PAUL VAN VLIET k blijf mijn leven ing een fraai heimwee aar Den Haag houden' A Herinneringen zweven altijd tussen heimwee en haat, tussen licht en donker. Jaren die verdampt zijn, het gesloten boek van ieders verleden heeft in.elk geval altijd onverwachte hoofdstukken, een elders plot en vaak een open einde. Een aantal hoofdstukken in het leven van vele Nederlanders is gesitueerd in Den Haag. Daar hebben ze de bagage verzameld, waarmee ze later naar elders vertrokken om hun carrière te maken of voort te zetten. Wat lieten ze nu precies achter? Een stad van hun hart of een toevallige startplaats, die hun achteraf niets meer te zeggen heeft. Op onze uitnodiging pelgrimeerde een aantal ontheemde Hagenaars voor één dag naar hun versteende jeugdjaren om antwoorden op die vraag te zoeken. rij et Paul van Vliet terug naar de bron van zijn |ogd; een voorzichtige invuloefening in de kantlijn lid( n zijn leven, herinneringen inkleuren met de srste waterverf, die zijn geheugen kan mengen, i nt bruine gloed van een herfstmiddag op het Lange n 'oorhout in Den Haag, de stad van zijn hart, die j met een slag om de arm geruild heeft voor een ederij in het Hollandse rivierengebied. Uit voor- rg heeft hij zijn donkere pakhuis aan het Smids ster aangehouden voor de uren, waarin het heim ee hem te machtig wordt. Zijn oude woonzaal daar nu kantoor, zelf kampeert hij een etage hoger, s hij weer een visitatiereis naar zijn verleden II aakt Hier begon het openbare theaterleven van Paul van Vliet: theater Pepijn, een omgebouwd ijspakhuis vormde de springplank voor zijn unieke carrière. de zoon van de bekende dominee Hen nephof, die zeer streng in de leer was. Toen juffrouw Rijkhoek met ons bij voorbeeld het lied "Er ruist langs de wolken één lieflijke naam" instudeer de kwam hij achteraf met de bood schap op school, dat zijn vader hem verboden had om dit lied te zingen. Dat verbod had een diep christelijke oorzaak: voor vader Hennephof was dit lied een verwerpelijke subpsalm, die een echte Christen niet in de mond "En omdat ik naast Koosje Hennephof zat en solidair wilde zijn hield ik ook mijn mond, als juffrouw Rijkhoek het lied inzette. Op een dag vroeg ze: "Waarom zing jij niet Paultje?" "Om dat mijn vader het niet wü", zei ik. Dat was een pertinente leugen, want het was vader een zorg, of ik nou wel over de ruisende wolken zong of niet Wij werden trouwens op een plezierige manier vrijgelaten in allerlei dingen". "Op dat afschuwelijke moment in die klas van juffrouw Rijkhoek werd ik gedwongen om te liegen. Het was de eerste keer in mijn leven, dat ik me had vastgepraat, omdat ik een keuze moest maken tussen solidariteit en eerlijkheid. Ik zal de ontreddering van dat moment nooit meer vergeten". "Toen ik na de oorlog terugkwam in Den Haag liep ik als een boer en sprak ik Fries. Mijn ouders waren inmiddels verhuisd naar de Roelofsz- straat, dat nog sperrgebied was. Er woonden in die hele straat zegge en schrijve twee families en als je de wijk uitwilde moest je een pasje laten zien". "En ook dat was weer een grandioze tijd. Sorry, maar het is niet anders. Stel je even voor: de schuttingen tus sen de tuinen waren gesloopt en je had dus een speelterrein tot je be schikking, dat doorliep tot in de dui nen. Daar ging je dan met je vrienden op rooftocht langs de bunkers, waar je de meest ongelooflijke schatten vond. En 's avonds zette je de gevon den kogels in de bankschroef van je vader en gaf je een hengst op de slagpen. Dat gaf een moordklap". "Van