Bediening in
horecawereld
loopt achter
Ons verleden heeft een toekomst
NIEUW RIJKSARCHIEF
BIEDT RUIMTE AAN
120 KILOMETER RAPIER
[AAG „De bediening in de
ndse horeca-bedrijven loopt ach-
opzichte van die in het buiten-
trouwens het service-element
t zijn algemeenheid in ons land
Iet lijkt er op dat men het bene-
i stand vindt om dienstbaarheid
ander te betonen".
J. J. d'Haans, chef van de afde-
idsins tellingen en verblijfsaccom-
van de ANWB windt er geen
n wanneer het gaat over de
in de Nederlandse hotels en
ats.
echter een lichtpuntje in het feit
ite hotelorganisaties er weer toe
;aan zijn personeel aan te trekken
intensieve training moet onder-
laarnaast werft men buitenlands
el aan, waarvan de dienstbaar
heid aan de bezoeker groter wordt veron
dersteld dan die welke de Nederlander
eigen is. „Hier wordt de mensen met de
paplepel ingegoten dat, als ze het er niet
mee eens zijn, ze het vooral niet moeten
doen", aldus een bitter gestemde heer
d'Haans, die zegt dat het element presen
tatie een van de belangrijkste dingen is
bij de beoordeling van de vaderlandse
hotelbedrijven.
Om het publiek, en met name het buiten
lands publiek, wat wegwijs te maken in
het vaderlandse horeca-bos, is de ANWB
in samenwerking met de KNAC en het
Nationaal Bureau voor Toerisme (NBT)
er in 1968 toe overgegaan de Nederlandse
hotels in categorieën onder te brengen.
De classificatie is door de eigenaar zelf
aan te vragen. Op grond van zowel objec
tieve als subjectieve normen krijgt het
betreffende hotel een aantal sterren toe-
Vaak werft men buitenlands personeel aan
waarvan de dienstbaarheid groter wordt ver
ondersteld dan die welke de Nederlander
eigen is.
gewezen, die kunnen variëren van een tot
en met vijf. Die sterren worden toebe
deeld op grond van de bestaande accom
modatie. Daarbij wordt een vijf-sterren
hotel een luxe hotel genoemd, eentje met
vier sterren een eersteklas hotel, met drie
sterren een zeer comfortabel hotel, een
hotel met twee sterren is een comfortabel
hotel en een hotel met één ster is een
eenvoudig doch geriefelijk hotel. Een ho
tel met enkel een „H" is een hotelette,
dat niet helemaal aan de normen van een
„echt" hotel kan voldoen. Het is logisch
dat de prijzen in ster-hotels verschillen
naar gelang het aantal sterren dat op het
bordje prijkt Prijzen, waarvan een bui
tenlander nogal eens opmerkt dat ze te
hoog zijn voor wat er geboden wordt.
Zegt de heer d'Haans: „Wat de prijzen
betreft liggen we hier wat hoger dan in
het buitenland zeker als men ziet wat
men er voor krijgt". Hij wijt dit aan de
hoge kosten (o.a. personeelslasten) die de
Nederlandse hoteleigenaar moet opbren
gen. Overigens zegt hij er bij dat het
Nederlandse hotel bedrijf een vergelijking
met dat in het buitenland wel kan door
staan, al liggen Zwitserland en Oosten
rijk op ons voor. Een land dat de laatste
jaren veel aan rijn horeca-sector heeft
gedaan met name aan de gevarieerd
heid en kwaliteit van zijn keuken is
West-Duitsland. Volgens d'Haans is dat
te danken aan de overheidssubsidies, die
Westduitse hoteleigenaren krijgen toege
wezen wanneer ze belangrijke verbou
wingen c.q. renovaties verrichten. Het
feit dat de hotellerie in Nederland ook
dergelijke faciliteiten gaat krijgen, brengt
hem tot de veronderstelling dat straks
wellicht ook een kwaliteitsverbetering in
dit deel van de horecasector te verwach
ten is. Belgische en Luxemburgse hotels
kwalificeert de heer d'Haans als verge
lijkbaar met de Nederlandse, terwijl in
FVankrijk zo'n grote verscheidenheid be
staat, dat een vergelijking erg moeilijk
is te maken.
Dat van de rijde van de Nederlandse
hóteliers veel belangstelling voor de ster
ren-indeling bestaat, spruit voort uit het
feit dat (buitenlandse) toeroperators in
veel gevallen alleen maar zaken willen
doen met hotels die minimaal over drie
sterren beschikken. Iets anders is dat
veel mensen met de hotelgids van de
ANWB in de hand de sterrenhotels na
pluizen. Waarbij de heer d'Haans op
merkt dat met betrekking tot specifieke
vakantiehotels er van wat genoemd
wordt de „objectieve normen" wel eens
wordt afgeweken, tenminste als daar wat
anders tegenover staat. Bijvoorbeeld op
het gebied van de bediening, de aandacht
van het hotelpersoneel voor kinderen enz.
