Politieke zwemlessen
van nieuwe kamerleden
„Je wordt gelijk in het diepe gegooid"
„BIJ ONS IS TOCH NIETS TE HALEN"
t papierwinkel. Die enorme
fine van wetsontwerpen, brie-
vergaderstukken, uitnodi
gen, rapporten en verslagen
fop je afstormt. Het is om gek
te worden. Een chaos die
^t niet te ordenen lijkt".
een willekeurig aantal
iwe Tweede Kamerleden van
ichting '77 naar hun ervarin-
sinds zij na de verkiezingen
wereldje aan het Binnenhof
ipten en je krijgt geheid als
te een verzuchting te horen
over de regen van papier die van
stonde af aan zonder ophouden
op hun bureau neerplensde.
Het zijn er veertig van de hon
derdvijftig. Veertig verse kamer
leden, nieuwelingen, ongeoefende
zwemmers die door een leger van
badmeesters, de kiezers, in het
diepe politieke bassin werden ge
gooid waar de honderdtien her
kozen oudgedienden al talloze
malen hun baantjes hadden ge
trokken. Spartelend en geholpen
door de ervaren zwemmers moe
ten zij het hoofd boven water
leren houden. Vijf van hen ver
tellen hier hoe het is om nieuw
bakken volksvertegenwoordiger
te zijn.
Bonno Spieker (PvdA)
Drs. Ed. H. T. Nijpels (WD)
Chel Mertens (D'66)
Mevr. Ria Beckers-de Bruijn (PPR)
r. Hanske Evenhuis-van Essen (CDA)
ep Haag „Je kunt het geloven of niet, maar
was nog nooit op het Binnenhof geweest",
Bonno Spieker (41) uit Wagenborgen bij
Jfzijl, die op 25 mei gekozen werd voor de PvdA.
e(at hele politieke gedoe hier is mij ook volkomen
^emd, want ik kom uit de sfeer van het be-
jijfsleven. Ik was vrijgesteld ondernemingsraad-
„1 bij AKZO in Delfzijl. Ik weet natuurlijk wel
van de politiek af en ik interesseer me er ook
g voor, dat wel. Ik ben bijvoorbeeld 3 jaar lang
,1 van de Groningse Provinciale Staten geweest,
jaar die provinciale politiek is toch wel heel
r1ers. Niet te vergelijken, veel overzichtelijker.
:r is het een onoverzichtelijke chaos, althans, zo
it het op je over. Je bent bang dat je in het
zult verzuipen".
papierwinkel bijvoorbeeld. Ik wist niet goed
it ik ermee aan moest, je weet niet wat belangrijk
en wat niet en daarom ga je maar alles lezen
-11 je voor ogen krijgt Na twee weken merkte ik
dat het ondoenlijk is. En zo langzamerhand gooi
steeds meer in de prullenbak. De persoonlijke
Jgeleiding is niet zo best. We hebben wel het klasje
In Vondeling gehad. Gedurende een aantal weken
kamervoorzitter Vondeling aan nieuwe kamer
den van PvdA, D'66 en PPR les gegeven over
Skele kneepjes van het vak. Zeer leerzaam: hoe
wetsontwerp behandeld wordt hoe het gaat bij
'emmingen, bij het indienen van moties of schrifte-
|ke vragen, enzovoorts. Maar daarnaast zou ieder
j*euw kamerlid ook een persoonlijke begeleider
.oeten hebben, een oudgediende die je wat wegwijs
aakt in het gebouw en die je mee op sleeptouw
neemt gedurende de eerste paar weken. Een soort
permanente vraagbaak, een mentor".
„Maar nu gaat het wel, hoor. Ik heb inmiddels
geleerd m'n tijd zo efficiënt mogelijk in te delen
en ik heb me nu geheël geworpen op mijn speciali
saties: sociale zaken, economische zaken en milieu
zaken. Dat inwerken, daar ben je wel een flinke
poos mee bezig. Een oudgediende zei laatst tegen
mij: „Eigenlijk ben je pas na twee jaar echt kamer
lid".