het Christelijk gymnasium her inner ik me hoofdzakelijk het bloeien de verenigingsleven. Je kreeg van de leraren de ruimte om te verzinnen en prompt kwam er dan ook van alles uit. Met Dolf de Vries en Maarten Drost maakten we cabaret aan de lopende band. We zeiden altijd tegen ,de organisatie: "Wij nemen het gedeel te na de pauze wel voor onze reke ning". En dat deden we dan totaal onvoorbereid, zonder één zin tekst, maar wel met een hoop gein". HUISARREST Paul van Vliet vertelt dit schoolver- slag in het tuintje van zijn ouderlijk huis in de Roelofzstraat. Wijst vervol gens op de regenpijp naast de voor deur en zegt met een weemoedige grijns. "Alles wat ik vanmiddag zie doet me denken aan vroeger. Die re genpijp bijvoorbeeld. Ik moest van mijn ouders altijd op tijd naar bed en dat deed ik dan ook keurig. Ik kleedde me uit, stapte in bed, wachtte daar, totdat ik niks meer hoorde in huis, kleedde me weer aan en verdween via. de regenpijp in het Haagse uitgaansle ven. Na afloop klom ik weer langs dezelfde sympathieke, zij het onge makkelijke weg naar mijn kamer op de eerste etage". "Na een avond vol feestelijke gebeur tenissen steeg ik weer eens op en op het moment, dat ik de vensterbank grijp zie ik mijn vader in pyjama in mijn kamer staan. Ik dacht: Dat wordt grandioze bonje. Hier volgt weken huisarrest op. Maar vader lachte alleen. Hij schater de het uit Zeg nu zelf: met zulke herinneringen moet je toch wel heimwee hebben naar je Haagse jaren". LEO THURING kbij ligt het huis, waar hij geboren ien statig pand aan de Denneweg nu onderdak biedt aan de Haagse nstkring. Een bestemming, waar hij ede mee kan hebben. De lange mar- tren gang die in de winters van zijn altijd onder water liep, is het ii$ herkenningspunt dat nog res- el De rest is rigoreus uitgebroken n dl cultuur de ruimte te geven. De A Vitamers, waar op zondagen groot- 1 der van de Denneweg en de tantes het Lange Voorhout met gedemp- conversatie de tijd tot aan de kerk- ïg vulden, zijn kantoren geworden; kamertje boven, waar hij met zelen onder de leden horizontaal ir een zee van uren deinde is nu archiefhok. Het is goed zo, want nneringen zijn vlekken in de geest, door niets kunnen worden uitge- nd. zoekt in de wildernis van de ach- ïin naar de immense boom met ijzeren hek eromheen, die hij eens houwde als zijn veilige totempaal, dwenen. Daar in de bijkeuken tide hij altijd met de geheimzinni- voorwerpen, die door zijn ouders ren afgedankt. Het mooiste speel- 1 was een mahoniehouten W.C. een deksel erop, die plaats had ten maken voor een stortbak, inneringen: "Achterin de tuin ston de kippenhokken, die vader had immerd tot huisjes. Mijn zusjes en ladden ieder een eigen huisje, ons eldje. Ontzettend spannend en inzinnig mooi". enige zoon speelde ik meestal jen, want in mijn jeugd waren de en nog volledig gescheiden. Als fligen had ik geen toegang tot de M terieuze meisjeswereld, waarin n zusjes leefden. Dat was terra Dgnita, hun kamers waren voor mij verboden wereld", k, als ik aan vroeger denk zie ik reerst kleuren. Mijn vader was te- ieraar, een buitenbeentje in zijn formeerde familie, want in die ngen zagen ze een omleiding aan de demie niet zo heel duidelijk zitten, herinner me, dat oom Frits een icht voordroeg, toen mijn ouders jaar getrouwd waren. Oom Frits de poëet van de familie, die zelfs en kon rechtbreien, die niet te ften vielen. Ik zie hem nog staan, oor hem praten: weet nog heel goed, dat mijn er zich verloofde indertijd, een mager, bleek, artiesterig, jong