Dolf
Denkend
„IK BEN BANG, DAT MIJN
KLEINZOON ZICH EEN BEETJE
VOOR VAN OEKEL SCHAAMT"
*sa6j
VADERLANDSE MINIATUREN
Zo zat ie vroeger ook achter op de bijwagen van lijn elf om gratis naar Scheveningen te schudden.
Help, hij wordt alweer niet goed.
al aan mijn eigen kleinzoon.
Die heeft het al moeilijk ge
noeg met me. Ik krijg zelfs de
indruk, dat hij op school niet
durft te vertellen, dat Sjef van
Oekel zijn grootvader is. Ik
ben toch bang, dat hij zich een
beetje voor me schaamt
„Toen ik in 1972 met Van Oe
kel begon, hoorde je nog wel
eens zeggen: „Dat is een grap,
die nooit lang kan duren"
maar nou het vijf jaar later is
en Van Oekel nog steeds
springlevend is, ben ik er van
overtuigd, dat ik er tot aan
mijn laatste snik mee doorga".
„Nou heb ik wat dat betreft
makkelijk praten, want ik
word op 31 augustus wél 65
jaar en dan wordt zo'n voor
spelling al gelijk een stuk
overzichtelijker. In mijn ach
terhoofd houd ik er rekening
mee, dat ik zeventig, misschien
twee en zeventig word en dat
zou dus betekenen, dat ik nu
nog vijf, zes jaar te gaan heb".
„Als ik dat zo zeg: vijf, zes
jaar, wat is dat dan eigenlijk
een schijntje. Ik moet er niet
aan denken, dat het straks al
lemaal is afgelopen. Het zal
wel weer komen door die on
volwassenheid van me, maar
ik kan niet wennen aan het
idee, dat ik straks weg moet".
„Misschien komt het, omdat
het bij mij zo laat begonnen
is. Ik heb eerst 55 jaar voor
spek en bonen mee moeten
doen; 55 jaar droefheid en dan
pas dat handjevol geluk".
„De mensen, die me kennen
zeggen: „Je bent rustiger ge
worden Dolf. Je bent niet
meer zo zenuwpezerig als
vroeger".
Ik geloof, dat ze gelijk hebben.
Ik ben inderdaad rustig ge
worden. Te rustig vind ik. Ik
zit in mijn luie stoel uren me
lancholiek voor me uit te kij
ken, omdat ik niet weet, hoe
ik moet genieten. Het is me
nooit geleerd. En ik ben er
trouwens te moe voor".
„Straks kom ik elke week op
de televisie en je zou dus kun
nen denken: die Dolf zit op
fluweel. Die kan zijn geluk
niet op".
„En dat is het juist: omdat ik
het niet op kan, begin ik er
niet eens aan. Mijn moeder zei
het indertijd al: „Dolf, je kunt
toch wel dansen, ook al is het
niet met de bruid".
En die woorden blijken ach
teraf de sleutel voor mijn hele
leven te zijn. Ik probeer echt
serieus door mijn tijd te dan
sen, maar ik zit toch het liefste
thuis met een lekker kropje
sla en jus van gisteren".
„En als de jongens van de
VPRO roepen: „Ah Dolf, ga
nou mee naar dat Spaanse
restaurantje" denk ik alleen in
paniek: hoe kom ik daar van
af?, want ik heb mijn boter
hammen immers van huis
meegenomen".
„En wat doet de lafaard op
zo'n moment? Hij zegt, dat zijn
vrouw op hem wacht en
smeert hem. En als ik dan in
de trein die droge boterham
men zit op te eten denk ik: dat
Spaanse restaurantje was veel
gezelliger geweest".
„Zo is het al mijn hele leven:
ik koop een ijsje, maar had
achteraf toch liever die zure
bom gehad".
LEO THURING
DEN HAAG Op bet mo
ment, dat de motorwagen van
lijn elf schuddend en piepend
de markt aan de Haagse Her
man Cos terstraat passeert
slaat de ontroering bij Dolf
Brouwers wederom als een
bliksemschicht in. Hij heeft
het op deze miezerige zondag
morgen toch al voortdurend
te kwaad met zichzelf en
houdt daarom de waterlan
ders voor onmiddellijk ge
bruik vast klaar achter rijn
oogkassen. Met even inge
vochte blijkijkers staart hij
nu vanaf het voorbalkon naar
het restant van zijn jeugd en
zielstevreden stelt hij vast:
„Niks veranderd. De rails lig
gen er nog even mooi bij als
vroeger. Dezelfde kronkels.
Prachtig, prachtig".
„Ja, hier liggen heel wat
jeugdherinneringen van Dolf.