Ruim veertienhonderd Nederlandse ho
tels rijn tot dusver geclassificeerd en de
heer d'Haans verwacht dat dit aantal
ongeveer de helft van alle Nederlandse
hotels niet spectaculair zal stijgen. Wel
vindt er naar rijn mening een sterke
verschuiving binnen de classificatie
plaats: laag ingedeelde hotels (met één of
twee sterren) doen op dit ogenblik hun
best een hogere score te bereiken, met
name door sanitaire voorzieningen te ver
beteren en cv-installaties aan te brengen.
De inspecteurs, die de rapporten opstel
len aan de hand waarvan de sterren
worden uitgedeeld, komen ten minste een
keer per jaar (meestal onaangekondigd)
het hotel bezoeken. Alles wordt bekeken,
maar er wordt geen oordeel uitgesproken
over de kwaliteit van de keuken. Wel
wordt nagegaan hoe groot de menu-keuze
is, wat er la carte wordt geserveerd en
wat de wijnkaart voorstelt. En ook wordt
nagegaan wat het betreffende hotel
vraagt voor rijn dienstenpakket.
In tegenstelling tot de Michelin-classifica-
tie in Frankrijk een indeling op grond
van accommodatie en niet te verwarren
met de rozettoekenning voor de kwaliteit
J. J. d'Haans: „Service loopt achter".
van de keuken is er discussie mogelijk
over de beoordeling. In het geval dat de
hótelier meent dat hij te karig is bedeeld,
wordt er vaak een hernieuwde inspectie
uitgevoerd. „Hotelhouders houden elkaar
goed in de gaten wat betreft de sterren-
indeling", zegt d'Haans, waarbij hij tege
lijkertijd uitsluit dat de ANWB-inspec
teurs omkoopbaar zouden zijn in dit ver
band.
Zoals de hotels in ons land rijn onderge
bracht in categorieën, wil de ANWB (in
samenwerking met de Duitse AD AC) ook
komen tot een classificatie van kampeer
terreinen en pensions. Het hotel-classifi
catiesysteem moet hiervoor straks model
staan.
KLAAS GOINGA
mr. A. Ribberink in zijn werkkamer in het Algemeen Rijksarchief in Den Haag
Een maquette van de nieuwbouw
„We worden vaak voor die vraag ge
steld: komen jullie die oude stukken
ophalen of moeten we het meegeven met
het oud papier? Ja, dan heb je niet veel
keus, dan moet je wel", zegt rijksarchi
varis mr. A. Ribberink gelaten terwijl
hij met nog twee collega's in het over
volle Rijksarchief aan het Haagse Bleij-
enburg de problemen van het opbergen
van de rijksadministratie bespreekt Die
problemen hebben in de loop der jaren
een ongekende omvang aangenomen, ook
al moet gezegd worden dat de klaagzan
gen die voorheen via het jaarverslag in
steeds bescheiden toonaarden hun weg
naar de buitenwereld vonden, wat zijn
geluwd bij het vooruitzicht van de
nieuwbouw achter het Centraal Station.
Het wordt een enorm complex met ne
gen verdiepingen en dat zal naar men
hoopt een van de elementaire proble
men, het tekort aan verantwoorde opsla
gruimte, tot ver in de eenentwintigste
eeuw uit de wereld helpen want de zalen
daar gaan onderdak bieden aan welge
teld honderdtwintig kilometer naast el
kaar gestapeld papier.
„U moet u voorstellen", zegt de rijksar
chivaris, een charmante vijftiger die
vooral niet gebukt wil gaan onder de last
van rijn taak, „dat wij alleen al van het
rijk jaarlijks dertien kilometer papier er
bij krijgen. De meeste paperassen rijn
waardeloos en het moge voor een archi
varis strijdig klinken, mijn grootste zorg
is dan ook hoe vernietig ik zo snel moge
lijk dat materiaal; alléén, dat kan pas
wanneer die berg papier is geschoond,
gezuiverd van wat historisch niet belang
wekkend is.".
De door het rijk (ministeries, academi
sche ziekenhuizen, rechterlijke macht, en
zovoort) afgelegde administratie is in de
loop der jaren uitgegroeid tot driehon
derd kilometer papier. Dat alles komt in
principe in aanmerking voor opneming
in het Rijksarchief. Maar meer dan ne
gentig procent kan na selectie de vernieti-
Het neogothische gebouw van het Algemeen Rijksarchief in Den Haag
gingscentrale in Apeldoorn in. Deze ma
chine werkt echter nu niet eens op halve
kracht, want personeel om de administra
tiepapieren te „schonen" is er vrijwel
niet. Met het huidige personeelsbestand
zal het, zo heeft men uitgerekend, tot het
jaar 2010 duren voordat de achterstand
in de verwerking is ingelopen. Er is
echter een lichtpuntje. Sinds kort bestaan
er plannen om tweehonderd werklozen
uit de administratieve sector in te zetten
bij die verwerking.
