„Ik zou mezelf laf vinden, als ik mijn ideeën verloochende" Dolf de Vries grossiert in wereldreizen Toen ik Dolf de Vries in 1965 voor de eerste keer ontmoette was hij nog rolvast verbonden aan de Haagse Comedie en straalde hij een Haagse supre matie uit, waar zelfs Louis Couperus nog graag „U" tegen zou hebben gezegd. „Kun je echt aan me zien, dat ik een Hagenaar ben?", vroeg hij ge lijk begerig, „ik heb zelf na melijk altijd het gevoel, dat ik zo bijzonder Haags ben. Als je hier geboren bent komt je er, geloof ik, nooit meer hele maal af. Den Haag is trou wens een heerlijke stad. In Amsterdam moet alles zo no dig, daar tel je niet mee, wan neer je niet overal opdraaft. Maar hier kun je je tenminste nog permitteren om een week lan onder te duiken. Niemand zal dat gek vinden; ze denken gewoon, dat je ziek bent". Twaalf jaar later blijkt De Vries nog steeds danig te tob ben met zijn Haagse komaf. Hij heeft vóór mijn komst het plakboek met mijn interview uit 1965 opgediept en zorgelijk de regels herlezen, waarin ik hem als een zeer Haags sig- neur de krantenkolommen in stuurde. „Is dat nou echt zo?", informeert hij tegen beter we ten in, „vond je me toen zo Haags. Ik herinner me wel, dat ik die dag een grijs pak met een krijtstreepje droeg. Maar dat was alleen omdat ik regel recht van een officiële party van Ida Wasserman kwam. Dat moest uiteraard in stijl gebeuren, zoals alles bij de Haagse Comedie. Vreemd, heel vreemd". Hij ontvang me in zijn werk kamer onder het dak, waar hij zojuist zijn nieuwe boek „De Witte Leugen" voltooid heeft Aan de wand boven het bank bed hangen de omslagen van de boeken, die hij eerder schreef. „Als ik aan een ro man bezig ben", zegt hij, „ga ik als een bezetene door. Dan eet ik niet meer, kook hooguit een ei en vergeet ik me mees tal aan te kleden. Ik heb voort durend het gevoel, dat ik meer moet doen, dat ik niet creatief genoeg ben. Dat komt door mijn gereformeerde achter grond. Daar kom je nooit meer van los. Je hele leven voel je je schuldig vrij, word je gekaveld door je onvolko menheden. Soms dacht ik na uren schrijven: Een beetje frisse lucht zal je goed doen Dolf. Maar als ik op de hoek van de Scheveningse Weg was, wist ik niet hoe gauw ik weer thuis moest komen. Weer dat verrekte schuldgevoel: DE VRIES WERKT NIET". „Ik heb ook altijd gehangen aan begrippen als carrière, toekomst. Ik bleef maar rond hangen bij die Haagse Come die en kon niet loskomen uit die wereld. Ik heb er welgeteld acht jaar gezeten en dat zijn er, even welgeteld, vijf te veel. Het heeft te lang geduurd, maar ja, wat wil je.Je bent Hagenaar of niet en je houdt van het beschaafde amuse ment. Je speelt een rolletje en dat doe je wel aardig. En daar na wacht je op een ander rol letje en als je dat ook aardig doet dan krijg je misschien een groter rolletje. En op die manier kun je op je sloffen 65 worden". „Ik bleef maar zitten en-schoot geen donder op. D'r gebeurde niks wezenlijks met me, alles ging langs me heen. Het begon in die tijd al te rommelen, de Actie Tomaat barstte los, maar ik gaf geen krimp, want ik had er geen last van. Hage naars zijn immers te netjes om met tomaten te gooien. Dat is ordinair. Tomaten eet je met mes en vork". Levend begraven „Kun je je dat voorstellen? Ik wist, dat het weinig voorstelde, wat ik deed. Ik was misschien een behoorlijke acteur, maar ik had voor hetzelfde geld met een pakje brood op mijn baga gedrager