Ga maar na: daar rechts is de
Terwestenstraat, waar ik op
school ging. En in de Heem
straat klommen we op onze
vrije middagen altijd over het
hek om stenen op de rails te
leggen. Nee, we lieten de tram
niet ontsporen. Dat kwajon-
genswerk kenden we niet eens.
Onze bedoeling was alleen om
een gratis ritje naar Scheven
ingen te kunnen maken en
daarom bouwden we een hele
berg, zodat de bestuurder wel
moést stoppen. Zogezegd een
joekel van Van Oekel. Dat ben
ik dus".
„Op het strand klampte ik
vaak oude dames aan om hun
de diep tragische mededeling
te verstrekken, dat ik de twee
stuivers voor de terugreis in
het zand had laten vallen en
dat mijn arme moeder nu do
delijk ongerust met het warme
eten op mij zat te wachten.
Meestal kreeg ik op die manier
meer geld dan nodig was voor
een tramkaartje en met de
stuivers, die overbleven koch
ten we een zure bom. Of een
ijsje. Als ik een ijsje kocht had
ik er achteraf spijt van, dat ik
geen zure bom had genomen.
Maar ais ik de keer erop een
zure bom kocht dacht ik: je
had een wafel van vijf moeten
nemen stommerd. Ik ben mijn
leven lang een schlemiel ge
weest".
ZieJefeed
In de poffertjestent aan het
Gevers Deijnootplein licht
Dolf Brouwers zijn constante
zieleleed later op de ochtend
nog toe: „Als ik aan vroeger
denk is er alleen maar ver
driet Dan zie ik steeds weer
een mannetje, dat nooit aan de
bak kwam. Dat zo dolgraag
iets wilde bereiken, maar niet
wist, hoe hij het moest aanleg
gen".
„Zulke herinneringen maken
een mens zeer melancholiek.
Ik was altijd de lieve jongen,
die door iedereen over het
.Maandag had ik het nog in
Amsterdam. Word ik daar op
het Leidseplein aangesproken
door een Belgisch stel in ver
knipte spijkerkleren en die
vragen mij de weg. Terwijl ik
sta te praten roept de man
opeens in zijn meest vette
Vlaams: „Maar rijt gij niet
Sjef van OekeL Ge zijt Sjef
van Oekel zunne. Oh, ge rijt
het echt Oh vrouw, dat moe
ten we aan de kinders vertel
len".
.Achteraf denk ik dan: dat
heb je dus bereikt Dolf. Je
wordt op straat door een stel
Belgen herkend. Maar wat
moet ik daar nou mee aan?
Hoe moet ik dat in mijn leven
verwerken? Ik ben daar nog
lang niet uit Gij rijt het echt
Ja, aan mijn neus, want ik
weet zelf niet eens, wie de
echte Dolf Brouwers is".
Jk heb gisteren nog naar een
videoband van één van mijn
televisieshows ritten kijken.
En wat zie ik dan: een vreem
de, drukke man, die raar uit
rijn nek rit te kletsen. Dat zie
ik. Op zo'n moment denk ik
alleen: wat overdreven doet
die man. En dan heb ik er
moeite mee om te geloven, dat
ik daar op die beeldbuis sta
te zwetsen".
„Toch lijkt Dolf Brouwers wel
degelijk op Van OekeL Ik heb
het er vaak met mijn vrouw
over en die zegt ook: „Dolf,
vroeger deed je al zo gek". Ik
heb het altijd zalig gevonden
om tegen deuren aan te lopen
en over drempels te struikelen.
Vallen vind ik nog steeds het
einde en daar hebben de jon
gens van de VPRO alleen
maar dankbaar gebruik van
gemaakt Nou zeg jij mis
schien: „Ze hebben misbruik
van Brouwers gemaakt", maar
dat bestrijd ik. Dat is niet
waar. Toen ik tegen mijn
dochter zei: „Ik ga nu een
kuitenflikker maken" en plat
op mijn bek ging in de voorka
mer, was meneer Schippers
nog in geen velden of wegen
te bekennen. Vraag het maar
aan mijn vrouw: het leven van
Dolf Brouwers is altijd vallen
en opstaan geweest".
„En daarom heeft een figuur
als Sjef van Oekel ook bij het
publiek aangeslagen. Die is
niet verzonnen door een han
dige tekstschrijver. Nee, van
Oekel is echt omdat hij toe
vallig Dolf Brouwers is".
