VRIJ „Ik ben toevallig een geboren Domme August" „Voor mij blijft dit vak toch huisvlijt" DENKEND AAN BROEK OP LANGEDIJK THEO MENSING! MARTINE BIJL: netamorfose van eerzaam corrector zon- vooruitzachten in dienst van de Nieuwe Idoornse Courant tot de nauwelijks wa- roof-clown Toto voltrekt zich bij Theo sing in krap zes minuten. In die korte ine tijds wordt zijn werknemershoofd ïader order aan de vergetelheid prijsge- >n en verschijnt op zijn romp een gein- urn, dat om kleurentelevisie schreeuwt. krapbemeten mond, die in gewone i een zuinige woorden-spaarpot is, opeens te zijn uitgedijd tot 'n bloed- muil, die telkens rinkelend openvalt een rijk assortiment kreten te spuien; eigen neus is inmiddels verdwenen een nep-orgaan van gebarsten plastic, met draadjes op zijn plaats wordt ge- den. Zijn gezicht tenslotte is gulzig ge- ueerd met purperen en zwarte strepen, de aanwezigheid van een nest oorlogs- indianen doet vermoeden. periodieke vlucht in de vermomming potsenmaker beschouwt Mensing als de van zijn leven. „Dat clowntje spe- zegt hij, „is voor mij een geweldige Ik ben een jongen zonder hob- ik speel niet in de fanfare, loop niet een botaniseertrommel door de bossen heb geen hoogrooie kleur, als ik een etande Willem III-zegel voor mijn neus g. Al die vrije-tijdsbestedingen zijn aan verspild. Daar zie ik niks in. Maar als ne achter een clownskop kan verbergen ik het leven wel zitten. Jongen, je weet wat het voor mij betekent om met zo'n ses rond te lopen. Dan is er geen Theo ïsing meer. Die ligt op dat moment al en breed op het kerkhof. Nee, dan er iemand, die Mensing altijd zo graag willen zijn. Een vreemde gek, die straf- ios over tafels mag vallen, over alle stoepen en deurmatten kan strui- en de dames speelse kneepjes in het durft te geven. In mijn gewone gerkloffie zou ik over al die dingen niet peinzen. Dat kan een corrector zich niet veroorloven, omdat hij dan voor gek loopt. Maar Toto kan i de gekste dingen permitteren. En hij rdt er nog voor betaald ook." nsing beschouwt zijn clownsleven als een roeping, waaraan hij geen erstand kan bieden. „Kijk", legt hij wel uit, „het vak van clown kun je niet Je kunt voor onderwijzer leren of jurist. Maar een clown wordt als clown joren. Je hebt het dus of je hebt het niet. schmink en dat rooie dopneusje zijn hulpmiddelen. Daarmee ben je nog clown. Zo'n figuur als Pipo bijvoor- eld. Als ik op straat loop in mijn pak ik vaak zo aangesproken: „Ha, die po". Goed bedoeld natuurlijk van zulke maar ik beschouw het toch als een lediging. Want Pipo stelt als clown hele- niets voor. Dat is een verklede acteur, voor de televisie een ingestudeerd lesje dreunt Maar een clown wordt ie nooit lar mist hij alle eigenschappen voor. heb ook nooit geweten, dat ik clownsga- Clown Toto: ,,Wat ik ook doe: domme humor blijft het" Voor de pauze van zijn programma treedt corrector Theo Mensing op als goochelaar. ven had. Ik was als kind wel altijd bezig met ingewikkelde verkleedpartijen en op avondjes van school mislukten mijn goochel trucs steevast. Daar kon je vergif op inne men. Later heb ik pas gemerkt, dat in die halve mislukkingen en hele missers juist mijn kracht school. De rol van Domme August blijkt achteraf op mijn sjagerijnige lijf ge schreven te zijn. Toen ik eenmaal van het serieuze goochelen overstapte op de komi sche toer kreeg ik pas goed de handen op elkaar. En weet je nou hoe dat komt? Omdat Mensing toevallig een geboren August is. Een zeer domme August, die van alles gelijk een puinhoop maakt En dat vinden de mensen prachtig. Een vent, die een tuinhek je keurig openmaakt, daar is geen bal aan. Neem me niet kwalijk. Maar het mannetje dat plat op zijn bek gaat, kan rekenen op de sympathie van zijn medemensen. Want hij bewijst daarmee, dat hij een oer-schle- miel is en voor schlemielen heeft iedereen een warm plekje in zijn hart gereserveerd. Nou moet ik toegeven dat ik er ook een tijd over gedaan heb om de druiloor te worden die ik nu ben. In het begin wilde ik toch nog een te nette clown zijn. Een jongen, die het dóór heeft. Ik schminkte me toen ook anders. Durfde mezelf niet echt dom te maken. Ik wilde het allemaal te mooi doen. Achteraf bleek dat juist een kapitale misre kening te zijn geweest. De mensen verwach ten niet, dat je een hele beste goochelaar bent. Als ze die per se willen zien gaan ze naar een echte goochelaar. Nee, ze willen lachen. Ongegeneerd lachen om een Domme August. En dan geeft het geen bliksem wat je doet en hoe je het doet. Wat ik doe neem me niet kwalijk stelt niks voor. Maar er wordt wel om gelachen. En daar voor word ik toevallig wel ingehuurd. Als clown Toto gaat hij na zijn achturige werkdag veelvuldig