Zeventien miljoen kandidaten voor Artsen achten gedwongen voeding van hongerstakers gruwelijk en gevaarlijk Wis KOSTEN EXAMEN VAN VIER GULDEN NAAR 55,25 IN RANDSTAD LOOPTIJD AL MEER DAN DRIE MAANDEN IN VIJFTIGJARIG BESTAAN VAN C8R en: U> IS WIJK De automobi- anno 1977, stevig op de len gezeten door een vin- igrijke verkeersminister sterterp, die met de regel» at van een grote beurt uwe onderdelen aan bet fceersreglement toevoegt, bet nauwelijks willen ge en: Westerterp heeft eens illustre voorganger ge- die krachtig op het ran ging staan toen de rertegenwoordiging vaardigheidsdiploma bestuurders van motor- verplicht wilde len. Deze in onze ogen ilooflijke gebeurtenis >lde zich weliswaar af in maar zij is tekenend de ontstaanperiode van rijbewijs. Politici die zouden hebben durven van een strafpunten- in, zouden voortijdig biezen hebben kunnen een. De excellentie anno Van der Vegte, zou tegen in zijn meest bi- dromen niet hebben ten bevroeden dat zijn t Westerterp nog eens llaagd zou worden met irten, waarin weten- ippelijk werd bewezen, problemen thuis of op werk anoniem worden sageerd: doodleuk via vervoermiddel. Het kantoor van het CBR in Rijswijk, dat in 1962 in gebruik werd genomen. Het CBR beschikt ook over eigen kantoren in Amsterdam en Rotterdam erland zou Nederland niet zijn geweest als niet i bij het begin van de ontwikkeling van het rerkeer de behoefte was ontstaan regelend te i optreden. Even voor de hand liggend was, de instanties die verantwoordelijk waren voor I wegbeheer, elk hun eigen eisen stelden. Eerst kan immers voldaan worden aan de al even tollandse gewoonte om te pleiten voor een porme regeling. werd de Motor- en Rij wiel wet 1905. Maar het rommelen in de marge. Alleen de commissaris van de koningin mochten nog rijbewijzen uitrei- het was deze hoogedelachtbaren en alle andere inties een zorg of de bezitter van een automobiel dat vehikel ook uit de weg kon. Toen de zich ntwoordelijk voelende Tweede Kamer in 1921 deze „wegpiraterij" een einde wilde maken, de minister van Verkeer en Waterstaat dwars in. Hij vond het niet nodig en slaagde erin drie lang de handrem aangetrokken te houden. In kreeg de Kamer haar zin en werd in de wet ;esteld, dat éérst een onderzoek naar de be nheid van de aspirant automobilist moest jn gedaan. Allesbehalve reden om luid claxon- id door de straten te gaan rijden, want het Jartikel bleef nog lange tijd een wassen neus. kon ook het in 1927 door de minister in het de cn geroepen Centraal Bureau Rijvaardigheidsbe- feizen (CBR) aanvankelijk geen wijziging brengen. duurde nog tot 1933 voordat dit instituut, dat je j] september vijftig jaar bestaat, enige zinvolle verroud aan het rijbewijs kon geven. pradat jaar ging het CBR zelf adviseurs, de latere Aj^jminatoren, aanwijzen voor de proefrit. Voordien de? dit een privilege van de kandidaat zelf. Dat 5 zoveel als de kat op het spek binden. De n hitste klandizie voor de soepelste adviseur. De arch man kon bovendien zelf uitmaken of de kandidaat aan een proefrit moest worden onderworpen. Het „kennen van" was reeds voldoende voor het uit schrijven van de verklaring. Van de 4 examen geld, thans 55,25, mocht hij 2 als honorarium in eigen zak steken. De bouwval en het amateuristi sche van het hele systeem in die beginperiode blijkt ook uit het feit, dat men er bij de oprichting van het CBR geen moment bij heeft stilgestaan, dat de adviseurs wel eens een gerichte opleiding nodig zouden hebben. Integendeel, er werd zelfs niet op gelet of de adviseur de persoon dus die de rijkwaliteit van de kandidaat zou moeten beoorde len zélf wel kon autorijden. De hieruit voort vloeiende komische situaties laten zich gemakkelijk