Kishon
Vleierij en vasthoudendheid dwingen diplomaten tot betalen
Ik haat
„Ik heb voo
vastgesti
de mensheid gek is;
het staat al in de bijbel"
ISRAELS
CARMIGGELT,
IOO.OOO-puiden huis van schrijver-
cus-miljonair Efraim Kishon ligt
'ska, een villawijk voor de best
teerde Israëliërs even buiten Tel
Een huis als «en burcht, een
nig fort: dikke, grijze muren, een
ihooldens hoog hek om de kleine tuin,
helpen, ran het grootste deel wordt inge-
nogelijk.Q door een schuilkelder, het ver
te nummer voor alle uitverkore-
/olgende1 ^et beloofde land. De ramen zijn
ideerd, de waakhond Max, die
lil dig en rolvast kwispeltaartend
tert in baasjes bestsellers huilt
lijk, als hij onze voetstappen
Voor de rest lijkt de woning
itorven.
wordt op het stug volgehouden
de voordeur wel degelijk geo-
„Heeft u werkelijk een afspraak?
uw Kishon heeft duidelijk moeite
eze mededeling te geloven en
daarin nog gesteund door het
iistere, volstrekt verlaten huis
haar. In het midden van de forse
staat de witte vleugel, die Kishon
al voor haar gekocht heeft Voor
de Simon Carmiggelt van Israël
n morsig strandje in Tel Aviv
ette en door hem werd ingelijfd,
e een begaafde concertpianiste,
rdig op weg was om een interna-
i carrière op de wereldpodia op
ïwen. Nu ontvangt ze haar gast
|f uur 's middags met papillotten
i haar en in een kennelijk veel
[kte kamerjas.
It ons voor naar het laboratorium
e Meester, die inmiddels goed is
12 bestsellers, vier films met Os-
ininatie en een handvol toneel-
;n. Elk nieuw boek dat hij
noHjt haalt een miljoenenoplaag en
spontaan in 23 landen uitgege-
jaaronder Japan, Turkije, Argen-
^^jn koploper Duitsland, waar Kis-
gesjochte. Hongaarse jood de
verkochte schrijver is, die maan-
c""^"^ng comfortabel de bestsellerslijst
ert en literaire kanonnen als
ich Böll en Günter Grass ver ach-
/h laat
/oud niet zo van die opgeblazen
gd. ikaanse succes-story's", zegt hij
tschuldigend, „maar ik kan er niet
resp /en ik heb in mijn leven inderdaad
fit wat ik wilde. Toen ik in 1949
egge en schrijven één dunne akte-
iar Israël vluchtte, kende ik geen
1 Hebreeuws. Op dat moment was
fiis, in Boedapest, al een schrijver
/inige naam. Er waren ook al wat
fèn van me opgevoerd. Ik herinner
6s >g dat ik na afloop van de pYemiè-
ij. or het doek werd gehaald, want
lubliek wilde de schrijver zien.
ik daar stond begon iedereen ze-
chtig te lachen. Ik was toen negen-
maar ik leek een snotneus van
f, die nauwelijks zijn broek kon
i een goe
1h.JJ is altijd mijn makke geweest. Nu
a achtdJ ben zegt iedereen: »Wat Je ar
en uit Efraim. Je doet aan sport, je
prospectteer^ n^cs- Gefeliciteerd". En dan
Rotterda®11 niet begrijpen, dat ik daarom
zo vertwijfeld ben. Niets is immers
dan het moment, waarop men zijn
bereikt heeft Ik kan zeggen, dat
waarvan ik eens heb gedroomd
Idels royaal is uitgekomen. Ik heb
ie kibboets als een waanzinnige
■■^eeuws gestudeerd, elke dag 100
den. Stampen, stampen. En altijd
liep in de nacht, want overdag
'erre Oos|e ik als electricien en automon-
Afrika, lik hield het alleen vol, omdat ik
jeboren dwangneuroticus ben. Ik
nderdaad reageren als een compu-
loorgaan tot het bittere einde. Na
jaar was ik eindelijk zo ver, dat
het Hebreeuws mijn eerste stukje
ichrijven voor Maa'riv, de grootste
in Israël".
