- H
Hendrik
Andriessen
Wie is Loesberg?
s 85 jflsr
y§ gaf
3 katholieke
Sri kerkmuziek
nieuwe stijl
BER
KP, L
gehouij
unt in] df&i BH
stond. W
e laat}
men q
het Cl
i omi
laar a
^"hetdrik Andriessen die met bijna twin-
n de fissen en andere religieuze compo-
s«nts de rooms-katholieke kerkmuziek
de laatste halve eeuw een ander
■ten i'd en een andere gestalte heeft ge-
DA-men. viert 17 september in Heemstede
rgelijl 85ste verjaardag. Als muziekpeda-
blijftg heeft hij het hoogste bereikt wat
zekajn ons land te bereiken viel en
?!JJeuJwel zijn scheppend werk noodge-
posijpngen moest ontstaan in de weinige
anuje tijd die de muziekpedagogie hem
st hoi toch slaagde hij er in een heel
ök ven stijl te ontwikkelen. Aan kinde-
en kleinkinderen gaf hij zijn groot
"int op zo harmonieuze wijze door dat
in rustige evenwichtigheid altijd
^Hizelf kon blijven, wat er tijdens zijn
Ige leven in de muzikale wereld en
»ral in de componeertrant ook aan
tandering onderhevig was.
Een compositie voor een huis
Hoewel hij al in 1927 aan het Amsterdamse conser
vatorium harmonie en analyse ging onderwijzen
en aan deze instelling later ook compositie en
theorie doceerde, bleef Andriessen tot zijn 42ste
jaar zijn geboortestad Haarlem trouw. In 1934
echter verhuisde hij naar Utrecht waar hij orga
nist werd van de kathedraal en orgelleraar aan
de R.K. Kerkmuziekschool. Drie jaar later werd
hij er ook directeur van het Toonkunst-conservato
rium en de bijbehorende muziekschool.
In 1949 moest Hendrik Andriessen opnieuw zijn
biezen pakken. Hij loofde een compositie uit voor
wie hem een onderdak zou verschaffen in Den
Haag, waar hij benoemd was tot directeur van het
Koninklijk Conservatorium. Hij werkte toen aan
zijn eerste opera, gemaakt voor en opgevoerd in
het Holland Festival 1950. Samen met Jan Engel
man, de tekstdichter, werd de keus bepaald op
een onderwerp uit de Griekse mythologie, het
indrukwekkende menselijke drama dat zich af
speelt tussen Philomela, haar zuster Prokne en
haar echtgenoot Tereus. Het libretto werd een
gesloten dichtwerk met lange zinnen en was als
zodanig niet bij uitstek geschikt voor een opera.
Hoewel èn tekst èn muziek grote kwaliteiten bezit
ten, is het bij die ene serie opvoeringen in 1950
gebleven, mogelijk ook doordat librettist noch
componist van nature niet zoveel gevoel hadden
voor echte dramatiek en daar ook niet veel erva
ring mee hadden opgedaan.
Hendrik Andriessen was net zestig jaar geworden
Uf.ty t u
tU~j,
0W-) (pü
De voornaamste thema's van de opera „Philomela"
in het handschrift van de componist.
toen hij door de St Radbouwstichting benoemd
werd tot buitengewoon hoogleraar in Nijmegen
met als speciale leeropdracht de muziekgeschiede
nis en de muziekesthetiek. Waarom werd de eerste
leerstoel in de muziekwetenschap aan de R.K.
Universiteit toevertrouwd aan een niet-academi-
cus? Zoals de benoeming tot directeur van het
Koninklijk Conservatorium ten dele beschouwd
moet worden als een eerbewijs er werden tot
heden alleen componisten van betekenis tot deze
post geroepen zo was dat ook de benoeming
in Nijmegen. Bij het aanvaarden van het hoogle
raarschap, dat hij tien jaar uitoefende, sprak
Andriessen er zijn verwondering over uit dat de
vele geestelijke en profane volksliederen uit de
Noordelijke Nederlanden nooit hebben geleid tot
een groot muzikaal kunstwerk dat op deze
volksliederen stoelt
Veelzijdigheid
Leven en werk van Hendrik Andriessen waren en
zijn nog altijd zo veelzijdig dat het onmogelijk is
er in kort bestek een volledig beeld van te geven.