Dertisn uur per dag
Gebrek aan persoonlijke opvang. Dat is ook de
klacht van een der jongste kamerleden, de WD-er
Ed Nijpels (27) uit Bergen op Zoom. „Je moet
ontzettend veel' eigen initiatief nemen, de oude
rotten het hemd van het lijf vragen. Gelukkig zijn
er twee leden uit mijn fractie die na een poosje
hebben aangeboden om me waar nodig te helpen.
Daar heb ik nu wel veel aan. Ik heb wel het
voordeel dat de politiek mij bepaald niet vreemd
is. Ik ben landelijk voorzitter geweest van de libera
le jongerenorganisatie JOVD en ik ben momenteel
fractievoorzitter van de WD in de gemeenteraad
van Bergen op Zoom. Maar de hoeveelheid werk
die in de Kamer over je heenkomt valt me toch
wel tegen. Niet alleen die paperassen doen je dedas
om, maar ook moet je veel tijd steken in contacten
met mensen en groepen in het land. Het is gek,
maar sinds ik kamerlid ben, word ik opeens door
zoveel mensen persoonlijk benaderd. Vooral ook uit
de regio, waar ik vandaan kom. In totaal ben ik
nu voor het kamerlidmaatschap zeker 13 uur per
dag bezig, inclusief het weekeinde. Een geluk dat
ik niet getrouwd ben of geen vaste vriendin heb.
Ik zou niet weten hoe je dan je tijd moest indelen".
Mateloze kick
Chel Mertens (38) uit Zunderdorp, vlak boven
Amsterdam, kwam als een van de vijf nieuwelingen
terecht in de fractie van D'66. „Ik werd gelijk in
het diepe gegooid, want met zo'n betrekkelijk kleine
fractie valt het toch al niet mee om alles aan te
kunnen. Bovendien heeft onze partij een zeer snel
groeiende achterban die zeer verwachtingsvol is en
waarmee je erg veel contacten moet onderhouden.
Ik heb veel gehad aan de lessen van meester
Vondeling en daarbij komt ook nog dat ik aardig
op de hoogte was van de mensen en toestanden in
dit gebouw. Ik ben namelijk wetenschappelijk on-
derwijsmedewerker geweest aan de Rijksuniversi
teit van Utrecht en als zodanig kwam ik vrij veel
aan het Binnenhof. Bovendien heb ik in het dage
lijks bestuur van D'66 gezeten, dus de landelijke
politiek was mij ook niet onbekend. Het aardige van
mijn beginnend kamerlidmaatschap vind ik vooral
dat we die hele kabinetsformatie zo van dichtbij
meemaken. Het grootste probleem waar ik mee zit:
hoe orden je je activiteiten zodanig dat je toch ook
nog tijd overhoudt voor persoonlijke dingen en met
name voor je gezin. De laatste anderhalf jaar zijn
mijn vrouw en ik van rol verwisseld geweest. Zij
werkte en ik was „huisman". Ik had dus erg veel
contact met de twee kleine kinderen die we hebben
en dat is nu opeens weer heel anders".
„Ik heb hier ook al mijn eerste speech gehouden,
m'n maidenspeech zoals dat heet. Zenuwachtig? Nee
hoor, dat viel best mee. Je moet natuurlijk wel goed
thuis zijn in het onderwerp waar je over staat te
praten, maar er is een soort ongeschreven gewoonte
dat je nietge'interrumpeerd wordt als je voor het
eerst op die katheder staat. Sommigen zijn zo
zenuwachtig dat ze in zo'n geval helemaal de kluts
kwijt raken. Maar toen ik het achter de rug had
en we de stemmingen kregen, toen kreeg ik opeens
zo'n mateloze kick, omdat een wijzigingsvoorstel dat
ik had ingediend werd aangenomen. Schitterend, als
je al die mannetjes en vrouwtjes voor jouw amende
ment ziet opstaan".