raden. w - 1 pr< mondelinge examen werd in 1963 vervangen door het schriftelijke theorie-examen, mede werd onder andere bereikt, dat van enige invloed van de examinator op van dit onderdeel van het examen geen sprake meer kon zijn. De foto jste it nog de oude situatie blod le sf< 'ZOO De kandidaat-adviseurs werden gekozen uit te goe der naam en faam bekend staande personen, zonder enig voorafgaand onderzoek. Wat dat betreft, voer men blind op het advies van de hiervoor gevraagde burgemeester. Het hoeft geen bevreemding te wek ken, dat ook vele burgervaders zich zelf op de lijst van CBR-adviseurs lieten plaatsen. Ook deze nota belen konden blijkbaar de vergoeding van 2 per proefrit best gebruiken. Van een adviseur in Sas van Gent werd verteld, dat hij proefritten afnam na het drinken van 20 tot 30 glazen bier. Kenmerkend voor de ruimden- kenheid van die dagen is, dat tegen de dronkaard geen maatregelen werden genomen, want, zoals een lid van de Commissie van Toezicht van het CBR opmerkte, „dat zegt niet zo heel veel, want de bevolking aldaar drinkt over het algemeen zeer veel alcoholische dranken". De zuiderling anno 1977, die dezer dagen via een onderzoek als dé overmatig- drinkende-automobilist van Nederland uit de bus kwam zou alleen reeds voor dat excuus wegens „minachting van het hof' een extra retourtje Veen- huizen krijgen aangeboden. Bij een adviseur uit Enschede bestond de hele proefrit uit: één kilometertje rijden en een bochtje achteruit. Meneer mocht plankgas geven. Een ande re adviseur dacht via het CBR slapende rijk te worden. Zich verdekt opstellend achter een boom zag een CBR-controleur 4 motorrijders op één rij passeren, met daarachter de adviseur in een auto met zijn kandidaat. Vijf proefritten tegelijk. Kassa voor mijnheer. Dat werd zelfs het CBR te gortig. De man werd op staande voet ontlslagen. De bijna 500 examinatoren die het CBR thans in dienst heeft (242 vaste en 246 neven-functionarissen) hoeven deze „huzarenstukjes" niet meer uit te halen. Zowel de eisen die het CBR aan deze mannen en Vóór 1964 was het nog mogelijk, dat iemand in het bezit van een rijbewijs kon komen, zonder ooit buiten de bebouwde kom te hebben gereden. Toen besloten werd daarin verandering te brengen, werd de examentijd met een kwartier verlengd NlN Bijna drie jaar geleden stierf de anar- er it Holger Meins in zijn gevangeniscel in Rijn- zoeK [.palts aan de gevolgen van een hongerstaking. n dood leidde niet alleen tot nieuwe anarchisti- acties (o.a. de moord op de Berlijnse rechter Drenkmann), maar wierp bij de autoriteiten de vraag op hoe zij zich tegen dergelijke ie* tsiemethoden teweer moesten stellen. De kwest- WilB op moment in de Bondsrepubliek weer prkpPt actueel, nu een groot aantal gevangenen in rKefeer- en dorststaking zijn gegaan, van wie er kunstmatig worden gevoed. Met hun protest Dien zij bereiken dat hun isolement wordt opge- eu, dat de condities waaronder zij gevangen en, worden verbeterd en dat de leden van de en van de Rote Armee Frak- k (RAF) bij elkaar worden ondergebracht lerstaking als pressiemiddel van de machtelo- is geen nieuw verschijnsel. Wel nieuw is dat omvangrijke groep gevangenen er telkens weer toevlucht toe neemt om bepaalde eisen af te len. Het gaat er in dit artikel niet om, of de genisomstandigheden van de anarchisten in laad zo slecht zijn als zij beweren. Voor een ïstaander rijn deze moeilijk te beoordelen, (als afgaat of de beweringen van de gekozen 'iten en van de sympathisanten is er geen van „folteringen door isolement). De rechtse daarentegen meent dat de Baader-Meinhof-ge- a een luxe leventje leiden en bevoorrecht boven andere, „gewone" gevangenen. De igde