Aandacht had besteed moeten worden aan de
orgelwerken en de hooggestemde fantasieën van
de briljante orgelimprovisator, aan de prachtige
liederen en koorwerken op teksten in verschillende
talen (wie denkt hier niet aan het prachtige „Mag
na res est amor" voor sopraan en orgel op tekst
van Thomas Kempis?) aan de componist van
zovelen gemakkelijk aansprekende orkestwerken
als de „Kuhnauvariaties". De vier symfonieën
verdienen meer belangstelling dan zij op het ogen
blik krijgen en dat is ook het geval met de
veelsoortige kamermuziekwerken. Het zijn alle
maal geen revolutionaire composities want Hen
drik Andriessen is principieel altijd de discipline
van de tonaliteit blijven aanvaarden en bij hem
is de drieklank-harmonie nog een altijd toepasbare
mogelijkheid. Maar Andriessen wijst het werk van
Stockhausen en Boulez om maar twee avant-
gardisten te noemen niet af. Hij zegt: „Ik heb
het bestudeerd en er de belangrijkheid van inge
zien. Hun manier van componeren past niet bij
mijn natuur maar al doe ik er niet aan mee, als
het moet zal ik hun methoden verdedigen". Dat
is een uitspraak die je van weinigen van zijn
generatie zal kunnen horen. Het bewijst zijn vitali
teit en het verklaart ook waarom het koorwerk
dat hij in opdracht voor het 150-jarig bestaan het
Koninklijk Conservatorium componeerde, vorig
jaar door de jongsten onder de aankomende musi
ci met zoveel geestdrift werd uitgevoerd en ont
vangen.
J. KASANDER
„EEN EIGEN AUTO"
Loesberg, die op de titelpagina
van zijn boek zonder voornaam
door het leven wenst te gaan,
maar die in het verloop van het
boek Robert of Robbie blijkt te
heten, deze Loesberg, die reeds
eerder een roman publiceerde
onder de titel „Enige Defecten",
heeft in mededogen met een
aantal critici die bij het ver
schijnen van die roman geen
idee konden krijgen wat voor
figuur of verschijnsel achter
die naam Loesberg verscholen
ging, een nieuw boek vervaar
digd, waarin alles uit de doe
ken zou worden gedaan. Dat
meldt althans de achterflap
van deze nieuwe publikatie van
het verschijnsel Loesberg. „Een
Eigen Auto", waarin de lezer
voor zo'n slordige dertig gulden
in 250 pagina's alle nadere in
lichtingen over Loesberg kan
bekomen.
Hij komt er slecht van af, die
lezer. Want het verschijnsel
Loesberg wordt hier in een ka-
leidoskopisch, uiterst bont en
vaak vermakelijk geheel uit de
doeken gedaan, zonder dat die
genen die de ware Loesberg
hadden willen leren kennen, een
handje worden geholpen. Klaar
wie zou de ware Loesberg ook
willen kennen, vraag je je af, na
lezing van deze zeven novellen,
die de suggestie wekken auto
biografisch te zijn. Want wat
voor Loesberg komt uit deze
avonturen en gebeurtenissen te
voorschijn? Allerlei Loesbergen:
het katholieke jongetje dat zo
treurig lijdt onder zijn ouders
en hun schromelijk gedrag; de
Reviaanse jongeling aphes-le-da-
te, waarin „De Avonden" nog
eens her beschreven en herbe
leefd wordt
Loesberg manifesteert zich ver
der o.a. als de Kerouack-zwer-
ver, de lefgozerige kantoorbe
diende. Ga zo maar door.
Dat is allemaal overigens niet
zo erg, want de zeven novellen
zijn waarschijnlijk aardiger
dan het verschijnsel Loesberg
zelf, omdat zij in een heel eigen
taal (hard, cynisch, vol retho-
riek) een aantal beelden uit het
leven van iemand of allerlei
iemanden geven, die heel au
thentiek overkomen en vaak tot
lachen, denken of treuren stem
men, ondanks de op dit punt
zeer hautain afwijzende toon
die Loesberg vaak aanslaat
Deze roman (of reeks van novel
len) vol schelmenstreken en an
dere lezenswaardige onzin is
naar mijn mening alleen wat al
te lang uitgevallen, zodat de lust
om je verder bezig te houden
met het verschijnsel Loesberg je
langzaam aan vergaat De ware
Loesberg mag rustig blijven zit
ten. En doorschrijven.