„Je moet ook vooral niet den
ken, dat Van Oekel alles over
rijn kant laat gaan. Misschien
denk je: die man is niet goed
wijs. Maar zc is het niet Ik
doe weliswaar de vreemdste
dingen, maar ik vertik het
toch mooi, als ik er niet zelf
achter sta. Je zult mij op de
teevee bijvoorbeeld nooit
schuttingwoorden horen ge
bruiken. Met televisie heb je
rekening te houden met vrou
wen en kinderen. Ik merk het
hoofd werd gezien. Ik was zo'n
aardig knulletje en daarom
hielpen ze me aan een baantje
als krullejongen bij een tim
merman. Ik kan je nog de
plaats aanwijzen, waar ik ge
werkt heb. Je kon er alleen
komen via een ladder en die
haalde de baas 's morgens
weg, zodat ik op zolder gevan
gen zat. Als ik daar nu aan
denk kan ik janken, jongen".
„De baas zorgde ook voor de
tenten op het strand en die
moest ik op een handkar naar
Scheveningen brengen. Hoe
oud was ik toen helemaal?
Twaalf, misschien nog niet
eens. Ik kon die vracht niet
aan, ik duwde me ongans en
moest op de Oude Scheven-
ingseweg om de vijftig meter
rusten. Dat rijn toch ver
schrikkelijke herinneringen.
Neem me niet kwalijk".
,Als ik je nou ga vertellen, dat
ik op mijn veertiende als jong
ste bediende in een kappers
zaak stond. Om acht uur 's
morgens zeepte ik de eerste
klant in en dat ging zo door
tot tien uur 's avonds. En op
zaterdagmiddag zag ik altijd
de kinderen van mijn leeftijd
buiten op straat spelen. Er
hingen namelijk van die halve
gordijnen voor het raam en
daar kon ik net overheen kij
ken. Dan dacht ik: waarom jij
nou niet Dolf. Heb je het soms
niet verdiend? Ip zulke uren
brak mijn hart".
Startklaar
„Ik wil je best bekennen: ik
ben mijn hele leven startklaar
geweest ik was altijd bezig om
te beginnen, maar het kwam
er alleen nooit van. En toen
vijf jaar geleden eindelijk de
zon voor Dolf Brouwers ging
schijnen, wist ik niet hoe ik
van mijn geluk moest profite
ren. De heb ook nooit een rij
bewijs gehad, want een autoo
tje was voor mij toch onbe
reikbaar. En nou er één voor
de deur staat, ga ik steeds
naar het raam om te kijken of
ie er nog is. Voor mij is dat
nog altijd een onwezenlijke
droom, die buiten me om
gaat".
„Ik kan me nu opeens het één
en ander permitteren. Maar
permitteren is nog wat anders
dan er van genieten. Ja, dat
is het: ik heb nooit geleerd om
van mijn weelde te genieten.
Ik word er alleen maar be
droefd van. Ik rit thuis in een
stoel en denk: is dat het nou?
Ik rit in een tent vol mensen
en moet ontzettend nodig naar
de w.c. Maar ik ga niet, want
dan ben ik bang, dat de men
sen zullen denken: de aanstel
ler. Dat doet ie er om. Hij gaat
express naar het toilet om te
laten zien, dat Van Oekel er
ook is. Begrijp je? Ik word
nerveus, als ze me op straat
herkennen en een handteke
ning vragen. Ik zou dat alle
maal de gewoonste zaak van
de wereld moeten vinden. Dat
hoort er immers bij. Je heb
het zelf zo gewild, zelf in gang
gezet. Maar als ik achter mijn
rug hoor, dat ze weer gaan
„reedsen" en „Ha, die Sjef'
roepen, ben ik voor de rest
van de dag compleet van slag
af'.
Vaarwel droeve jaren, waar Dolf Brouwers doorheen moest om tenslotte te belanden in de oase, waar
hij door Sjef van Oekel de welvaart deelachtig werd.
.v'-^whKP
Een weggooi-dagje aan de zee
bij Katwijk. De hemel traant
fijne motregen en een stijve
bries heeft de boulevard va
cuum getrokken. Lege restau
rants, kale terrassen met res
ten van affiches. .Jieden soep"
en .Jiier spricht man Deut-
sch". De golfbrekers steken
verlaten in zee, afgedankte
aanlegsteigers voor huizehoge
golven.
