden was toen
voor insiders waarschijnlijk al
een duidelijke zaak. De open
deur zogezegd, die men niet
bereid was nog eens in te trap
pen.
Daar gaan we dus weer: om-
roepster bij de REM-piraat
(compleet met bijbehorende
populariteit, die nergens op
slaat. In taxi's herkend wor
den door de chauffeurs. In
trams handen schudden, die
aan wildvreemde lichamen
vastzitten. Dat oenige werk),
scriptgirl bij de Vara-regisseur
Eimert Kruithoff, televisie-om-
roepster bij de VPRO, gast
vrouw bij modeshows („erg
goed voor je nederigheid. Je
staat voortdurend andere
mensen aan te kondigen")
schrijfster van puntgave ge
dichten en reclameteksten en
assistente van Wim Sonneveld.
„Dat laatste was een duidelij
ke vergissing", zegt ze, „ik was
met een map eigen liedjes
naar zijn huis aan de Lijn
baansgracht gegaan, maar
toen ik eenmaal binnen stond
zei hij: „Marijke Merckens
gaat weg. Heb jij zin om haar
werk in de show over te ne
men?" Achteraf hoorde ik pas,
dat Marijke Merckens ook
scriptgirl bij de Vara is ge
weest. Ik aapte haar dus maar
zo'n beetje na".
Dubbel en dwars
Wellicht nog meer gedaan Ma
rijke?
Ze zou het wel denken: mee
werken aan het televisiepro
gramma Hadimassa, teksten
en liedjes van de gloednieuwe
Disneyfilm „De reddertjes" in
soepel, spits Nederlands verta
len en daarna de stemmen re
gisseren (première rond Kerst
mis 1977), en tussen al die
bedrijven door vlijtig schaven
aan haar solo-programma, dat
ze hoe dan ook voorgoed over
het voetlicht wil tillen. „Ik pro
beer het telkens opnieuw",
zegt ze, „je weet tevoren, dat
er een dikke kans in zit, dat
het allemaal mislukt. Maar als
het dan ook opeens goed gaat,
geniet ik dubbel en dwars".
Ze geeft me ten afscheid een
papieren kus mee:
Laat me niet verdrinken in de
grote massa,
Laat me niet verzuipen in het
collectief,
Laat me niet verdwijnen in de
steenwoestijn.
Laat mij mijn leven leiden,
asjeblieft".
Voor mij mag ze maar al te
graag. In deze wereld moet je
nu eenmaal zuinig zijn op bui
tenbeentjes.
LEO THURING
De reiziger die op een even
ingevochten en daarna met
windkracht tien opgeklopte
herfstdag de oude Heerlijk
heid Dongen binnenrijdt, heeft
dringend wat fantasie nodig,
want anders is het voor hem
moeilijk om zich voor te kun
nen stellen, dat uitgerekend op
deze plaats in Brabant eeuwen
lang gevochten, geplunderd en
in vreemde krijgsdienst ge
sneuveld is. En toch staan de
oude kronieken bol van het
wapengekletter, dat de bange
burgerij onophoudelijk als
schelle treurmuziek in de oren
klonk. Aan de poorten van
Dongen verdrongen zich ba
ronnen en houwdegens, Fran
sen, Spanjaarden, Duitsers,
Engelsen en onze eigen jon
gens van Oranje, de mannen
van Maurits en de vrienden
van Frederik Hendrik, die in
slordig, brandschattend
E.E.G.-verband dwars door de
moerassen oprukten vanuit
het Gelderse en uit de Bossche
richting naar Geertruidenberg,
Vlaanderen en Bergen op
Zoom.
Hoe is het mogelijk? denk je,
als je nu met je ogen een
momentopname van Dongen
maakt Hoe is het mogelijk,
dat in dit Dongen, in deze
Heerlijkheid rekels en rabau
wen hebben huisgehouden. In
bombazijn en met bombardon,
met vaandels en slaande trom
men joeg hier het Staatse Le
ger de vijand over de kling.
Groot slem voor de strijd
krachten. Die slag was voor
ons.
Aan het raam van „Het Wapen
van Dongen", zo'n troostende
herberg met namaak Perzi
sche tapijtjes op de tafels en
wild schuimend bier in de
pomp, vertelt een stamgast het
verhaal van Pierre, zoon van
Ridder Andrien de Bréauté,
Heer van Port de Navarre, een
dapper, maar roekeloos sig-
neur, die op een dag in Don
gen verzeild raakte. Na het
sluiten van de vrede de
zoveelste en nog lang niet de
laatste tussen Frankrijk en
Spanje was Pierre in rouw
kleding aan het Hof versche
nen en toen men hem vroeg,
wie van zijn familieleden nu
weer boven aarde stond riep
hij verbitterd: „De Bréautés
zijn kerngezond, mijn waarde.
Ik treur alleen, omdat door het
sluiten van deze vrede mij de
gelegenheid is ontnomen om
verdere blijken van moed te
geven en in de strijd roem en
eer te verwerven".
Die Pierre. Gekke, goeie jon
gen. Zijn vrienden zeiden:
,Als je per se wilt bakkeleien
moet je naar de Nederlanden
gaan, want daar is knokken
tijdverdrijf."
En Pierre reisde af en meldde
zich bij prins Maurits, die hem
naar Dongen stuurde om orde
op zaken te stellen. Daar ont
popte Pierre zich prompt als
een straatvechtertje, een drift
kikker, die er in bos en beemd
gelijk op inhakte. En passant
noemde hij Goeverneur Grob-
bendonck van 's Hertogen
bosch „een schurk van for
maat". Daarop droeg Grob-
bendonck zijn luitenant Ge
rard Abrahams, bijgenaamd
.JLekkerbeetje" op om zijn
naam rigoureus te verdedigen.
Na enig heen en weer-ge-
schrijf vond het tweegevecht
op vijf februari 1600 plaats op
de Vughtse hei en reeds in de
eerste charge beet Lekkerbee-
tje in de brem en het fluite-
kruid en sneuvelde hij roem
loos. Doch ook Pierre was
licht ingekerfd en werd als
weerloze prooi door de man
nen van Grobbendonck mee
genomen en binnen de Bos
sche muren gebracht Daar
werd hij door snoodaard Jan
van Mil van zijn paard gesla
gen, waarop Pierre nog ver
twijfeld riep: „Oh Heer, ver
moord mij niet als een schelm,
maar geef mij mijn wapenen
terug en laat mij vechten tot
de dood."
Tsjonge, dat klinkt toch wel
even anders dan lrMag het ook
een half onsje méér zijn?" Het
zit er dan ook dik in, dat
Pierre vanaf de eeuwige jacht
velden met een schamper lod
deroog neerkijkt op het Don
gen van nu, dat dromend aan
een walkant vol beurtschepen
zijn beurt liever afwacht in de
dagen van carnaval. Dan zet
ten ze massaal de zotskap op
en draineren ze zichzelf vol
gens oeroud recept. Dan ruk
ken ze weer op in verenigings
verband en zijn ze niet langer
burgers van Dongen, maar le
den van de Verenigingen „De
Borrelworstjes", „De Paladij
nen van de Gulden Ezel", ,JIet
Hutspotje", „De Berguilen",
,JDe Berghennen", ,JDe Pinten
wippers" „De Tramteuten",
,JIet Gaspitje", ,£)e Vonken-
spetters" en „De Polderkwas
ten".
Ja, laat ze maar schuiven, die
van Dongen.
En wat er verder gebeurt in
die Heerlijkheid? Ik zou het
niet weten. Dat zoeken we dus
op.
LEO THURING