naar de portiersloge van de Schouwburg kunnen fietsen om daar mijn dag vol te maken. Dat was het: De Vries had zichzelf levend be graven". „Toen ik me dat realiseerde heb ik mijn koffers gepakt en tegen mijn vrouw en kinderen gezegd: „Jongens, we stappen op. We gaan het ergens anders opnieuw proberen". Dat was in 1969. Ik was een weekend in Dublin geweest en had daar een dwaze act opgevoerd, die kennelijk in de smaak viel. Ik kon tenminste een aanstelling krijgen op de Brandon Smith Academy of Acting in Dublin. Dat hield in, dat ik één dag per maand les kon geven voor het fraaie bedrag van vijftig gulden. Daar kwam dan nog eens een bedrag van het An jerfonds bij. Of het Prins Bernhardfonds, hang me daar asjeblieft niet aan op. In elk geval kreeg ik wat geldelijke steun, zodat mijn gezin van vier personen in Ierland een jaar lang moest zien rond te komen van duizend gulden". „Toch heb ik het er op ge waagd, want zo ging het ook niet langer. „De 65-jarige ac teur Dolf de Vries in stijlvolle afscheidsrol. Bronzen legpen ning voor scheidende acteur De Vries." Wegwezen, dacht ik. Wegwezen, voordat het de finitief te laat is." „We hadden in Ierland al een onbewoonbaar verklaard huis gehuurd, toen die uitnodiging van de Sticusa kwam. Of ik wat voelde voor een studiereis naar Aruba. Graag binnen een week beslissen. Na een dag waren Lout en ik het roerend eens: „Ierland is dichterbij dan Aruba en kon dus wach ten. Met een beetje mazzel en de wind mee zouden we best nog eens in Ierland komen". „Omdat er geen tijd meer was om de kisten over te pakken kwamen we dus in de bloed- hitte van Aruba met regenkle ding en lieslaarzen. Een prima start, dacht ik zo. Ik begon daar met het regisseren van vijftig negers. Vijftig natuurta lenten, die hun lichamen be heersten als balletdansers. Als een neger over een toneel loopt dan loopt ie ook echt. Wij Europese zoutzakken kun nen geen vier passen achter elkaar zetten of we moeten weer zo nodig iets oppakken of een deur open doen. Ik kan je zeggen, dat die regie-erva ringen op de Antillen er diep bij me insneden." „Ik kreeg op Aruba ook einde lijk de tijd om na te denken, om de dingen op een rijtje te zetten. Ik maakte net het laat ste staartje van het ouder wetse kolonialismë mee. Com pleet met de ingeroeste opvat ting, dat negers lui zijn en stinken. Toen ik aan het einde van mijn verbintenis geld over had voor een reis door Zuid- Amerika werd die confronta tie nog sterker. Ja zag de he meltergende verschillen tussen rijk en arm, de luxe naast de verkrotting, het zwelgen in overdaad pal naast creperende mensen. Ik had toen mijn eer ste boek „Knopen tellen" al geschreven. Je kunt het een zwart-op wit-afrekening met mijn Haagse verleden noe men." Roeibootje „Ik ben nu veertig en ik sta voor de tweede keer op het punt om af te reizen. Ditmaal met vijf mensen; naast mijn vrouw en mijn tweelingdoch ters Charlotte en Johanneke is er ook nog een zoon Patrick bijgekomen. Gekkenwerk zeg je? Misschien heb je gelijk. Toen ik naar Aruba vertrok had ik eigenlijk weinig of niks te verliezen. Ik behoefde geen schepen achter me te verbran den, want ik had niets eens een vlot." „Het is waar: ik heb nu een roeibootje. Maar ik waag het er toch op, want ik zou mezelf een lafaard vinden, als ik mijn eigen ideëen verloochende. Als ik thuis blijf zou ik waar schijnlijk volop werk kunnen krijgen. Mijn eigen program ma loopt aardig en de schnab