JAN VERSTAPPEN
Loesberg: „Een Eigen Auto" no
vellen. Uitgeverij De Ar bei-,
derspers, Amsterdam, 29.50.
f rium waar hij voor zijn hoofdinstrument de Frans
georiënteerde Jean B. de Pauw als leraar kreeg
en Bernard Zweers voor compositie. In 1916, op
zijn 24ste jaar, deed hij eindexamen in beide
vakken maar intussen had hij de meeste pianoleer
lingen van zijn overleden vader al overgenomen
en was hij hem opgevolgd als organist van de
Haarlemse St Jozefskerk. Vader Nicolaas verdien
de in zijn kerkelijk ambt vierhonderd en vijftig
gulden per jaar maar niemand mocht daar een
aanmerking op maken zoals zijn kinderen ook
nooit mochten spreken van „rotweer". Vader Nico
laas sprak van „Onze Lieve Heersweer" en hij zei
erbij: „hoe je betaald wordt, is vers twee; het
belangrijkste is dat je mag werken in Onze Lieve
Heers dienst"
Zoals Hendrik Andriessen al studerend de muziek
pedagogie begon te beoefenen, zo deed hij het ook
met de componeerkunst. Hoewel hij vindt dat zijn
leraar Bernard Zweers wordt onderschat en dat
bij voorbeeld diens derde symfonie en ouverture
„Saskia" best nog voor uitvoering in aanmerking
komen, heeft hij voor zijn eigen werk niet veel
invloed van Zweers te verwerken gehad. Dat was
wel het geval met de muziek van César Franck
en van het werk en de persoonlijkheid van zijn
vriend Alphons Diepenbrock. In zijn eerste gepu
bliceerde werken, de orgelkoralen I en II uit 1913
en 1916, in Parijs bij Leduc verschenen, is de
nawerking van de koralen van Franck hoor- en
aanwijsbaar. Over zijn eerste mis, de tweestemmi
ge „Heilig Hartmis" uit 1917, valt de schaduw van
de late Diepenbrock. Deze mis betekende een
nieuw geluid in de Nederlandse kerkmuziek door
de volstrekte afwezigheid van romantische reto
riek en pathos. Een sobere en ingetogen, maar
natuurlijk ook vaak hymnische lyriek wezen in de
richting van Caplet en Debussy. Het zou niet lang
duren tot Andriessen een eigen zeggingskracht
had ontwikkeld al moet men in zijn omvangrijk
levenswerk wel een duidelijk onderscheid blijven
maken tussen de door de liturgie geïnspireerde
kerkelijke werken en de wereldlijke liederen, ka
mer- en orkestmuziek waarvan de componeertrant
telkens werd aangepast bij het binnen- of buiten
muzikale gegeven. De polytonaliteit waarmee hij
in zijn pianosonate van 1934 experimenteerde, zal
men in zijn kerkmuziek tevergeefs zoeken.
Hoewel Andriessen zelf nooit moeite heeft gehad
met de kerkelijke liturgische voorschriften en zich
binnen de perken van het „Motu Proprio", de veel
besproken bepalingen van Paus Pius X, uit 1904,
altijd vrij voelde, ontstond er wel enige deining
over zijn doorgecomponeerde missen. Daarbij "ging
hij er van uit dat de muziek bij een gezongen mis
eigenlijk in één stijl behoort te zijn. Vandaar dat
hij niet alleen de vaste maar ook de wisselende
gezangen componeerde, wat door sommigen des
tijds werd opgevat als een aanslag op het grego
riaans. Dat is natuurlijk nooit de bedoeling ge
weest van de componist wiens muziek van meet
af aan juist mede doortrokken was van de geest
van het gregoriaans. In het tijdschrift van de
vooroorlogse roomskatholieke jongeren, „De Ge
meenschap" heeft hij vorm en stijl van die missen
waartoe ook zijn „Missa Christus Rex" behoort,
uitvoerig verdedigd. Dat hij er zelf volkomen van
overtuigd was dat hij met doorgecomponeerde
missen op de goede weg was, bleek uit de latere
„Missa Sponsa Christi" voor het feest van de
kerkwijding en de „Missa in honorem beatae
Mariae Virginis" voor het feest van Maria ten
Hemelopneming, welke missen door de themati
sche bewerking eveneens een constructieve, een
heid vormen.
Maar Hendrik Andriessen was nooit een dogmati
cus. Hij schreef ook andere missen voor uiteenlo
pende bezettingen: mannenkoor met orgel, ge
mengd koor met orgel, vrouwenkoor a capella
(„Missa Simplex") en gemengd koor a cappella
Missa Qui habitat"). Aparte vermelding verdient
de strenge zes-stemmige „Missa Diatonica", ook
voor gemengd koor a cappella. En toen Hendrik
Andriessen 80 jaar werd, aanvaardde de compo
nist van zoveel traditioneel Latijnse missen de
opdracht van de KRO om voor het 75-jarig be
staan van de nieuwe Sint Bavo in zijn geboorte
plaats Haarlem een „Mis ter dankzegging" te
maken op Nederlandse teksten. Opgebouwd met
psalmteksten componeerde de bejaarde meester
voor gemeentezang, vierstemmig gemengd koor en
orgel een boeiende muziek voor de eucharistievie
ring, die uitmunt door de ongedwongen manier
waarop de gemeentezang in het geheel is opgeno
men en door de levendige wijze waarop de inhoud
van de tekst muzikaal is verbeeld.