17 Isdien ben ik de gevangene van
eigen kolom. Elke week op dezelf-
id, donderdag om half tien moet
m 'jn stukje inleveren, want de pers
niet wachten. Ik pak vertwijfeld
.gele notitieboekje, dat ik overal
ne meedraag en lees, wat op dat
nkerkhof ligt opgebaard. Vaak
ik er zelf geen wijs uit. Lees ik
Iten Hölzbe'acbtige opmerkingen als „Plotse-
ie en ontsgeboorte, ongeldig". Dan denk ik:
(wild/foreiheb je daar nou weer mee be-
82218.
ertussen tikt de klok onbarmhar-
>or. Ik zet sterke koffie voor me-
trek een fles bier open, drink
»la, tap een glas water uit de kraan
keuken, bel vrienden om te vra-
of die soms wat weten, begiet de
en, eet een perzik, eet een stuk
lopen Camembert en begin dan
Mina«ivan voren af aan: sterke koffie,
',jBnzovoorts, enzovoorts. Het is een
Kors(uwe^jke lijdensweg, die elke week
erstdiner rbiddelijk terugkomt. Een ander
pension,'1 beeft een constante nachtmerrie,
Veissenthi
aal nasei;
per dag.
omdat hij bang is voor de dood. Ik ben
doodsbang voor de deadline. De deadli
ne beheerst mijn hele leven".
Biljartkamer
„En daarom haat ik het schrijven. Ik
zou veel liever schilderen of biljarten.
Ik ben waarschijnlijk de enige schrijver
in Israël, die een compleet ingerichte
biljartkamer heeft Daarnaast heb ik
een filmstudio, waarin ik professioneel
kan draaien. Maar ik kom er nauwelijks
aan toe, want mijn tragedie is, dat ik
zo succesvol ben. Dat klinkt verwaand,
ik ben het met je eens, maar het zou
toch zeer gezond en zeer verheugend
zijn, als mijn volgende boek genadeloos
flopte. Ik ben nu over de vijftig, ik heb
mijn piek al lang bereikt; straks, als ik
zestig ben, dat station, waar ik onver
mijdelijk langs zal moeten, ben ik al
lang en breed doodziek van mezelf'.
„Maar ik kan me niet permitteren om
er mee op te houden, want dat zou
immoreel zijn tegenover mijn lezers. Ik
heb geen recht om te stoppen, want dat
nieuwe boek van Kishon is ingebouwd
in het verwachtingspatroon van miljoe
nen mensen. Het is krankzinnig, ik
schrijf joodse humor voor krantenlezers
in Israël. Maar als ik in Sankt Gallen
of in een ander Zwitsers gat op straat
loop, word ik aangeklampt door een
boer, die me een handtekening vraagt
En omwille van die man moet ik door
schrijven. Tegen wil en dank, maar het
is nu eenmaal aangenomen werk. Ik
vind het afschuwelijk om in verwach
ting te zijn. Maar ik houd wel zielsveel
van de baby".
Oom agent
Efraim Kishon werd als Franz Hoff
mann op 23 augustus 1924 in de Hon
gaarse hoofdstad Boedapest geboren.
Zijn vader was daar bankdirecteur, een
erepositie, die hij kwijt raakte, toen de
kohorten van Hitler in de dertiger jaren
in Oost-Europa oprukten. „Hitier", zegt
Kishon, „heeft zeven jaar van mijn
leven afgepakt. Daarom zie ik er waar
schijnlijk zo jong uit Heb ik nooit het
voorrecht mogen smaken om er als een
gebroken man uit te zien, wat mij veel
liever zou zijn geweest. Ik voel me nu
bedrieglijk jong en moet elke keer in
mijn paspoort kijken om te geloven, dat
ik al 52 ben. Ik merk wel, dat mijn
nachten steeds langer worden. Wat me
ook is opgevallen is het feit, dat de
politiemensen steeds jonger worden.