bels liggen voor het oprapen. Ik heb net achter mekaar rol len gespeeld in De Soldaat van Oranje en in Het Debuut Maar met dat werk heb ik nooit het gevoel gehad, dat ik wezenlijk met mezelf bezig was. Je kunt er makkelijk al lerlei geavanceerde theorieën en filosofieën op nahouden, maar als je ze alleen uitdraagt op een podium in Den Haag of in je werkkamer drie hoog met een goed glas wijn in je hand, dan schiet je geen blik sem op." Pasternak „Wat ik wil is mijn mening toetsen aan die van een ander. Ik wil het zelf zien, met huid en haar onderduiken in ande re landen, andere culturen. Ik ben ook met mijn hele circus in een kampeerbus naar Rus land geweest Ik bén in de kamer van Pasternak geweest en ik héb in achterbuurten met mensen gepraat. „Friede nicht Krieg", riepen ze steeds. Voordat ik er heen ging was ik er van overtuigd, dat de communistische filosofie de enige is, die uitkomst kan bie den in de mensenchaos. Mijn kinderen, die toch al aardig verwend zijn door onze af schuwelijke welvaart aten na één week Rusland met smaak de meest wormstekige appels en Patrick kwam verbaasd vragen: „Waarom willen ze hun leren riem met me ruilen voor een stom stukkie kauw gom pap?". „Omdat ze dat stomme stukkie kauwgom ver domme niet hebben jongen. Daarom". Ik kwam na die reis in Polen en dacht: „Nooit meer Rusland. Geen commu nisme". Nu zou ik toch graag weer eens naar Rusland terug gaan. Reizen is namelijk een geweldig middel om voorzich tig en genuanceerd over de problemen in de wereld te le ren denken." „Ik heb aan onze nieuwe reis tweeeneenhalf jaar koortsach tig gewerkt. Ik heb stad en land afgestroopt om sponsors voor die onderneming te vin den, want zonder steun kun je geen jaar lang rondtrekken door Brazilië, Argentinië, Pa raguay, Bolivia, Peru, Equa- dor, Colombia, Venezuela en de Antillen. We doen het welis waar zuinig aan, zullen straks een nomadenleven gaan lei den, maar dan toch... Ik zal toch die artikelen moeten schrijven en dat nieuwe boek om in leven te kunnen blij ven." „Of ik ondertussen al een idee heb, wat we daar gaan doen? Waarachtig wel. Ik ga daar het toneel op, ik heb speciaal voor deze reis Spaans geleerd, zo dat ik één van mijn stukken in die taal kan voordragen. Als we onderweg een dorps kroeg zien met wat mensen erin spring ik op de tafel en dan begin ik. Dan zal ik ze laten horen, hoe ik er over denk. En dan hoop ik, dat zij op hun beurt mij willen vertel len, waar zij mee bezig zijn". Carrière „Ik weet het: het is allemaal niet zo spectaculair, wat we doen. Vijf Nederlanders in een Amescador-bus op zoek naar medemensen in Zuid-Ameri- ka." „Maar ik heb straks in elk geval het gevoel, nee de zeker heid, dat ik ergens mee bezig ben. Dat ik niet leef omwille van een loze carrière, die ui teindelijk als een luchtbel ui teenspat". „Ik ben en blijf een sceptische idealist, die niet anders kan. Als ik bij de Haagse Comedie was gebleven, als ik toen dat compromis met mezelf had ge sloten zou ik voorgoed zijn ingeslapen." „Nu heb ik tenminste de hoop, dat ik straks bij de eindstreep van mijn leven nog wakker ben". FOTO'S SIMON E. SMIT Klaar voor de grote reis: staatsieportret van Amescador-kampeerbus met toekomstige inzittenden. Nergens krijgt de theorie van de platte aarde zoveel adhesie als in /Zeelandnergens is de hemel ook zo oppermachtig als in het rijk van de geketen de eilanden, die in een eeu wenlange worsteling met de