i mijn vader eens van de ochtenddienst in
kerk kwam en thuis de ontbijttafel gereed
1, nam hij mijn moeder olijk in de maling door
'i ons, kinderen, te zeggen: „Jullie moeder
jt al het verschil tussen een gezongen en een
pen mis", daarmee bedoelend dat hij bij een
i mis een half uur later thuis zou zijn
anecdote geeft aan dat Hendrik Andriessen
rkmuziek met de paplepel kreeg ingegeven,
grootvader Comelis die in Hilversum timmer-
'it was, kwam in 1830, toen hij 16 jaar-
is, tot de conclusie dat hij niet zonder muziek
(or het leven wilde gaan. Het is niet precies
""""kend hoe het hem gelukte les te krijgen van
jhannes van Bree, die in het Amsterdamse mu-
Jf^'JBdeven van die dagen een grote rol speelde. In
i^eval werd Cornelis Andriessen in een paar
een goed organist en daarmee de grondlegger
het muziekgeslacht Andriessen. Cornelis' oud-
zoon Nicolaas volgde de voetsporen van zijn
er en werd organist van de Haarlemse St
efskerk. Uit diens huwelijk met Gesina Vester,
wordt afgeschilderd als een weliswaar a-muzi-
maar krachtige persoonlijkheid, werden drie
stenaars van formaat geboren: concertpianist
nuziekpedagoog Willem, componist en muziek-
agoog Hendrik en beeldhouwer Mari.
Nicolaas die in 1913 overleed, heeft het nog
(jfegemaakt dat zijn tweede zoon Hendrik er
its« vankelijk niet aan dacht „in de muziek" te
n. De jongeman heeft dat, op zijn zachtst
proken, vreemde feit, later zelf verklaard. „Al-
wat ik van muziek wist, kwam in hoofdzaak
Willem, die vijf jaar ouder was dan ik. Thuis
het Willem voor en Willem na: die had een
{esproken muzikaal talent. Ik geloof dat ik niet
durven zeggen dat ik ook wel de muziek als
wilde kiezen. Ik vond trouwens ook wel de
ziek als vak wilde kiezen. Ik vond trouwens
dat ik daar niet goed genoeg voor was.
rom ging ik naar de Nieuwe Haarlemse Cou-
want ik wilde zo gauw mogelijk geld verdie-
en schrijven trok mij wel aan. Maar het werk
T Ti de krant werd een teleurstelling. Wat ik wilde,
Hie mijn chefs niet en het leek erop dat ik geen
Hendrik Andriessen aan de vleugel
aanleg had voor de journalistiek."
Pas veel later is het tegendeel gebleken. In 1942
werd hij als gijzelaar door de Duitsers opgesloten
in het kamp Haaren. Een goede zevenhonderd
gijzelaars werden daar vastgehouden; zij waren in
vergaande mate van elkaar afhankelijk. Er werd
veel gemusiceerd, ook door Willem en Hendrik
Andriessen en de broeders gaven hun lotgenoten
bovendien morele steun en afleiding met causerie
tjes over de muziek in zijn vele vormen. De ook
gegijzelde Robert Peereboom ontdekte hier een
medewerker voor het Haarlems Dagblad waarvan
hij later hoofdredacteur zou worden. Na de bevrij
ding schreef Hendrik Andriessen voor deze krant
tientallen korte maar puntige en heel interessante
beschouwingen over componisten en hun werken,
over stijlen en genres, over uitvoerenden en luiste-
raars. De uitgeverij Het Spectrum heeft die be
schouwingen voor het eerst in 1950 gebundeld en
ze daarna nog enkele malen in pocketvorm her
drukt. Ze zijn het lezen nog steeds alleszins waard
en bewijzen hoe vaardig de afgewezen journalist
de pen kon hanteren en hoe scherp zijn opmer
kingsvermogen was.
Toch in de muziek
Na het korte intermezzo op de krant, besloot
Hendrik zich dan toch maar helemaal aan de
muziek te gaan wijden. Hij ging les nemen bij
Louis Robert, destijds organist van de Grote Kerk
in Haarlem, die hem samen met zijn broer Willem
klaarstoomde voor het Amsterdamse Conservato-
idrik Andriessen en zijn echtgenote bekijken de Zilveren Medaille van de Gemeente Den Haag, zojuist uitgereikt
burgemeester Kolfschoten. Dit eerbetoon vond plaats in 1967, kort na de 75ste verjaardag van de componist.