Mr. Ribberink zegt dat de selectie van
de af te leggen administratie normaal
gesproken een zaak van rijksdiensten én
archief behoort te rijn. Beide moeten het
er over eens rijn wat weggegooid kan
worden en wat bewaard moet blijven.
„Maar de rijksdienst die daar benul van
heeft, moet nog uitgevonden worden",
lacht mr. Ribberink relativerend. „Er rijn
grofweg twee soorten ambtenaren. Een
die beweert dat wat bij hem bewaard
wordt aan iedereen bekend is en dus
weggegooid kan worden en een tweede
soort ambtenaar die alles maar dan ook
alles wil bewaren".
Ondertussen rijn met het aangeven van
de grote achterstand in de verwerking
van de rijksadministratie de problemen
van het Algemeen Rijksarchief niet uitge
put Het archief moet zorgen voor een
deskundige inventarisatie, conservering
en dienstverlening aan publiek dat de
stukken wil raadplegen. Alleen dat laat
ste gebeurt tot tevredenheid van vrijwel
iedereen, al zal men soms geduld moeten
hebben om een plaatsje te veroveren in
de veel te kleine leeszaal aan het Bleijen-
burg. De conservering in het totaal ontoe
reikende gebouw laat echter zeer veel te
wensen over. Enkele jaren geleden toen
de nieuwbouw nog niet begonnen was,
trokken drie archivarissen aan de bel
omdat rij niet langer de verantwoorde
lijkheid op zich wilden nemen voor de
verwaarlozing waaraan het Rijksarchief
door een gebrek aan rijkssteun ten prooi
viel.
Een van de kostbaarste stukken, het boek
met de handelingen van de Vrede van
Munster uit 1648, zat nog altijd niet in
een brandvrije kluis, onvervangbare ze
ven tiende-eeuwse kaarten van de Ver
enigde Oostindische Compagnie lagen
hoogopgestouwd te vergaan in kleine la
den; zo goed en zo kwaad als het ging
heeft men iets aan de slechte staat van
het archief willen verbeteren. Er is nu
een alarminstallatie die bij de minste
rookontwikkeling in werking treedt, veel
geraadpleegde stukken die onder de han
den van de vele gebruikers uiteen dreig
den te vallen worden gecopieerd en het
grootste gedeelte van de stukken ligt
opgeborgen in tegen vocht afgeschermde
archiefdozen en is gewikkeld in een spe
ciaal zuurvrij-papier dat invloeden van
buitenaf moet tegengaan. Maar een ge
broken ruitje in het glazen dak van het
Rijksarchief is nog altijd voldoende om
er voor te zorgen dat het regenwater
op de archieven terecht komt.
Het nieuwe archief dat als alles volgens
plan verloopt, in 1979 in gebruik kan
worden genomen, zal veel conserverings-
euvelen ongedaan maken. De tempera
tuur zal er zoveel mogelijk constant wor
den gehouden; het nieuwe gebouw krijgt
dikke muren en de kostbare archieven
worden opgeborgen in compartimenten
van sterk isolerend materiaal die bij het
minste brandalarm hermetisch dicht
gaan.
Zolang het nieuwe archief nog niet ge
reed is, wordt dankbaar gebruik gemaakt
van een oude legerbunker in Schaarsber-
gen bij Arnhem waar op het ogenblik
honderd strekkende kilometer papier is
opgeborgen. Vooral het materiaal dat
minder actueel is of minder interessant,
komt daar terecht Daar behoort ook veel
materiaal toe van particulieren en parti
culiere instellingen die hun papieren in
bewaring geven aan het Rijksarchief.
Hebben de archivarissen onoverzienbare
bergen papier te veel van het Rijk, bij
particulieren komt het vaak voor dat
kostbare stukken aan hun neus voorbij
gaan. De verhalen van kostbare papieren
erfenissen die ternauwernood van een
wisse ondergang op de vuilnisbelt gered
konden worden, rijn legio.
Van de huishoudster die de weckflessen
voor de peren afsloot met perkamenten
oorkonden uit haar vaderlijke erfenis tot
de nagelaten papieren van minister Ger-
brandy. Deze voorbeelden kunnen moei
teloos worden aangevuld met andere fi
guren, wier nagelaten papieren een bizar
re dwaaltocht doormaakten alvorens ze
op het Algemeen Rijksarchief belandden.
Niet lang geleden bestond er serieuze
twijfel over het nut van conservering,
maar met het langzaam aan verrijzen van
net meuwe njksarcnxet noeit in eix geval
niet betwijfeld te worden dat ons verle
den een toekomst heeft.
PAUL VAN VELTHOVEN