justitieautoriteiten ontkennen zowel het als het ander: van een „duistere kerker" is hen net zo min sprake als van een „aange- gevangenis". f doel van de protestactie daarom buiten be- jouwing latend gaat het nu om het middel dat fangenen hanteren. Hongerende en/of dorsten de anarchisten worden langzamerhand een ver trouwd beeld in de Duitse gevangenissen. Hoe lan ger de staking duurt en hoe groter het levensgevaar door lichamelijke verzwakking wordt, hoe onzeker der de autoriteiten optreden. De vraag komt dan namelijk aan de orde of tot kunstmatige voeding wordt overgegaan. Vooral wanneer de hongerstaker zich daartegen verzet, komt een reeks van medische, morele, juridische en politieke problemen om de hoek kijken. De onzekerheid wordt grotendeels veroorzaakt doordat het betreffende wetsartikel ruimte voor allerlei uitleg mogelijk maakt. In dit artikel, door een Berlijns hoogleraar in het strafrecht betiteld als „een betreurenswaardige wanconstructie" wordt ge steld dat in bepaalde omstandigheden het gedwon gen toedienen van voedsel is toegestaan, maar dat alleen bij acuut levensgevaar de arts verplicht is er rijn medewerking aan te verlenen. Tegelijkertijd echter wordt bepaald, dat de te nemen maatregelen voor de betrokkene, dus zowel arts als gevangene „zumutbar" moeten rijn (een bijna niet in het Nederlands te vertalen woord dat ongeveer bete kent: „binnen de grenzen van wat van iemand kan worden gevergd"). Om verschillende redenen zijn de meeste artsen in de Bondsrepubliek tegenstander van gedwongen kunstmatige voeding van hongerstakers. In de eer ste plaats omdat het een gruwelijke vertoning is, „unzumutbar" zowel voor de arts als voor zijn „patiënt". Armen en benen worden vastgesnoerd aan de onderzoektafel. Een of meer bewakers hou den het hoofd van de gevangene in bedwang (het liefst bij de haren, want wie zegt dat hij niet zal bijten.) Een vingerdikke plastic slang wordt via de neus in de maag of de twaalfvingerige darm ge bracht, waardoor het voedsel (een mengsel van melk, druivesuiker, eidooier en room) naar binnen gaat. Voor de arts speelt echter naast het weerzinwekken de karakter van de methode een andere belangrijke overweging een rol om zich tegen de voeding onder dwang te verzetten. Een dergelijke ingreep is vooral bij patiënten die door wekenlange hongerstaking ernstig verzwakt zijn, uiterst gevaarlijk, de kans op een dodelijke afloop is zeer groot Een Berlijnse gevangenisarts meent dan ook: „Door voeding on der dwang kan de patiënt eerder sterven dan wanneer hij niets eet", en een vooraanstaand medi cus noemde de ingreep „een gevaarlijke en sadisti sche daad." Geen wonder dat de arts grote bedenkingen heeft: zijn verantwoordelijkheid wordt op een onaan vaardbare manier onder druk gezet Aan de enen kant kan de rechter hem wettelijk verplichten tot kunstmatige voeding over te gaan, wanneer er acuut levensgevaar bestaat, maar aan de andere kant leidt een dergelijke ingreep tegen de wil van de patiënt vrijwel zeker tot diens dood. Dit druist in tegen zijn plicht om te waken voor het leven en de gezondheid van de gevangene. Tenslotte: een gevangene die uit protest voedsel weigert, zal zich ook zeker niet medisch laten onderzoeken. Hoe kan iemand dan bepalen of aan de belangrijkste voorwaarde, te weten het bestaan van acuut levensgevaar, wordt voldaan? Het probleem van de kunstmatige voeding wordt nog ingewikkelder omdat er naast medische nog andere aspecten bestaan. Politiek gezien zit met name de overheid voor een moeilijk dilemma. Gaat zij niet op de eisen van de hongerstakers in, dan dreigt, al of niet als gevolg van de gedwongen kunstmatige voeding, het gevaar dat een van hen overlijdt. Ongetwijfeld