Dode helden maken ep Cuba reclame voor de revolutie Fidel Castro wordt alleen zichtbaar op hoogtijdagen onze mm m &iuimnu Cuba-libre geeft je hoe dan ook een tic Fidel Casiro, rebel, leider, ziener, inspirator van Cuba begint bij het vorderen van zijn jaren (hij is nu vijftig) steeds meer te lijken op een lievelingsapostel. Portretten van de grote leider Fidel Castro ziet men zelden in het straatbeeld van Cuba. Die taak heeft Castro weggelegd voor de gestorven helden van de revolutie, waarbij Ernesto Che Guevara duidelijk op punten voorligt op Lenin, Marx en Allende. Het Plaza de la Revolucion in Havana, een indrukwekkend stuk kaalslag in het centrum, dat op hoogtijdagen plaats biedt aan meer dan 1 miljoen demonstranten, wordt beheerst door het nieuwe, maar niet minder foeilelijke Monument voor de Revolutie. HAVANA De feestelijkheden rondom de zeventiende verjaardag van de „Comités de Defensa de la Revolu cion" (CDR) op Cuba, een door Fidel Castro gepatenteerde volksbeweging bereiken hun climax tijdens een massa meeting op het Plein van de Revolutie in het kokendhete hart van Havana. De gesynchroniseerde staatstoeters van pers, radio en televisie hebben tevoren de kameraden gemobiliseerd en ook Fidel zelf, die als vijfitjarige steeds meer gaat lijken op een gedreven lieve lingsapostel, staat al weken op duizen den manshoge reclameborden met de opwekkende tekst: „TODOS CON FI DEL A LA PLAZA". Portretten van de gebaarde leider behoren overigens niet tot de vaste stoffering van het Cubaan se straatbeeld. Die taak heeft hij over gedragen aan zijn martelaren, aan Er nesto Guevara, Lenin en Salvadore Al- lende, die vanaf alle beschikbare blin de muren met bliksemende oogopslag de vorderingen der negen miljoen Cu banen gadeslaan. Het zijn deze dode helden, die op Cuba reclame maken voor de revolutie en aan gene zijde van hun praalgraf de strijd voor een betere toekomst voortzetten. Zelf houdt Fidel zich de laatste jaren bij voorkeur schuil; hij is de levende legende, die alleen zichtbaar wordt op hoogtijdagen als deze. Dan krijgt de nieuwe Cubaanse mythologie voor en kele uren weer dat oude, vertrouwde gezicht van zijn schepper en stimulator en verdringen zich één miljoen „com- pagneros" rondom de magische slan genbezweerder, die in een feilloze cho reografie de volzinnen over het plein laat dansen. Hij spreekt op deze avond ruim twee uur stukken korter dan vroeger, toen hij moeiteloos een halve dag op zijn getrouwen kon inbeuken. Hij üjkt in het zoemend schijnwerperslicht op een weermaker, die plotseling donderslagen laat volgen op een zachte lentebries. De batterij microfoons, die boven zijn preekstoel uitsteekt, gebruikt hij als hapklare brokken, die hij één voor een gulzig verslindt Zo spreekt Fidel: hij bezweert, beschul digt verheerlijkt schuift behendig steeds nieuwe verbale dia's in zijn feestrede. Hij prijst het élan, waarmee zijn volgelingen bouwen aan de door hem ontworpen Hof van Heden, hekelt daarna in één ademtocht de aanspra ken, die de Amerikanen hardnekkig blijven maken op hun genaaste bezittin gen blijven maken op hun genaaste bezittingen in Cuba. Op dat moment balanceert hij als een koorddanser bo ven de afgrond: hij weet dat zijn land de kapitalistische dollars broodnodig heeft, maar de daarbij kleurende knie val voor zijn machtige buurman weigert hij te maken. „Wij staan nu langzamer hand quitte", fluistert hij, „de rekening is vereffend. Amerika heeft ons land jaren lang uitgezogen en geplunderd. Ons volk heeft genoeg betaald. Genoeg geleden. Bastè". En het volk juicht, het volk applaudis- Weken lang werden de Cubanen via radio, televisie, kranten en metershoge reclame borden in het gehele land opgeroepen