ris, droeg een bombazijnen pakje en ,JV" de van liefdadigheid, Jt zijn beurs was haast nog smaller zijn pens, woonde drie-hoog achter met een p kunstzinnig spul, ouwe lappen, "e doeken, hier een pot en daar een ik Paul daar nu zie zitten in een enhuis op stand, een deftige en keurige meneer, |i gegrijsd en mooi gebruind, ge- ngeerd en interessant, c ik: dat is die bleke bombazijnen van Weleer. KLEUREN ik nu aan mijn ouders denk, ik dus in kleuren. Moeder komt een deftig Haags geslacht, ze schil- en tekent en als ze in een lila robe 'chijnt draagt ze er een bijpassend bloempje bij. Ze had ook heel ciale broers, ingenieurs en juristen, voor stuk van die Bomans-man- naar wie ik ademloos luisterde, ze bij ons thuis debatteerden over politiek. In mijn jongensogen had- ze glashelder door, wat er in de ■eld te koop was. Moeders tak le de grotendeels staatsdienaren af, T en door fatsoenlijke ambtenaren, aan de Koning gaven, wat des aings was en de rest aan God. Als grootvader per ongeluk een pot- van het Rijk had gebruikt ver- Nog één keer voor de schoolpoort denken aan de dagen met juffrouw Rijkhoek en Kootje Hennephof, de zoon van de dominee. En nog steeds ruist langs de wolken één lieflijke naam. den gedragen? Costuums van Rnuff, dat was een begrip in Den Haag. Maar ik heb er wel mijn hele jeugd onder geleden, want die pakken waren zo oersterk, dat ze na vijf jaar dragen nog best vermaakt konden worden voor onze Paul. Dat was ik dan". "Vader bracht ook altijd spullen mee naar huis. Die was altijd bezig om de kamers te versieren, mooier te maken. Hij rukte met zijn handel langzaam op en zei soms opeens tegen mijn moe der: "Loesje, hier ontbreekt nog een plekje rood". En dat kwam er dan. En altijd hetzelfde, decente rood. Engels rood tegen roestbruin aan". "Zo'n beeld vervaagt langzaam, je denkt er nooit meer aan. Totdat ik de première gaf van mijn Eerste Avond aan Zee in 1970. Mijn zusjes zaten in de Kurzaal in Scheveningen en zagen, dat ik het hele toneel had volgehangen met rode lappen. Ze begonnen elkaar aan te stoten en fluisterden; "Dat is het plekje rood van vader". "Vader was ook de man, die me op driejarige leeftijd in zee gooide. We woonden in het achterland van Sche veningen en trokken elke ochtend vóór het stevige ontbijt met hem naar het strand. Vader voorop in zijn bad jas, grote passen nemend onder de •dichte bomen van de Oude Scheve- ningse Weg, mijn zusters en ik er in sukkeldraf achteraan. En zomers ver huisden we naar Noordwijk, want dat hoorde zo in Haagse kringen. Vader gaf dan in het begin nog les en kwam 's avonds met de blauwe tram om zich bij ons te voegen". SPR0KKELG0ED "Mijn ouders zijn ook zeer romanti sche mensen, die van heel kleine, lieve dingen houden. Het zijn stille genie ters, die op afstand de dingen en de mensen verschrikkelijk goed bekijken. Dat is dan een erfenis, die ik van hen gekregen heb. Als moeder bij ons in. Spanje is kan ze op haar dooie gemak een half uur uittrekken om een nerf in een boom eens beter te bekijken". Een handvol Haagse herinneringen, sprokkelgoed van een dag dwalen door de Residentie. Herinneringen aan het bombardement op het Bezuiden- hout "Pa en ma konden nog net op tijd ons huis uitvluchtten en onderweg moesten ze ook nog rennen voor hun leven, omdat net de toren van de Wilhelminakerk naar beneden kletter de. De stenen vlogen om hun oren. Het enige, wat ze hebben kunnen redden uit het huis was een verschroeide as bak. Die staat nu op mijn bureau". "En