Katwijk heeft al eeuwen een
heilig verbond met de zee. Als
je over de laatste duintop
klimt wordt hij tussen het he
rn elgr as langzaam zichtbaar:
een eindeloos, dictatoriaal ge
regeerd niemandsland, dat
zich niet stoort aan menselijke
wetten. Oppermachtig is hij en
onberekenbaar. Het ene
moment speelt hij de rol van
kindervriend en even later is
hij weer de huistiran, die het
volk achter de dijken dwingt
om de lieve Heer van zijn
kruis te bidden. Hij jaagt dan
de vissers de stuipen op het
lijf, gaat te keer als een onge-
zadeld paard, dat steigerend
de schepen in de golven laat
bijten. Hij drijft ze in het
nauw en is pas verzadigd, als
noodseinen naar de wal wor
den gestuurd. Doodskreten ja
gen langs de wolken. Red onze
zielen. S.O.S. Je staat op het
duin en kijkt naar de golvende
akker, die niet begrensd wordt
door de horizon. De horizon
kun je nog beredeneren. Die
wordt gemarkeerd door een
toren, een rij daken, of een
stoet bomen. Als je zou willen
kun je hem zelfs vangen in de
lasso van je fantasie.
Maar de plaats waar de zee
ophoudt is verder dan de hori
zon en ontsnapt aan menselij
ke waarnemingen. Daarom
heeft de zee als enige geen
horizon, maar een einder, een
onzichtbare draad, die hemel
en water scheidt en waarach
ter je nauwelijks meer de we
reld durft te verwachten.
Achter je rug is Katwijk voor
anker gegaan. Een vissers
dorp, waar elf kerken funge
ren als sluizen, die de levens
schepen der 40.000 inwoners
naar de hemelse thuishaven
schutten. De meeste mensen
dragen hier namen als Haas
noot, Van Beelen, Van Duin,
Van Duivenbode en Van der-
Plas. Hun vaders trokken nog
de bommen op het strand:
platte hulken, waarin ze dan
send op het kompas van een
groot geloof haring, tong en
makreel achtervolgden. En als
de wonderbaarlijke visvangst
weer een feit was, gingen de
zeilen hoog in de mast en trok
men weer op huis aan, waar
het rook naar spruitjes, zure
zult en de fluwelen kerkzak.
Katwijk had in die dagen ook
nog een eigen haven, die ver
geven was van de lucht van
teer, roestend ijzer en rottende
vis. En op de boulevard ston
den toen nog de zeshonderd
dwerghuizen, waarin de Knier
tjes op roodgeboende knieën
baden voor de behouden te
rugkomst van hun eigen schip
per naast God Die huizen vie
len tussen 1940 en 1945 één
voor één ten offer aan de
bouwdrift van de Duitse bezet
ters, die Europa's kust dicht-
metselden met hun Atlanti-
kwall. Vóór die kaalslag bouw
den ze een stenen muur met
bunkers en uitkijkposten, die
na de bevrijding in een kuil op
het strand gekieperd werd Ze
ven jaar later, bij de februari-
ramp van 1953 bleek dit Ger
maanse blok aan het Katwijk-
se been de redding voor de
badplaats te betekenen. De
golven rafelden uiteen op de
betonnen grafzerk, waaronder
de Atlantikwall rustte. En al
leen het restaurant Britten
burg brak als een te brosse
sprits doormidden. De demon
had weer eens achter het net
gevist Het na-oorlogse Kat
wijkmet hulp van het Mars
hall-plan herbouwd is anno
1977 een badplaats, die gefre
quenteerd wordt door toeris
ten, voor wie het avondvertier
beperkt blijft tot het leggen
van een kaartje in de pension
kamer en een verfrissend om
metje met de verhuurders.
Vaak is de gastheer ook nog
visser en brengt hij van zijn
reizen een zootje vis mee, dat
broederlijk in de keuken sol
daat wordt gemaakt VW-di-
recteur Chris Verplancke
heeft indertijd dankbaar ge
bruik gemaakt van deze huise
lijke trek der Katwijkers en
heeft met name uit Scandina
vië en Duitsland bussen vol
öjebröters en umlaut-verslin-
ders naar zijn dorp gelokt
Vanaf de duintop zie ik nu
herder wind zijn schaapjes
wolken in de richting van
Noord wijk drijven. Daarach
ter ligt een grijze grot, die
langzaam van vorm verandert
De bleke zon aarzelt boven de
zee, maar het is al lang duide
lijk, dat er geen stroom meer
op staat Na vijf minuten „sur
place" zakt hij statig in de
orkestbak onder de einder.
Straks zal de avond op zijn
beurt worden afgelost door de
nacht Zes uur op zes uur af.
En de zee. De zee klotst voort
in eindeloze deining. Watermu-
sic in Kloos-harmony.
Vanaf de duintop kijk ik in
een leeg, zwart gat, waaruit
het avondgebed van Gods wa
teren murmelend opstijgt
In deze uren, als de mens hem
niet langer op de vingers kijkt
is de zee op zijn best