om massaal deel te nemen aan de 17e verjaar dag van de comitê's ter verdediging van de revolutie. seert en scandeert zijn naam: „Fidel, Fidel". Castro is de enige op het eiland, -die zijn martelaarschap niet heeft hoe ven te betalen met zijn leven, de enige, die onaantastbaar en onbereikbaar zweeft in de door hem beloofde hemel op aarde. In de huizen van de compag- neros hangt het portret van Che Gueva ra op de plaats, waar zeventien jaar geleden nog een kruisbeeld hing. Die periode wordt aangeduid met de letters BC. Buiten Cuba betekenen ze Before Christ, vóór Christus. Hier staan ze voor: Before Castro. Monsterbeeld De meeting op de Plaza, een stuk kaal slag in het centrum van Havana, dat gedomineerd wordt door het nieuwe monument voor de Revolutie en het monsterbeeld van José Martin, de Lenin van Cuba, die in de vorige eeuw al de strijd aanbond tegen de uitbuiters van zijn volk, is perfect georganiseerd door een plaatselijke Carel Briels. De hon derdduizenden, die zingend en dansend in bussen en in de laadbakken van Russische vrachtwagens zijn aange voerd volgen in gedisciplineerde extase de eredienst voor één heer, die de ge voelens bespeelt als een xylofonist Fi del weet wat van hem verwacht wordt Als de gezalfde heiland van een nieuw tijdperk is hij neergedaald op de Plaza om zich kortstondig te laten bewiero ken. En met bijbelse kracht zorgen de honderden luidsprekers er voor, dat zijn woorden als manna neerdalen op de menigte, waar inmiddels de eerste kapseizende kameraden in Rode Kruis ten ten worden bijgebracht met het vlug zout van de revolutie. Ik sta er bij en kijk er naar. Ver bijsterd, verpletterd door het feüloos geregisseerde volksgeweld. Straks wor den de schijnwerpers gedoofd en stroomt het plein snel leeg als een stuwmeer, waarin alle sluisdeuren tege lijk zijn geopend. Een half uur later is de vlakte leeg en hebben de metershoge portretten van Lenin, Che Guevara en Allende weer het rijk van de nacht alleen. De com- pagneros zijn op dat moment dansend en in opperbeste carnavalsstemming al weer op weg naar hun dorpen en ste den, waar ze volgens de ijzeren richtlij nen van de revolutie hun land zullen verdedigen tot aan de 18e verjaardag van Castro's coup. Ik blijf wat eenzaam achter met Gerar- do Rodriguez, mijn gids en wegbereider op Cuba, die me bij de eerste ontmoe ting gelijk joviaal voorstelde om hem voortaan „papa Gérard" te noemen. Van mijn kant had ik op dat moment geen enkele aanvechting om met deze begenadigde drammer in gezinsverband op te trekken. Maar hij bleef aandrin gen en was pas bereid om mijn vragen te beantwoorden, als ik hem met „pa pa" aansprak. Dat ik daarmee werd op gezadeld met een aangrijpend vader- complex was zijn zaak niet Als hoofd van ons instant-gezin nam Papa Gérard op de luchthaven van Havana al meteen mijn paspoort in en dat onontbeerlijk document hield hij onder zijn hoede tot enkele minuten vóór mijn vertrek. In die tussentijd zat hij voortdurend vóór in de air-conditio ned bus van „Cuba Tours" te gewagen van de zegeningen van de revolutie. Als hij dat laatste woord uitsprak rechtte hij zijn nek en riep hij „De triomf van de revolutie". Een glimp van die triomf had ik al kunnen zien vanuit de drie-motorige „Trislander", waarmee de vaag besnor de piloot Tom Lee me van Jamaica dwars over de Varkensbaai naar Cuba had gebracht Vanuit de lucht lijkt Ca stro's beloofde eiland een enigszins ver schoten lappendeken, die volgens be proefde Hollandse poldermethoden zorgvuldig verkaveld is. De akkers zijn met loodlijnen getatoueerd en om de paar kilometers zie je enkele grijze flat gebouwen, waarin de boeren sinds de revolutie leven. Castro heeft namelijk ontdekt, dat