zal dit, zoals ook bij de dood van Holger Meins het geval was, leiden tot terroristi sche „wraakacties" met alle gevolgen vandien. Nog afgezien van de psychologische uitwerking die een dergelijk sterfgeval zal hebben op de kring van sympathisanten rond het Westduitse extremisme. Gaan de autoriteiten daarentegen op de eisen van de gevangenen in, dan wordt dit onmiddellijk uitge legd als een succes dat voor herhaling vatbaar is. Tenslotte kan men de kwestie van de gedwongen voeding vanuit ethisch-juridische hoek bekijken. Voor sommigen is het een onverdraaglijke gedachte dat een gevangene die zich in voorarrest bevindt, zich door zelfmoord aan het onderzoek en de rechts gang zou kunnen onttrekken. Een kunstmatige voe ding zien zij dan ook als een gerechtvaardigde manier om een dergelijke verstoring van een eerlij ke rechtsprocedure tegen te gaan. Anderen beweren op grond van ethische overwegingen het tegendeel Een hoogleraar in Tubingen formuleerde dit als volgt „Niet voor God maar tegenover de mensen heeft iedere mens het recht op zelfvernietiging." Overigens lijkt het met de wil tot zelfmoord van de gevangen Baader-Meinhof en RAF-leden nogal mee te vallen. Volgens de Süddeutsche Zeitung zou de circulaire die uit de cellen van de geestelijke leider van de extremisten is verspreid, ertoe hebben opgeroepen om hongerstakingen niet tot het bittere einde door te zetten, maar om ermee op te houden wanneer de arts meent dat er sprake is van een zeer ernstige situatie. Het dagblad voegt eraan toe dat men Meruit zou kunnen concluderen dat de hongerstakers de dood niet zozeer nastreven, alsdat zij hem met een zekere berusting „op de koop toe nemen". AMI VAN VREE mensen in dienst nemen, omdat vroeg of laat het aantal aanvragen voor een examen zich zal stabilise ren, op enkele honderdduizenden per jaar. Dan zouden weer ontslagen noodzakelijk zijn. Inkrim ping van de examentijd komt al evenmin in aanmer king. De vrouw kan de reddende engel worden. Meer vrouwelijke examinatoren, die dit als neven functie zouden doen, zou betekenen, dat enige voor zichtigheid in acht kan worden genomen met het aannemen van mannen. De tijd is bij het CBR in meerdere opzichten niet stil blijven staan. Tot 1934 had de examinator aan een kwartiertje meer dan genoeg om de rijkwalitei- ten van zijn pupil te beoordelen. Daarna stapte men over naar een half uur en toen in 1966 werd besloten het examen uit te breiden tot .rijden buiten de bebouwde kom", moest er weer een kwartier aan worden vastgeplakt Momenteel zit de kandidaat een vol uur met het klamme zweet in de handen. Een zeer ingrijpende wijziging in het examen vol trok zich in 1963, toen het mondeling examen theorie werd ingewisseld voor het schriftelijke. Hier mee werd onder andere bereikt, dat van enige invloed van de examinator op de uitslag van dit onderdeel van het examen geen sprake meer kon zijn. Reeds ver voor de oorlog kreeg het CBR te maken met gehandicapten die eveneens rijexamen wilden doen. Aanvankelijk stonden de adviseurs hier wat vreemd tegenover en nadat enkelen hadden gewei gerd een examen af te nemen, werd de bepaling uitgevaardigd, dat de adviseurs slechts de rijvaar digheid hadden te beoordelen; met de gezondheid en/of lichamelijke handicaps van de kandidaten hadden zij zich niet te bemoeien. Naarmate het aantal gehandicapte kandidaten steeg, ontwikkelde het CBR een initiatief, dat tot ver buiten de landsgrenzen navolging vond: de afdeling aanpassingen. Nadat het groene (medische) licht is gegeven, gaan de medewerkers van deze afdeling bekijken, of de auto dusdanig kan worden aangepast of zelfs omgebouwd, dat zelfstandig auto rijden door de betrokkene volledig