waterweerwolf hun bestaans recht hebben moeten bewij zen. Golven, wind en land zijn hier voorgoed onder één noe mer gebracht en vóór de reizi ger uit holt altijd de horizon: ongrijpbaar, onmeetbaar. Zeeland: een eindeloos golven de akker achter kronkelende dijken. Plompe kerken tussen het graan als schepen, die ge strand zijn. Verschrompelde steden, die hun vergane glorie als een versteend anachronis me koesteren. Havens zonder uitweg. Wegen zonder eind. Land zonder blikvangers. Tot 1953 was Zeeland een ver geten delta, die de nieuwsgie righeid van de toeristen ge makkelijk kon smoren in de krappe dienstregeling der veerponten. Het had duizend excuses voor zijn 'eenkennig heid, duizend redenen om zijn eigen bonen te doppen. Het had in die dagen slechts één vaste verbinding met het ach terland. De springvloed, die de Zeeuw se eilanden 24 jaar geleden in de nacht besprong, betekende voor Zeeland gelijk het einde van zijn stug volgehouden iso lement Nog éénmaal liep Gods water over Gods akker en daarna werd het voorgoed verbannen achter de muren van nieuwe grenzen. De zee werd gedresseerd en omge schoold tot vriendelijk binnen meer voor zeilers en sportvis sers. Eb en vloed verloren hun identiteit en bruggen zorgden ervoor, dat Zeeland veer na veer moest laten. Sindsdien is de taak van de zee overgenomen door het toe risme, dat de eilanden over spoelde en in steeds bredere golven over dorpen en stran den sloeg. Zeeland is niet lan ger een vergeten knollentuin achter het hollandse huis. Het is de Zeeuwen aan te zien, dat ze het er deksels moeilijk mee hebben. In dit land ligt Amemuiden duidelijk in de luwte van het leven, dat omklemd wordt door een vierbaans autoweg en een spoorlijn met wit sta tion, dat dienst zou kunnen doen als decor voor een film over een spooktrein, die einde loos voortraast en nooit arri veert Je staat op de witte toren van de neder lands hervormde kerk, een bouwsel uit de krap pe beurs, geen hemelbestor mer, gut nee, nauwelijks een wijsvinger, meer een pink om vrome gedachten mee weg te vegen. En als je over de rand staart moet je dat eigenlijk doen via de achterkant van een verre kijker, want anders zie je Ar- nemuiden royaal over het hoofd. Een handjevol straten, eendere huizen, vier kerken, twee kroegen, één dokter, een bejaardentehuis en een bejaar- densoos, daarmee is de koek op voor Amemuiden, dat. 400 jaar geleden stadsrechten kreeg en sindsdien van die rechten zichtbaar geen ge bruik heeft gemaakt. Eens voer van hieruit een vloot van meer dan honderd vissersschepen in de richting van de Noordzee, maar de ha ven is verzand en de stroom is uitgevallen. En de mensen, die achterbleven zijn terugge keerd in hun eigen ziel en beperken het contact met de buitenwereld tot een levenvul- lend ,Ja" en „nee". Het zijn introverte knopentellers, die je aanstaren bij de slager en de warme bakker en je het gevoel geven, dat je van een andere planeet gedropt bent om hier tegen dovemansoren te praten. Amemuiden, een stille stad op Madurodamformaat aan de oever van de roerloze Arne. Eens druk bezongen door Max van Praag in een meezinger, die op bruiloften en partijen nog steeds tot gulzig inhaken noodt: ,Als de klok van Ame muiden". Maar nee. Het wel kom thuis heeft lang geleden voor het laatst geluid en sinds dien wacht Amemuiden tever geefs op de Max van Praagse lente. LEO THURING

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 19