het agrarisch bewustzijn niet per se behoeft te gedijen in rustieke boerenhoeven, maar ook in een drie-ka merwoning vier hoog tot volle wasdom kan komen. Sindsdien staan de Cu baanse klompen vóór de deuren van de staatsappartementen. Blokkade grijze rook. De Sovjet-olie, die sinds de blokkade van 1962 over een afstand van 12.000 kilometer wordt aangevoerd, is blijkbaar niet geraffineerd genoeg om ook nog het milieu-bewuste deel van de compagneros aan zijn trekken te laten komen. Wat verder opvalt zijn de fabrieken, die overal stukken van het land achter immense rookgordijnen verbergen. Ook zij vormen een onderdeel van de revolu tionaire planning: Castro heeft bewust de trek van de dorpen naar de steden willen afremmen en industrieën op het platteland gevestigd om daarmee de werkgelegenheid ter plaatse te stimule ren. Hij is daarin voor een belangrijk deel geslaagd en met name heeft hij kunnen verhinderen, dat Havana uitdij de tot zo'n zelfde troosteloos getto, dat men overal aantreft in Zuidamerikaan- se steden. De vergelijking met het buur land Jamaica dringt zich daarbij onver mijdelijk op. Toen deze Britse kroonko lonie in tropische verpakking onafhan kelijk werd, kwam spontaan de trek van het doodarme bergland naar de hoofdstad Kingston op gang. De gevol gen daarvan waren en zijn nog steeds desastreus: Kingston is momenteel het monstergezwel van Jamaica, waar bijna één derde deel van de bevolking in afzichtelijke slumps leeft De werkloos heid is een uitzichtloos probleem en moord en beroving rijn dagelijks terug kerend voorpaginanieuws in de kran ten. Baardschurft Andere vluchtige waarnemingen: op de wegen zie je voornamelijk bussen en Russische vrachtwagens, ie doorgaans gehuld zijn in een nimbus van blauw Nee, dan kan Papa Gérard een gans ander verhaal vertellen. Hij dampt van klare revolutionaire trots, als hij tijdens de tocht van Havana Airport naar het centrum van de stad aandacht vraagt voor ziekenhuizen, scholen en fabrieken tussen de bananen- en mangobomen. De meeste vaalgele gebouwen blijken een hardnekkige propagandistische baardschurft te hebben opgelopen en zweten op hun gevels de gekende kreten uit: Patria o Muerta. Viva Cuba. Zo leer je onderweg nog eens wat En Papa Gérard vertelt verder. Papa is zelf 27 jaar onderwijzer geweest heeft inder tijd met vier collega's zijn wijsheid moe ten opdiepen uit één leerboek. Hij walgt nog zichtbaar bij het uitspreken van de naam van Fulgencio Batista, die in de jaren B.C., de heilloze periode vóór Castro dus, met steun van de Ameri kaanse maffia van Havana een Sodom en Gomorra op de Caraïbische breedte graad had gemaakt Cuba was onder het schrikbewind van deze dictator een poel van verderf (weet papa zeker), waar kinderen van de welvaart de beest uithingen en ongekroonde koningen waren in de tientallen gokpaleizen en vouwde. Tot dat moment verkeerde ik nog in de veronderstelling, dat mijn bezoek aan Cuba verband hield met het wederom openstellen van de landsgren zen voor het internationaal toerisme. Castro heeft zo lang mogelijk betweteri ge pottenkijkers uit zijn paradijs ge weerd en slechts bezoekers als Harry Mulisch omhelsd. Maar kortgeleden heeft hij toch maar besloten om het toerisme naar zijn land krachtig te gaan bevorderen. Hij heeft de westerse valu ta namelijk dringend nodig voor zijn hervormingsplannen. Geld overigens, dat hij alleen wenst te incasseren op rijn voorwaarden. Dat houdt in, dat de reizigers zich strikt dient te houden aan de routes, die worden opgesteld door het Staatsreisn -reau „Cuba Tours", dat een van-de-wieg-tot-aan-het-graf-service biedt Westerse reclameleuzen, die het volk op wekken om meer tandpasta, dwarsgebak- ken wittebrood