Hanske Evenhuis-van Essen (55) had er niet vast
op gerekend dat ze in de Tweede Kamer zou komen.
Zij stond als negenenveertigste op de CDA-lijst en
ziedaar, het CDA kreeg precies 49 zetels, waardoor
de Amsterdamse voorzitster van de Vereniging voor
Vrouwenbelangen, die algemeen wordt gezien als
„gematigd feministe" werd gebombardeerd tot
volksvertegenwoordigster. Zij heeft in die eerste
weken veel te danken gehad aan haar „BIK-kracht".
BIK betekent op het Binnenhof „Begeleiding Indivi
duele Kamerleden" en een BIK-kracht is derhalve
een secretaresse of een secretaris die een kamerlid
persoonlijk terzijde staat in de wirwar van werk
zaamheden: het behandelen van de post, het opstel
len van brieven of verslagen, het maken van afspra
ken enzovoorts.
„Toen ik hier kwam zag ik vreselijk op tegen de
bergen papier die er voor me lagen en die al maar
groter werden. Toen hoorde ik dat je een BIK-
kracht kunt krijgen en dat was een hele opluchting.
Dan hoefde ik niet alles alleen te ordenen. Ik kreeg
een ervaren secretaresse die hier al jaren had
gewerkt en zij heeft mij in een mum van tijd door
de berg heengeholpen en mij verder wegwijs ge
maakt in dit gebouw. Toen alle nieuwe kamerleden
nog aan het zwoegen waren, had ik het gevoel dat
ik de boel al enigszins onder controle had".
„Wat ik tot nu toe het meest slopende vind in dit
werk zijn de vaak ellenlange intensieve vergaderin
gen van de fractie en van de commissie waar je
in zit En dan te bedenken dat je in het begin
nauwelijks begrijpt waar ze het allemaal over heb
ben. Je moet ontzettend veel vragen. Het liefst zou
ik enkele weken lang met een ervaren kamerlid
meelopen. Maar dat kan haast niet. Iedereen heeft
het veel te druk om z'n eigen zaakjes behoorlijk
in de gaten en onder controle ie houden".
Doolhof-gebouw
„Wanneer leer ik nu eindelijk eens goed de weg
kennen in dit doolhof-gebouw. Ik verdwaal nog
steeds", verzucht PPR-fractievoorzitster Ria Bec
kers (37) uit Oegstgeest „Maar dt is uiteraard van
weinig belang. Het voornaamste is, dat ik me in
het werk al aardig thuisvoel. Ik wordt uitstekend
geholpen door een door de wol geverfde fractiege
noot Ik weet nu zo langzamerhand wel wat je kunt
laten liggen en wat niet, waar je diep in moet duiken
en waar je niet teveel aandacht aan moet besteden.
Wat mij trouwens zo opvalt is dat ik nu elke week
stapels brieven en tientallen telefoontjes krijg uit
het hele land. Hier, maar ook thuis. De mensen
beseffen kennelijk drommels goed dat je als kamer
lid veel voor ze kan betekenen en invloed kunt
uitoefenen. Aan dat persoonlijk contact met mensen
in het land moet je veel tijd besteden en het valt
niet mee om dan ook nog het gewone werk in de
Kamer bij te houden. Voor een fractie van drie man
zoals de onze is dat toch al niet eenvoudig. Je moet
al aardig wat laten schieten".
„Mijn maidenspeech heb ik gehouden tijdens het
Kamerdebat naar aanleiding van de gijzelingsacties
in Bovensmilde en De Punt. Daarbij maakte ik nog
iets heel aardigs mee. Het is de gewoonte dat
collega-kamerleden je feliciteren als je voor het
eerst een speech hebt gehouden. Maar in mijn
situatie kon dat moeilijk omdat een groot deel van
het debat werd uitgezonden op televisie. Als dan
na mijn speech mensen van allerlei fracties naar
me toe waren gekomen om me de hand te drukken,
was dat wellicht verkeerd uitgelegd. Zo in de zin
van: kijk eens, ze zijn het helemaal met haar eens.