dan weer zo'n vreemde zaak. Als ik aan die Tweede Wereldoorlog denk herinner ik me allerlei spannende din gen. Je had nooit huiswerk en de scholen waren meestal dicht. Oorlog is voor mij ook synoniem met dekens verzamelen. Dat schijnt bij rampen zo te horen. Als de nood aan de man komt heeft de burgerij gebrek aan dekens. Op een gegeven moment zaten de Duitse troepen muurvast vóór Sta lingrad en dreigden te bevriezen. Meteen werd er een legerorder in Ne derland uitgevaardigd: iedereen moest zijn overtollige dekens inleveren voor de Wehrmacht. Moeder voelde daar bitter weinig voor en bedacht een compromis. Ze ging naar die inlever- plaats met de oudste dekens, die ze had kunnen vinden. Als je er naar keek vielen spontaan de gaten erin. De Duitse soldaat, die het zaakje contro leerde werd kwaad en riep: "Dass ist ja Sabotage". Waarop moeder nijdig terugriep: "Nein dass ist reine Wolle". "Ik was in die tijd bij een familie in Friesland, omdat er in Den Haag zo goed als geen eten meer was. Dat was bij de familie Kuipers, de bekende wagenmaker van het dorp, die me elke zondag twee keer meenam naar de kerk. Dan zaten moeder en de zes dochters links en Kuipers met zijn zoon en de bleke emigrant uit Holland stonden rechts het geloof uit te dra gen. Als vader Kuipers 's avonds vóór en na de maaltijd bad deed ik altijd een spelletje, tot hoever ik kon tellen. Eén keer bij een extra feestelijk eten tje met pap vooraf heb ik met 138 het absolute record gehaald". SUBPSALM "Op de Lagere School in de Helmers- straat zat ik naast Kootje Hennephof, weggeweest Via de regenpijp van zijn ouderlijk huis in de Haagse Roelofszstraat kroop Paul van Vliet in zijn jeugd regelmatig in de richting van het Haagse buitengebeuren. Na afloop van deze verboden nachtbra- kerij vervoegde hij zich dan weer langs dezelfde weg bij zijn familie. "Ik heb de liefde scheurde hij gelijk een postzegel om op die manier zijn schuld aan de staat terug te betalen. Toch is het onmogelijk om de Hage naars te omschrijven, want daarvoor zijn ze te verschillend. Ik kan alleen proberen om duidelijk te maken, welk soort Hagenaars er in onze familie leefde. En ook dat is maar een gok, een slag in de lucht. Mijn grootvader was Kamerlid voor de Anti Revolutionaire Partij en heeft indertijd met Talma de geruchtma kende Bakkerswet bij de Tweede Ka mer ingediend. Die wet betekende een doorbraak in het sociale denken van die dagen en prompt werd hij dan ook afgestemd. Nota bene met steun van de grote A.R.-voorman Kuyper, die minister-president was. Talma en grootvader waren razend op hem en toen Kuyper daarna naar het huis van Talma ging om de zaak uit te praten haalde hij bakzeil bij die twee". "Mijn grootvader was op dat moment met mijn vader op bezoek bij Talma en gaf pa de volgende boodschap mee voor Kuyper. "Ga ja maar even zeg gen, dat wij de Minister-President van avond niet wensen te spreken". GOMBALLEN "Vreemd1: nu je je gedachten dwingt' om terug te gaan, komen er alleen losstaande beelden, anecdotes naar boven gedreven. Ik zie me zelf weer gomballen kopen bij Pandora, de dro gist; ik ragde als driejarige op mijn driewieler over het Lange Voorhout. Ik kan dat met de beste wil van de wereld geen belangrijke mededelingen noemen. Wat moet je nu aan met herinneringen aan de ijzersterke, on- verslijtbare pakken van Knuff, die door de mannen in onze familie wer- voor een plekje rood dankbaar van mijn vader overgenomen"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 13