en cola te gebruiken zoekt men in Cuba tevergeefs. Alleen de alles overheersende revolutie mag via monster achtige borden geadverteerd worden. bordelen. Alleen al in de hoofdstad Havana opereerden in die tijd 16.000 prostituées, dochters van doodarme Cu banen, die geen luis hadden om dood te drukken. En nu? „Verdwenen", stelt Papa Gérard ex cathedra vast „de gokpaleizen zijn teruggegeven aan ons volk en dienen nu het algemeen belang (als hij het woord VOLK uitspreekt kun je horen, dat hij hoofdletters gebruikt) en de prostituées hebben een menswaardig bestaan ge vonden. Niemand lijdt in dit land meer armoede". Hij kruist de mollige armen over elkaar en vervolgt: „In dit land zijn ook geen werklozen meer. In dit land heeft iedereen te eten en loopt iedereen op schoenen. Elk kind krijgt de schoolop leiding, die het verdient en het analfa betisme is uitgeroeid. Dat zijn feiten meneer. Keiharde feiten, die ook een kapitalist niet kan ontkennen. Wat u hier ziet is een menselijk socialisme, waarbij het VOLK centraal staat Het gaat om het VOLK En het VOLK beslist over zijn toekomst". Hoe zulke beslissingen tot stand komen was me overigens al duidelijk geworden na de landing op de luchthaven van Havana. Piloot Tom Lee parkeerde zijn „Trislander" op nog geen 400 meter van het krakkemikkerige stationsgebouw, maar niettemin stond Papa Gérard erop, dat wij in een air-conditioned bus van het Nederlandse merk Van Hooi die geringe afstand zouden overbruggen. Waarschijnlijk vermoedde hij spontaan bij mij verborgen gebreken aan beide voeten. Vervolgens sloot hij me bliksemsnel op in de VIP-hal, waar hij me onder het genot van enige daiquiri's een Cu baanse rums toot onder de gordel en een handvol melige republikeinse aard appelkroketten het reisprogramma ont Naar school „Wat zou u er van denken?"; zegt papa Gérard, gulzig nippend aan zijn daiqui ri, „als we eerst eens een school bezoe ken en daarna een ziekenhuis. Lijkt u dat wat?". Zijn stralend gericht doet vermoeden, dat hij er nu van overtuigd is, dat de westerling inderdaad die 6000 kilometer gereisd heeft, omdat hij toe vallig gretig oren naar zulk soort sight seeing heeft „Kan er wellicht ook nog een sigarenfa briek worden bezocht papa?" „Ay, dat wordt even moeilijk". Papa Gérard kijkt naar de andere leden van het ontvangstcomité (het zijn er zes), die zich inmiddels de kroketten ook opper best hebben laten smaken. Twee oudere heren onder hen zonderen zich af in een hoek van de hal en voegen zich even later weer bij ons om te zeggen, dat er wellicht een mouw te passen valt aan ons curieuze verlangen. „We shall see", zegt papa samenzweerderig. Wij zullen daarna niets meer over een bezoek aan een sigarenfabriek horen. Papa Gérard vraagt aan het begin van de rondrit door Havana wel dringende aandacht voor een summier borstbeeld tussen het lover. „Dat is vanNguyenVan Troi", zegt hij, „ie is lafhartig door de Amerikanen vennoord bij de bevrijding van Vietnam". Hij wil ook geen misverstand laten be staan over het feit, dat Cuba er in de zeventien jaar van zijn permanente re volutie overtuigend in is geslaagd om zich een eervolle plaats onder de tro penzon te bevechten. De straten rijn schoon en de bussen rijden op tijd. En heeft hij, apropos, al verteld, dat er geen werklozen meer zijn. En dat iedere Cubaan drie voedzame maaltijden per dag tot zich neemt? „Ja, dat had u, geloof ik, al verteld papa". Wel nu, dan rest hem nog slechts om mij een aangenaam verblijf in Cuba toe te wensen. Hij legt voldaan de microfoon op het dashboard van de bus en steekt een verkwikkend paffertje op. De help het Papa Gérard hopen. LEO THURING J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 13