Daarom kreeg ik via de zaalbodes verschillende
briefjes met felicitaties. Maar op een gegeven mo
ment schuift Aantjes bij mij in de bank en hij
feliciteert mij. Daar werden gelijk verschillende
foto's van gemaakt en de volgende dag stonden
Aantjes en ik in enkele kranten met als onderschift:
„Aantjes complimenteert Ria Beckers met haar
verhaal". Daar hebben we later wel om gelachen."
„Ik ben trouwens blij dat ik niet zo ver van Den
Haag woon. Oegstgeest is twintig minuten rijden
vanaf het Binnenhof, zodat ik elke avond thuis kan
zijn. Ik snap niet hoe andere kamerleden, die in
Friesland of Limburg wonen, het aankunnen om
enkele dagen achter elkaar van huis te zijn. Ik wil
zoveel mogelijk gewoon m'n gezinsleven houden,
zoals ik dat gewend was. Dat is goed voor je
verhouding met man en kinderen, maar ook een
rustpunt voor jezelf. Je hoort over zoveel huwe-
lijksnarigheid van politici die veel van huis zijn. Ik
moet er niet aan denken".
DICK VAN RIETSCHOTEN
We zullen ermee moeten Ieren leven:
de criminaliteit neemt elk jaar flink
toe. Kwamen in 1975 nog slechts
448.000 misdrijven ter kennis van de
politie, in 1976 waren dat er al 519.000.
Het ziet ernaar uit, althans volgens
voorlopige tellingen dat dit getal in
1977 nog met vele duizenden zal wor
den overtroffen. Per honderdduizend
inwoners gerekend komt het erop neer
dat zo'n kleine 4000 misdaden worden
begaan. En dat is nogal wat.
De criminaliteit is in de steden hoger
dan op het platteland, in de platte
landsgemeenten kennen vele mensen
elkaar, waardoor er een soort sociale
controle ontstaat. In de steden gaat de
enkeling op in de massa. In een stad
als Rotterdam bijvoorbeeld is het aan
tal bekend geworden misdrijven erg
hoog. Vorig jaar was dit aantal 6089
per honderdduizend inwoners, in 1975
nog duizend minder.
Het zijn belangrijke cijfers voor de
statistici, maar ze zeggen eigenlijk nog
maar bijzonder weinig. Het gaat hierbij
immers om misdrijven die aan de poli
tie bekend geworden zijn. Maar het
aantal misdrijven dat niet bekend
raakt, of omdat ze niet worden aangege
ven, of omdat ze niet worden ontdekt,
is naar de mening van justitie en politie
nog vele malen groter. Men zegt zelfs,
dat het met de misdrijven hetzelfde is
als met een ijsberg: je ziet alleen het
topje, maar het grootste deel blijft on
der water. Wat dat niet aangeven be
treft: de benadeelden hebben in de
meeste gevallen geen al te hoge ver
wachtingen van de bekwaamheden van
de politie om een pleger van een mis
drijf op te sporen. En wat niet ontdekte
misdrijven betreft: daar gaat het voor
namelijk om winkeldiefstallen.
Er zijn de afgelopen jaren uitspraken
gedaan dat één op elke tien klanten een
winkeldief is. Het is begrijpelijk dat er
dan ook meer diefstallen in winkels en
grote magazijnen gepleegd worden dan
ooit aan het licht zal komen. Trouwens,
het verlies dat jaarlijks wordt geleden
aan winkeldiefstallen wordt ruwweg be
rekend op één miljard gulden.
