steeds vogelvrij Wettelijke maatregelen blijven uit Troonrede met witte vlekken" A m ■am EJr t* yt 4 - Jh*» 'JL Jï NIEUW KABINET MOET BELEIDSLIJNEN BIJKLEUREN r w f |PI1»S48F J |jk 1* jr B 'S.l JA'* s lijk 1 J?l> WS? UM mWr f Geregeld duiken in kranten berichtjes op over ongevallen met al of niet dodelijke aflobp in speeltuinen. Begin deze maand nog: de zevenjarige Annelies van Winger den kreeg bij het spelen op een gemeentelij ke speelplaats een losgeraakte houten balk op haar hoofd die zij en haar speelkame raadjes even te voren als wip hadden ge bruikt. Het meisje overleed aan een sche delbas isfractuur. Als men naar de veiligheid op gemeentelijke en particuliere speeltuinen vraagt hoort men vrijwel onverkort bezwerend opmerken dat „onze" speelplaats een van de veiligste in het land is en, als het een hele grote betreft, zelfs van Europa Toch is het met die veilig heid voor het minste wat men er van kan zeggen vreemd gesteld. Er bestaan namelijk in het geheel geen wettelijke normen waar aan het speeltuig moet voldoen. Over fabri cage noch controle is ook maar iets vastge legd. Wat verder betekent dat elke vorm van aansprakelijkheid binnen een vastgelegd wettelijk kader ontbreekt. Als het om de inrichting en het onderhoud van een tuin gaat, handelt iedere speeltuineigenaar zo goed en zo kwaad als het gaat naar eigen inzichten. Die persoonlijke bekommernis staat in vreemde tegenstelling tot wat de overheid bij wet regelt voor de bouw van huizen, zoals het blad van de Consumenten bond onlangs opmerkte. Er is dan bijvoor beeld bepaald dat de spijltjes van een bal konhek niet verder dan tien centimeter van elkaar mogen staan, maar wie zegt er iets van wanneer de relingen van een hoge glijbaan te laag zijn zodat daar kinderen uit kunnen vallen? In een land als West- Duitsland blijken er voorschriften te be staan die dit alles tot in de puntjes regelen. Ook de controle op onderhoud en het toe zicht in de tuinen is juridisch een onbeschre ven blad. De speeltuineigenaars aanvaarden de aansprakelijkheid voor ongelukken niet, zoals zij ook meestal aan de bezoekers laten weten. Processen om schadevergoeding zijn juridisch een doolhof gebleken omdat niet duidelijk is wie voor wat verantwoordelijk heid zou kunnen nemen. Is het de speelgoed fabrikant die een onveilige constructie heeft geleverd of de eigenaar die zijn toestellen schromelijk verwaarloosd zou hebben, of, nog een mogelijkheid, is het ongeluk te wijten aan louter waaghalzerij van het kind? Maar kinderen kunnen niet verantwoord gesteld worden voor speeltuig dat niet deugt. Het is overigens niet zo gemakkelijk daar voor sluitende veiligheidsnormen op te stel len. Over de moeilijkheden die zich daarbij voordoen zegt de heer J. van Engelen, een van de voornaamste opstellers van het rap port Veiligheid op Speelplaatsen: „Voor ont werpers van speeltoestellen is het erg be langrijk vooruit te denken. Kinderen willen speeltuig nu eenmaal niet alleen gebruiken zoals de maker het heeft bedoeld, maar er ook verder mee experimenteren. Willen kin deren zich kunnen uitleven in speelgoed, dan moet dat iets uitdagends hebben.Risi- co's zijn dan ook niet helemaal te voorko men. Dat is ook niet zo erg, want een kind kan slechts met vallen en opstaan groot worden. Alleen, onaanvaardbare risico's moeten uitgesloten worden." Het rapport doet een aantal aanbevelingen, verdeeld over de vervaardiging, de aanleg en het gebruik van speelgoedtoestellen die een goede basis vormen voor wettelijke maatregelen op deze drie gebieden. Het is twee jaar geleden verschenen en aangebo den aan de minister van CRM en alle speel tuindirecteuren, maar het enige wat tot nu toe gebeurd blijkt te zijn is de vorming van een interdepartementale werkgroep die op maatregelen zal gaan studeren, en dan al leen nog maar in de sfeer van de productie. Sommige gemeenten waaronder de drie gro te steden hebben wel iets gedaan met het in het oog lopende