verantwoord is. De afdeling is thans zover, dat er voor vrijwel elk lichamelijk euvel een oplossing gevonden kan wor den. Het jubilerende CBR kan met enige trots achter het stuur van de praalwagen plaatsnemen. Han Heezius (sinds 1976) vrouwen stelt, als de opleiding zijn aan de pittige kant In overeenstemming met de eisen die het moderne verkeer aan de huidige weggebrui ker stelt Koele cijfers geven aan hoezeer dit verkeer is toegenomen. In de loop van zijn 50-jarig bestaan heeft het CBR in totaal ruim 17 miljoen examens afgenomen, inclusief uiteraard dat immense leger doordrammers dat even vaak struikelde en weer opstond als de bijdehandjes rijlessen namen. In de beginjaren boekte het CBR een omzet van 300 examens per dag, in 1936 namen 67.000 liefhebbers voor het eerst een stuur in handen en in 1939 werd de 100.000ste kandidaat voor dat jaar ingeschreven. Met het uitbreken van de oorlog en de daarop volgende bezetting daalde deze aantallen uiteraard tot een minimum. Midden in de bezettingstijd wer den er per dag nog een tiental examens afgenomen. In 1942 reed nog slechts 33 procent van het normale aantal vrachtauto's op de Nederlandse wegen, ter wijl het aantal personenauto's was gedaald tot 9 procent. Animo om auto te rijden was er bijna niet meer. Men had wel wat anders aan zijn hoofd. Na de oorlog de grote chaos, onder andere doordat vele rijbewijzen om welke reden dan ook verloren waren gegaan. Maar het herstel volgde sneL In 1945 werden al weer 28.000 proefritten verreden en in 1946 overtrof men reeds het vooroorlogse peil: 113.000, een aantal dat verder elk jaar zou stijgen. De massa-motorisering kwam op gang. In 1961 werd het half miljoen gepasseerd; vorig jaar deden 788.000 kandidaten een gooi naar het begeerde roze papiertje. Ondanks alle versperringen die het huidi ge kabinet voor de automobilist opwerpt Aan goedkeuringspercentages (het aantal geslaag den per 100) hechtte het CBR in de beginjaren geen grote waarde. Dat kon ook bijna niet anders, omdat men centraal niet wist of er wel een proefrit was gemaakt of dat de adviseur zijn verldaring maar zonder meer had afgegeven. Men neemt aan, dat het goedkeuringspercentage in de eerste jaren onge veer 93 bedroeg. Hierbij moet wel worden bedacht, dat deze uitzonderlijk hoge score mede werd be reikt doordat in die jaren een groot aantal personen examen deed, dat reeds in het bezit van een rijbe wijs, een verklaring van rijvaardigheid was geweest In de jaren tot 1934 bedroeg het percentage onge veer 74, daarna daalde het geleidelijk, van 39 pro cent in 1962 tot 32,2 procent vorig jaar. Een analyse van de cijfers toont aan, dat naarmate het aantal examens stijgt het aantal geslaagden daalt Het CBR ontkent dat hier sprake zou zijn van een bewust beïnvloede tendens. Het CBR verwacht wel, dat een verbetering van het peil van instructiegeven, mede mogelijk geworden door een sanering van de wildgroei in rijscholen, door zal werken op de prestaties van de kandidaat tijdens het examen. Dat is dan mooi meegenomen voor de nieuwe generatie automobilisten. Die zal wellicht nog eens verlost worden van de frustraties en ergernis op wekkende looptijd: in begrijpend Nederlands de periode tussen het aanvragen van het examen en het afleggen ervan. In de Randstad is deze looptijd nu 3 1/2 maand (is 4 geweest) en in sommige gebieden daarbuiten 2 maanden. Ideaal en gewenst in de ogen van het CBR zou 10 weken zijn. Het CBR zoekt naarstig naar een oplossing. Zo op het eerste gezicht zou uitbreiding van het aantal examinatoren een oplossing bieden. Maar men kan uit sociaal oogpunt niet ongelimiteerd dergelijke

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 15