Misdaad is te bestrijden. De oorzaken
van de misdaad kunnen zo veel moge
lijk worden weggenomen. De misdadi
ger kan worden opgespoord en voor de
rechter gebracht. Maar de misdaad kan
ook zo veel mogelijk worden voorko
men. Dat lijkt, gezien de slechte resulta
ten die de politie behaalt bij het opspo
ren en aanhouden van misdadigers nog
de beste weg. Van de bekend geworden
misdrijven wordt immers nog maar 32
procent opgelost, dat wil zeggen dat
twee van de drie bekend geworden
misdrijven onopgelost blijven. Ter ver
gelijking: in 1970 was het oplossingsper
centage 41 procent en in 1960 was dat
56 procent
Het belangrijkste is dus de voorkoming
van de misdaad. Een minister heeft het
bij de behandeling van de begroting
van Binnenlandse Zaken en Justitie in
de Tweede Kamer eens ongeveer zo
gezegd: „Het merendeel van de gepleeg
de misdrijven bestaat uit kleine delic
ten. Een groot gedeelte daarvan had
voorkomen kunnen worden als het pu
bliek verstandige voorzorgsmaatregelen
had genomen".
Het publiek is onverschillig, onzorgvul
dig en zorgeloos waar het gaat om de
bescherming van eigen bezit of dat van
anderen. De gelegenheid maakt de dief,
en de dief profiteert van de gelegen
heid, hij zoekt ze zelf op. Het is eigenlijk
een vreemde zaak vinden politiefunctio
narissen, die het allemaal allang niet
meer begrijpen, dat de gemiddelde Ne
derlander wel alles doet om zijn huis
droog en warm te houden - desnoods
met isolatiesubsidie - maar dat hij rus
tig een touwtje uit de brievenbus laat
hangen, als hij even weggaat Of dat
hij deur- en raamsluitingen heeft die
door een inbreker bij wijze van spreken
met een haarspeld zijn open te maken.
„Nou ja", zeggen de meesten dan, „bij
ons is toch niets te halen". Of: „Als ze
binnen willen komen, hou je ze toch
niet tegen".
Het is zegt de politie, een groot misver
stand te veronderstellen dat er in een
gewone woning niets te halen zou zijn.
Bij het afsluiten van een brandverzeke
ring blijkt uit de inventarisatie van de
in huis aanwezige goederen, dat de
waarde daarvan al gauw tussen de vijf
tig- en honderdduizend gulden ligt. Niet
onaantrekkelijk voor een inbreker, die
door een simpel slot op de achterdeur,
scharnieren die met simpele gereed
schappen te verwijderen zijn, spanjolet
sluitingen die met behulp van een wat
grotere schroevedraaier ombuigen als
limonaderietjes, een pracht gelegenheid
vindt om toch een redelijke buit in de
wacht te slepen.
Wat kost het nu helemaal om een huis
redelijk inbraakvrij te maken of te la
ten maken. Een paar honderd gulden,
die niet opwegen tegen de schade die
een behoorlijke inbraak kan opleveren.
De Securitybeurs in Utrecht liet zeer
vele goede beveiligingsmogelijkheden
zien. En die hoeft men dan nog niet
eens meteen te zoeken in alarmappara
ten, in dure elektronische apparatuur.
De waarde van het te beveiligen goed
moet in een redelijke verhouding staan
tot de investering in alarmapparatuur
of man-bewaking. Want dat laatste is
natuurlijk ook mogelijk. Men kan bij
voorbeeld zijn bezit onder bewaking
van een veiligheidsdienst stellen.
In de begroting voor Justitie 1978 wordt
zonder meer gezegd dat binnenkort een
algemene maatregel van bestuur te ver
wachten is met regels over de inschake
ling van bewakingsdiensten bij de mis
daadpreventie. Zij krijgen onder toe-
zicht van de overheid een taak die die
van de politiekorpsen aanvult in die
gebieden waar nog een groot tekort aan
politiepersoneel heerst. Een goede zaak,
als de misdaad er inderdaad mee kan
worden teruggedrongen.