misstanden op hun speel tuinen. Beweegbare speeltoestellen op plaat sen waar geen toezicht is zijn weggehaald en gevaarlijke constructies afgebroken zoals onlangs nog in Dordrecht, maar controle op onderhoud blijft onvoldoende. In dezelfde gemeente waar het ongeluk plaatsvond werd het speelmateriaal eenmaal per week gecon troleerd. Een echte stok achter de deur is er voor de gemeenten niet. De Nederlandse Vereniging van Gemeenten laat op zich wachten bij de vervaardiging van een mo delverordening die de aanleg van speeltoe stellen aan strikte regels zou kunnen binden. Ook zonder wettelijke maatregelen is er echter wel iets met het rapport te beginnen. Vraag aan de particuliere speeltuindirecteu ren, kennen zij het rapport en hebben zij er iets mee gedaan? Een aantal van hen zegt er wel van gehoord te hebben en reageert zeer alert wanneer veiligheidsproblemen aan de orde komen. Een van hen, de directeur van het Wassenaarse Duinrell, doet het rap port af als ouwe koek. De voorgestelde maatregelen in het rapport zouden allang gerealiseerd zijn. Een beheerder van een particuliere speeltuin vindt de gevaren knap overdreven en bij speeltuin De Julianatoren in Apeldoorn zegt men het rapport niet te kennen, maar geeft men wel te verstaan dat deze speeltuin een van de veiligste in Europa is. Mensen die op statistisch materiaal willen terugvallen, hebben inderdaad weinig cijfers voorhanden als het gaat om het aantal ongelukken dat in speeltuinen gebeurt. Maar de vraag is of daar behoefte aan is. De ervaringen van de grootste Nederlandse speeltuinfabrikant, de firma Nijha in Lo- chem, zijn duidelijk genoeg. Het bedrijf levert veel toestellen aan Duitse speeltuinen. En dat betekent dan ook gehouden zijn aan de normen die de Duitsers aan het materiaal stellen. „Een stad als Hamburg beschikt over ettelijke pagina's tellende boekwerken met normen en voorschriften. Fabrikant en eigenaar zijn verantwoordelijk voor het speeltuig. Het mag pas geplaatst worden wanneer aan alle veiligheidsvoorschriften is voldaan. Wij hebben ons vijf jaar geleden op die veiligheidseisen moeten instellen en waren toen gedwongen bepaalde voorwer pen uit de markt te nemen. Dat gold voor een glijbaan. Sindsdien hebben we een nieuw type ontwikkeld, maar die kunnen we in Nederland niet kwijt." De firma weet nog meer voorbeelden te geven van de aankoop politiek van de Nederlandse speeltuindirec teuren. Een rubberen schommelzitting, ont wikkeld in samenwerking met een Engels en Amerikaans bedrijf, blijkt in Nederland niet verkocht te kunnen worden omdat de kosten ervan veel hoger uitvallen dan de gewone houten schommels. Toch vindt met die schommels, relatief gezien het merendeel van de ongelukken plaats. Een woordvoer der van Nijha: „De meeste speeltuindirec teuren zijn erg conservatief. Toestellen die al tien tot vijftien jaar geleden geleverd werden, zijn nog steeds in gebruik, onzorg vuldig beheerd en in de meeste gevallen ook slecht onderhouden. Het materiaal wordt niet bijtijds vervangen. En waarom zouden ze ook? Als een speeltuindirecteur niet aan gesproken kan worden voor ongelukken met toestellen in zijn speeltuin, waar zou hij zich dan druk over maken?" Nijha geeft als voorbeeld de trampolines in een Wassenaar- se speeltuin waarmee verscheidene ernstige ongelukken zijn gebeurd, iets wat door de directie van de speeltuin niet wordt ontkend. Toch weigert men de veren waaraan de trampoline hangt af te dekken, terwijl daar voor wel degelijk beveiligingen lpestaan. Speeltuigfabrikant Nijha zegt ook dat in Duitsland voor speeltuinen veel minder geld beschikbaar wordt gesteld dan in Neder land. Dat wordt nog eens bevestigd door een mededeling van het ministerie van CRM, waarin subsidie wordt aangekondigd voor de vervanging van materiaal voor veiliger speeltoestellen. Maar de betekenis van zo'n subsidiemaatregel is wel erg betrekkelijk als er wel veel geld is maar geen normen zijn voor de besteding