Vroeger waren er alleen oudere agen
ten, die je oom noemde. Althans, dat
herinner ik me. Nu denk ik steeds: zo'n
blaag nu al met een pet op. Dat kan
ie niet maken".
„Ik had in Boedapest het geluk of
moet je het wellicht mijn ongeluk noe
men dat ik blond was en blauwe
ogen had. Ik herinner me, dat twee
Duitsers op school kwamen om jongens
uit te zoeken voor een raszuiver, arisch
elitekorps. Ik werd er als eerste uitge
pikt Iedereen in de klas verstijfde van
schrik, maar niemand durfde een mond
open te doen, want iedereen was doods
bang".
„Ik zie me ook nog met een gele Davids
superieure leger. Vergeet het maar. De
Arabieren kunnen nu eenmaal doen,
wat wij niet kunnen en daarom kan
Israël alleen maar hopen op een won
der".
„Ondertussen worden wij gedwongen
om steeds harder te werken, want het
oorlogsapparaat verslindt miljarden. De
gemiddelde Israëliër werkt drie keer zo
hard als een Europeaan en dan nog
heeft hij niet dezelfde levensstandaard.
Kun je je wellicht voorstellen, waarom
hij de hele dag door kankert zich te
pletter rookt en brutaal is tegen
iedereen. De taxichauffeur, die jou net
in Tel Aviv een grote bek gaf, gaat
straks weer voor vijf maanden het leger
En van elke gulden, die hij verdien^
brengt hij bijna 80 procent naar de
belasting. Toch moet hij proberen om
met zijn gezin een beetje gelukkig te
worden. Neem me niet kwalijk, maar
dat is toch een heidense opgaaf'.
„Be herinner me een voorval uit het
concentratiekamp in Tsjecho Slowakije,
waar ik tijdens de tweede wereldoorlog
in zat opgesloten. We hadden daar een
Feldwebel, die er een behagen in schep
te om ons te vernederen, de grond in
te trappen. En daar had hij ook nog
zijn speciale methoden voor. Hij liet ons
elke ochtend een graf delven en als we
klaar waren met dat zinloze karwei
moesten we de kuil weer dichtgooien.
Dat ging zo door, dat in dag uit, week
in week uit".
„Eén van mijn maten was een bekende
jurist uit Boedapest, ook een Hongaarse
jood, die ze opeens niet meer lustten.
Op een ochtend schreeuwde de Feldwe
bel tegen hem: „Noem je dat een graf
graven, vuile, smerige jood?" Waarop
mijn vriend zei: „Als het graf u niet
bevalt, neemt u toch gewoon een andere
advocaat". Hij wist op dat moment wat
hij riskeerde. Hij kwam 's avonds bloe
dend en volledig vernield de barak bin-
nenstrompelen. „Waarom heb je dat
gezegd? vroeg ik, „dat is toch onver
standig". „Be moest het", antwoordde
hij,„ik kon het niet laten".
EfraTm Kishon: „Israël is een paradijs voor
humoristen".
Tyfoon
„Datzelfde zeggen wij nu in Israël. Het
is een onmogelijke opgaaf om dit land
op te bouwen, maar we kunnen het niet
laten. Wij leven hier als Japanners, die
weten, dat eens de vernielende tyfoon
zal komen. Aan alle kanten worden we
bedreigd, maar toch bouwen we rustig
door, leggen we wegen aan, ontwerpen
we nieuwe vliegtuigen, nieuwe wapens".
„Wij staan met de rug tegen de muur
en verkiezen desnoods de zelfmoord
boven de uitroeiing. Of mijn kinderen
nu zullen sterven door een atoombom
of door de bajonet van een Arabier, dat
is me om het even. We zullen de wereld
er van moeten doordringen, dat wij
Israëliërs inderdaad een complex heb
ben. Dat we inderdaad zo gek zijn, dat
we een atoombom durven te gooien als
er geen andere uitweg meer is".
„Kun je je nu voorstellen, waarom ik
in Israël blijf? Dat ik op deze vulkaan
blijf zitten en voor dat genoegen ook
nog eens 82 procent van mijn inkomen
aan de staat afdraag? Ik geef dat trou
wens niet aan de staat, althans zo voel
ik het niet Be investeer dat geld in mijn
eigen veiligheid, in de toekomst van
mijn kinderen, Rafi, Amir en Renana":
„En elke week schrijf ik dat ellendige
stukkie. Be lijd eronder, ik zweet, ik
scheld en lach met een huilend hart
Maar ik zou die spanning niet kunnen
missen, want zonder deadline zou ik
geen fluit meer uitvoeren. Het is name
lijk een fabel, dat een mens moet wer
ken om zich gelukkig te voelen".
„Ik voel me doodongelukkig in Israël
en vind werken steeds meer een straf'.
„Desondanks vind ik het een voorrecht
om in dit land mijn brood te mogen
verdienen".
„Israël is een paradijs voor humoris
ten".
LEO THURING
ster op mijn jas in Boedapest rondlo
pen. Óp een gegeven moment zag ik
mezelf in een etalageruit. Een klein,
miezerig, blond jongetje met blauwe
ogen. Een uitgesproken Ariër leek ik,
maar ik was wel een jood. Een jood,
die beter Hongaars sprak dan zijn me
de-scholieren, wiens grootouders al zes
generaties in Hongarije geleefd hadden
en in de Grote Hongaarse Revolutie van
1848 als leeuwen hadden gevochten. Ik
riep tegen mijn spiegelbeeld: „Wat wil
len jullie in hemelsnaam van me? Wat
heb ik misdaan? Waarom toch willen
jullie me per se dood maken. Waarom,
waarom haten jullie me zo?"
„Op dat moment heb ik voor mezelf
vastgesteld, dat de mensheid gek is en
die stelregel heb ik nooit meer terugge
trokken. Het staat al in de bijbel: de
mens is slecht en zwak. Het zou ko
misch zijn, als het niet zo in en in triest
was. Hij liegt en huichelt en zegt bijna
geen woord dat hij echt meent. Hij
spreekt hoog en denkt laag. Is egocen
trisch en heeft een grote bek, terwijl hij
toch maar de kleinste ster in het zon
nestelsel vertegenwoordigt".
„Misschien ben ik wel vroeger dan een
doorsnee mens op het punt gekomen,
waarop ik ging denken zoals koning
Salomon vlak vóór zijn sterven. Die
keek nog één keer om en moest bitter
constateren, dat alles, het leven, de
dood, ons hele gesappel op aarde ijdel-
heid, ijdelheid, ijdelheid is".
Lachspiegel
„Maar zolang ik tenminste maar kan
lachen voel ik me niet overwonnen en
heb ik de moed om door te knokken.
Hitier heeft me indertijd tot satiricus
gemaakt en Israël heeft me later de
lachspiegel aangereikt. Zeg nu zelf: ken
je één land ter wereld, waar het de
cursiefschrijver, de humorist zo gemak
kelijk wordt gemaakt om aan onder
werpen te komen als hier in Israël, in
het land, dat aan de joden beloofd is?
Be houd van Israël, zielsveel, want dit
land heeft me mijn menselijke waardig
heid teruggegeven. In Hongarije kon ik
op het laatst niet meer leven, daar werd
je onder de Stalinistische druk gedwon-
I
gen om te liegen en je beste vrienden
te verraden. Nee, ik weet zeker, dat
Israël het laatste station in mijn leven
zal zijn".
„Maar dat wil nog niet zeggen, dat ik
alleen maar lovende woorden aan dit
land kan wijden. Integendeel, zou ik
willen zeggen. Ik sta juist erg kritisch
tegenover Israël, zie wel degelijk de vele
negatieve kanten. Israël is nu eenmaal
een uiterst merkwaardig samenraapsel
van goed en kwaad, het is tegelijk
vertederend en afschuwelijk. En alles,
wat er gebeurt, gebeurt extreem van
hoog tot laag".