ervan. PAUL VAN VELTHOVEN d)EN HAAG De miljoenennota, die minister Jjbuisenberg (financiën) dinsdag bij het parlement Indient, zal een wat voorlopig karakter hebben, ^jpoordat er op de derde dinsdag van september gpijna vier maanden na de verkiezingen nog ^teeds een demissiönair kabinet zit, levert het gjehele gebeuren op Prinsjesdag een wat schimmig ^beeld op. Koningin Juliana leest een magere troon rede voor en minister Duisenberg komt met een begroting, waarin geen politieke beleidslijnen kun nen worden uitgestippeld. De „witte vlekken" in jgjde rijksbegroting moeten later worden ingevuld en JTpijgekleurd, als het nieuwe kabinet zijn beleidslij- Ïen heeft bepaald. •e rijksbegroting van volgende week gaat allang Rj/niet meer over miljoenen, maar over miljarden. De r ivoor volgend jaar geplande uitgaven omvatten ruim vé 92 miljard gulden. De ontvangsten aan belastinggel den, aardgasopbrengsten, gerechtelijke boeten enz. belopen zo'n kleine 82 miljard gulden. Er zal dus een begrotingstekort van rond tien miljard gulden zijn. Een huisvrouw gaat al gauw tobben als ze de Dl touwtjes niet aan elkaar kan krijgen, maar nog nooit is het bericht verschenen dat minister Duisen berg een nacht wakker ligt van zo'n milj ardente kort. Deskundigen op het gebied van overheidsfi nanciën houden er trouwens hele theorieën op na dat een tekort mits het geen kloof van hier tot ginder is best te aanvaarden is. Financieel staat ons land er trouwens dank zij de reserves heel goed voor, maar sommigen houden hun hart al vast voor het moment dat we niet meer van de aardgasop brengsten kunnen profiteren. Voorzichtige en zuini ge rekenaars hebben het kabinet-Den Uyl steeds verweten dat het al te vlot en uitgeverig met die aardgasopbrengsten omspringt. „Potverteren", zo betitelde de oppositie het financiële beleid keer op keer. Inderdaad zijn de overheidsuitgaven in de laatste jaren sterk gestegen. Zodanig, dat de rijksbegroting voor 1979 zelfs boven de honderd miljard gulden zal uitkomen. Van jaar op jaar nemen nu de uitgaven met miljarden toe. Een duik in het verle den maakt deze ontwikkeling helemaal spectaculair. Aan het begin van deze eeuw was het eindbedrag op de rijksbegroting nog geen 200 miljoen gulden, in 1938 880 miljoen. Als gevolg van onder andere wederopbouw en gestegen lonen had de begroting in 1948 4.400 miljoen als eindbedrag, in 1962 11.2 miljard. Tien jaren geleden bedroegen de rijksuitga ven ruim 24 miljard, in 1970 bijna 30 miljard, in 1975 61 en in 1976 ruim 71 miljard. In tien jaren van 1969 tot 1979 zullen de rijksuitgaven van een kleine 30 miljard tot fuim honderd miljard zijn gestegen. Minder waard Dat is natuurlijk een volkomen geflatteerd cijfer, omdat de inflatie intussen het geld veel minder waard heeft gemaakt. Loon- en prijsstijgingen heb ben de uitgaven fors omhoog gedrukt. Daar staat dan tegenover dat de belastingen automatisch ste gen als gevolg van de inkomensstijgingen, en soms een extra duwtje omhoog kregen om de groeiende uitgaven een beetje behoorlijk te dekken. Een paar jaar geleden al werd beseft dat die sterke stijging van de overheidsuitgaven niet automatisch mag doorgaan. De regering nam zich voor de stijging van de collectieve lasten te beperken tot één percent van het nationale inkomen. Er zou dus nog wel stijging zijn, maar beperkter. Een grote moeilijkheid is dat de overheid voor die beperking afhankelijk is van het bedrijfsleven. Het is namelijk al te simpel gesteld dat het kabinet-Den Uyl aan „potverteren" doet. Dat kabinet heeft inder daad bepaalde uitgaven, zoals sociale uitke ringen en subsidies voor stadsvernieuwing, ver hoogd. Maar de overheidsuitgaven worden sterk bepaald door loon- en prijsverhogingen. Nachtwakerstaat De nachtwakerstaat van vroeger, met maar enkele ministeries, is nu een welvaartsstaat. Waren vroeger de ministeries van buitenlandse zaken, binnenlandse zpken en justitie zo ongeveer de belangrijkste, nu