„Ik kan me voorstellen, dat het voor een
buitenstaander geen opwekkend gezicht
is om zoveel joden tegelijk in die hitte
te zien bekvechten, vliegende amok te
zien maken. Ik weet ook, dat de bureau
cratie in Israël hemeltergend is en dat
in feite iedereen probeert iedereen on
gelukkig te maken. Als je dat allemaal
ziet en meemaakt kun je denken: Is dat
nu de droom van Herzl? Heeft het
joodse volk daar ademloos eeuwen op
moeten wachten? Het is de moeite".
„Dit is een land, dat je tegelijk kunt
haten en liefhebben. Je rijdt een half
uur in je auto en je bent óf bij de zee
óf je zit in een gevangenis. Kijk op de
landkaart en zie met eigen ogen, dat
de joden voor de zoveelste keer in de
geschiedenis in de val zitten. We leven
hier met drie miljoen joden op een
kwetsbaar eilandje in een grote Arabi
sche zee. Dat kan niet, dat is een onge
rijmdheid, waar Herzl zeventig jaar ge
leden spelenderwijs aan voorbij is ge
gaan".
„Toch is het logisch, dat die honderd
miljoen Arabieren dat vreemde gezwel
uit hun lichaam willen wegsnijden. Ik
zou in hun plaats waarschijnlijk hetzelf
de verlangen hebben. Ik zou de joden
ook als indringers in een kunstmatig
land beschouwen".
Atoombom
„Voor Israël staan er nu maar twee
wegen open om te overleven. Of de
Amerikanen beschermen ons door dik
en dun, komen te hulp, als we worden
aangevallen. Dat is de eerste mogelijk
heid. Of we slaan zelf genadeloos terug
en gooien onze eigen atoombommen op
Cairo, Damascus en Bagdad zodra de
Arabieren onze grenzen overschrijden".
„Het klinkt hard, maar er is voor Israël
domweg geen andere oplossing. De
atoombom is de grootste vijand van de
mensheid, maar voor Israël is hij de
beste vriend. Wij zijn het enige volk, dat
bereid is om zich letterlijk dood te
vechten voor zijn land. En waarom?
Omdat er geen alternatief is. We staan
al met de rug tegen de muur en worden
gedwongen om te vechten in een onge
lijke strijd. Als wij 300 tanks kopen,
schaffen de Arabieren er 2.000 aan, als
wij wapens kopen, kopen zij gelijk de
hele fabriek op".
„Wij kunnen ook geen enkele oorlog
echt winnen. En dat ondanks de razend
knappe koppen, de beste politici, ons
Aan AIM NEW YORK rtJPI) - Met lijn jeugd en ctaerubij-
nengezicht ziet Alan S. Parter er niet uit als
een typische rekeningloper. Maar tot zijn clien-
tèle behoren ook niet de eerste de besten, het
zijn diplomaten die bij de Verenigde Naties zijn
geaccrediteerd.
In de periode tussen mei 1974 en augustus van
Middeiiar dit jaar hebben diplomaten van allerlei rang, tot
ambassadeurs toe, de gemeente New York opge-
zadeld met onbetaalde rekeningen tot een totaal
van ruim 1 miljoen dollar.
En zoals openbare diensten, huiseigenaren, win
kelbedrijven en kredietkaartmaatschappijen we
ten, is het vrijwel niet mogelijk diplomaten, die
onschendbaar zijn voor strafvervolging, te dwin
gen tot betalen,
agona de taak van de advocaat, ambtenaar en
ijcante 1 amateur-diplomaat Parter, de diplomaten tot be-
menten. IE talen te bewegen door een combinatie van vleie-
b.g g 23S rij, vasthoudendheid en psychologie. De 33-jarige
Parter is hoofd van de juridische afdeling van
de Commissie voor de Verenigde Naties van de
gemeente New York, een kleine dienst met kleine
begroting die optreedt als band tussen de stad
en haar uit 32.000 man bestaande korps van
diplomatieke en consulaire ambtenaren.
De commissie int niet alleen rekeningen, maar
helpt diplomaten bij zaken als het vinden van
scholen voor hun kinderen en het geven van
juridische bijstand in geval van echtscheiding.
,Maar", zegt „deputy commisioner" Parter, „in
het innen van rekeningen gaat mijn meeste tijd
zitten".
Dat heeft wel vruchten afgeworpen. In de laatste
drie jaar heeft zijn dienst 675.000 dollar losgekre
gen, een kleine 68 procent van die schuld van
1 miljoen dollar.
Parter is wel over lijken moeten gaan. „Het gaat
vlotter met nieuwe schulden", zegt hij. ,JIoe
ouder de schulden, hoe moeilijker de inning.
Soms zijn de betrokkenen vertrokken en dan
kost het ons heel wat moeite ze te achterhalen.
Wat niet wil zeggen dat de nieuwere schulden
ons geen moeite kosten".
Bij wijze van voorbeeld noemt Parter een diplo
matieke missie die nog steeds een zeventien jaar
geleden opgelopen schuld van 16.000 dollar heeft.
Een andere missie had een opgelopen schuld van
meer dan 100.000 dollar. Pas toen er een nieuwe
ambassadeur kwam, werd zij ingelost
Het Congres in Washington keurde vorig jaar een
wet goed die een aantal misbruiken van de
diplomatieke onschendbaarheid uit de weg
ruimt, maar de wet moet nog door de rechtban
ken op geldigheid worden beproefd en dat bete
kent dat Parter het voorlopig nog moet zien te
redden met zijn eigen overredingskracht.
Hij schrijft brieven, vraagt om een onderhoud
met ambassadeurs en stelt rapporten op voor het
orgaan van de Verenigde Naties dat de betrek
kingen regelt tussen de diplomatieke gemeen
schap en het land dat optreedt als gast, de
Verenigde Staten.
„Op beleefde wijze onder druk zetten, speelt een
grote rol", aldus Parter. „Wij proberen de diplo
maten te doen inzien dat misbruik van voorrech
ten door enkelen, hen allen een slechte naam
bezorgt."
Het behoeft geen betoog dat deze aanpak Parter
niet veel uitnodigingen voor diplomatieke feest
jes bezorgt. ,Men gaat mij wel eens uit de weg",
erkent hij, „maar het deert me niet erg, want
op zeker ogenblik werken de missies toch liever
mee."
Terwijl Parter aan zijn bureau in een gemeente
lijk kantoor aan de overzijde van de straat
waaraan de Verenigde Naties liggen, zit te blade
ren in rekeningen en telefoontjes aanneemt, pro
beert een lid van zijn staf in een aangrenzend
kantoor een winkelier te kalmeren die iets had
met een Chinese diplomaat over de aankoop van
een stoel van 145 dollar.
„Gezien het feit dat wij niet kunnen dwingen tot
betalen", aldus Parter, „is ons welslagen afhan
kelijk van vertrouwelijkheid. Namen kunnen we
daarom niet noemen."
Wel bekend is dat het grootste deel van de
schulden is gemaakt door niet meer dan tien
landen en dat de meeste maar niet alle
in het krijt staande diplomaten afkomstig zijn
uit de ontwikkelingslanden. Zij variëren in func
tie van secretarissen tot ambassadeurs en hun
schulden liggen meestal op het persoonlijke vlak,
al zijn enkele van de grotere schulden gemaakt
op naam van de diplomatieke missie.
Volgens Parter delen diplomaten hem zelden mee
waarom zij hun rekeningen niet voldoen. Hij
heeft teveel tact om ernaar te vragen. Hij filoso
feert dat een van de redenen zou kunnen zijn
dat minder goed in hun slappe was zittende
diplomaten boven hun stand leven om niet onder
te hoeven doen voor welgestelder collega's.