worden de meeste miljarden uitgegeven door minis teries die aan het begin van deze eeuw nog niet bestonden. Volgend jaar gaat bijna 20 miljard een vijfde van alle rijksuitgaven weg aan onder wijs en wetenschappen. Goed onderwijs moet wor den betaald en de duizenden onderwijskrachten in het land kunnen ook niet van de wind leven. De verdeling van de uitgaven is verder: ruim tien percent voor sociale zaken (o.a. bestrijding werk loosheid), 9.5 percent voor crm, 9.7 voor defensie, 8.6 volkshuisvesting en 8.3 verkeer en waterstaat De 18.8 miljard die het rijk dit jaar voor sociale voorzieningen uitgeeft, zijn als volgt verdeeld: 8.5 miljard sociale zekerheid, 4.5 voor sociale bijstand en 4 miljard voor maatregelen ter verbetering van de werkgelegenheid. Loongevoelig De meeste rijksuitgaven gaan weg aan lonen en salarissen, van ambtenaren, maar ook van onderwij zers, politiemannen, maatschappelijk werkers enz. Bijna zestig procent van de uitgaven is „loongevoe lig". Anders gezegd: van iedere gulden die het rijk uitgeeft, zijn er 58 cent voor lonen, sociale lasten en pensioenen. Daar al die ambtenaren, onderwij zers enz. de gemiddelde loonontwikkeling in het bedrijfsleven volgen, wordt een beperking van de uitgaven dus mede bereikt door loonmatiging over de hele linie. Want elke percent loonsverhoging in het bedrijfsleven kost aan rijksuitgaven een half miljard. Wanneer een paar jaren lang een sterke loonmatiging wordt toegepast via de „nul-lijn", zal dat na vijf jaren zo'n achttien miljard aan besparing in de rijksuitgaven hebben opgeleverd. Het in de formatie gesloten sociaal-economisch akkoord streeft die „nul-lijn" een paar jaar geen loonsver hoging na. Duidelijk is dat zo'n akkoord slechts met de volledige medewerking van werkgevers en werknemers is te verwezenlijken. Dat akkoord is natuurlijk niet alleen bedoeld voor matiging van de rijksuitgaven, maar ook om door beperking van de loonkosten in het bedrijfsleven ruimte voor investe ringen te scheppen. Wanneer het echter niet lukt via loonmatiging de uitgavenstijging terug te schroe ven, dan bestaat het risico dat de overheid het mes moet zetten in subsidies en uitkeringen ten behoeve van sociaal zwakkeren. Een kabinet van PvdA, CDA en D'66 zal tot het uiterste proberen dit tê vermijden. Zo'n kabinet onder leiding van Den Uyl zal verder gaan met het wegwerken van ongerecht vaardigde inkomensverschillen en alles doen om de positie van de laagstbetaalden te verstevigen of in ieder geval te handhaven. Handen vol werk De ambtenaren van het ministerie van financiën hebben handen vol werk gehad aan de „voorlopige" begroting van komende week. De begrotingsvoorbe reiding gaat eigenlijk het hele jaar door, maar dit keer werd met de definitieve vormgeving en voor stellen zo lang mogelijk gewacht. Als er eind augus tus een nieuw kabinet was geweest, dan had dit met spoed nog een „normale" miljoenennota met beleidsvoornemens kunnen indienen. Het demissio naire kabinet heeft dus zo lang mogelijk gewacht, waarna in versneld tempo de bergen papier moesten worden verwerkt, eerst op het ministerie, daarna bij de staatsuitgeverij. Traditioneel bespreekt de Tweede Kamer half okto ber in de „algemeen politieke en financiële beschou wingen" het totale beleid van de regering, zoals dat uit troonrede en miljoenennota naar voren komt Het heeft geen zin om drie dagen te debatteren over een magere troonrede en voorlopige rijksbegroting zonder politieke daadstelling. Wanneer er begin oktober een nieuw kabinet is en de minister-presi dent erin slaagt snel een regeringsverklaring voor te bereiden, zou het driedaagse debat daarna toch kunnen doorgaan, omdat de „witte stukken" in de rijksbegroting met de regeringsverklaring zouden kunnen worden opgevuld. Aanvullende voorstellen, onder andere ter verhoging van de belastingen, zullen dan later aan de orde komen. ALBERT HOOGKAMER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 19