op pad met twaalf valie zen, waarin hij zijn vliesdunne grappen ge stald heeft. Er zit een klapstoeltje bij, dat omhoog springt, een pistooltje, waaruit bij het afschieten een vlaggetje komt met „BANG" erop, een rubberen muis, die vóór het optreden zorgvuldig in zijn broek wordt gemonteerd (wordt tijdens het optreden ter hoogte van het kruis aangeschoten. Lachen, lachen, lachen), een gummi-ei, dat omhoog springt (zie klapstoeltje) en een stalen ei, dat dwars door een stenen bord dondert. „Ach ja", corrigeert Mensing, „misschien denk je nu, dat Toto aan elkaar hangt van gooi- en smijtwerk. Maar dat is beslist niet zo. Ik heb ook nog een fiets met één wiel en enkele muziekinstrumenten, waarop ik een deuntje kan spelen. Maar domme humor blijft het Als je wilt weten, hoe de Negende van Beethoven klinkt moet je echt niet bij Toto zijn. Ik wil wel demonstreren hoe je languit gaat met twee emmers water. Dat werk. En zoiets zie je weer niet in het Concertgebouw. Wees eerlijk. Mensing, die zich in de folders aanprijst als „Mensino's Kindervarieté voor een dol komisch, doch pedagogisch verantwoord programma, waarbij de jeugd geheel betrok ken is" treedt vóór de pauze op als gooche laar in keurig maatpak, waarvan de mou wen, zakken en voeringen zijn volgeplet met ballen, zakdoeken en ander toverspul. Hij Bijl als spreekstalmeesteres in het muzikale sprookje „Peter en de Wolf" van Prokokiew. Als ze de dochter van de heer Trom was geweest (wat God in zijn alles omvattende wijsheid gelukkig bijtijds verhoedde) zou onvermijdelijk het moment gekomen zijn, waarop hij met een mengeling van trots en vaderlijke achterdocht had uitgeroepen: „Het is een bijzonder kind. En dat is het". Hij had dan ook nog het grootste gelijk van de wereld gehad, want de carrière van ranke, asblonde Martine Bijl is inderdaad van een weerbarstig, volkomen eigenzinnig soort, dat nauwelijks kleurt bij de ijzerster- ke successtories, die de vaderlandse topar tiesten op gezette tijden aan de fans op biechten. „Ik heb eigenlijk nooit concrete plannen", bekent ze vlot, „ik maak al weer een aardig aantal jaren platen, maar echte toppers zitten er nooit tussen. Nou, dat vind ik dan best, want als je geen top bereikt kun je automatisch ook niet zo mateloos diep zak ken. Ik vind het al mooi, als ik het kan volhouden, dingen mag doen, die ik zelf fijn vind. Laat mij maar wat meehobbelen in dit rare vak. Ik houd er niet van om me bij de mensen op te dringen, om me voor het geld in allerlei bochten te wringen. Als ik nou per se zou willen kon ik ook 's morgens, 's middags en 's avonds optreden. Je hebt er namelijk geen idee van hoeveel klaverjasverenigingen en huisvrouwenclubs er in Nederland zijn. Maar het idee, dat je alleen van je schnabbels moet leven is voor mij al bij voorbaat een gruwel. Laat mij nou maar zingen, als ik het zelf leuk vind". Leuk vond ze bijvoorbeeld haar rol als spreekstalmeesteres in het muzikale sprook je „Peter en de Wolf" van de Russische componist Prokokiew. Met massale rugdek king van het Residentie Orkest heeft ze er in de afgelopen weken telkens weer een spontane happening van gemaakt, die door een enthousiast drie turven hoog publiek van luid commentaar werd voorzien. „Tij dens de uitvoering riepen ze de gekste mede brengt dan onder andere de circusolifant de verdwijnende beker, de grote bloemenshow en de onzichtbare assistent Een en ander uiteraard doldwaas, doch niettemin pedago gisch verantwoord. Na de pauze komt hij terug op de planken in een vele maten te wijde broek, die zijn oom Harm uit Veendam indertijd voor een familieprijsje genaaid heeft Dan is het de hoogste tijd voor valpartijen en bekken trek ken. Mensing vindt het de mooiste vrijetijds besteding, die een sterfelijk mens zich maar kan wensen. Op moeilijke schoenen maat tachtig met pijn schuifelt hij zo door de lage landen op zoek naar publiek, dat het lachen nog steeds nader staat dan het toch zo voor de hand liggende huilen. Ondertussen droomt hij van een glanscarrie- re zoals die van Grock. Gevreesd moet worden, dat het voor Toto nog lange tijd boeren-jongens zal blijven. LEO THURING delingen in mijn richting. „Hé juf, ik ben gisteren met mijn moeder naar een spannen de film geweest" bijvoorbeeld. Of: „Wat draagt u een gek pak". Dan zat je aandach tig in je partituur te studeren en kon je ook nog commentaar geven op die bijval. Koste lijk. Ze leefden ook enorm mee met het verhaal. Schreeuwden: „Oh, wat stom van die wolf juffrouw. Wat stom". Dat zijn dingen, die een optreden zeer kunnen verlevendigen." Inmiddels zit Martine alweer volop in haar voorbereidingen voor herfst en winter. „Haar eigen shows voor de TROS-televisie die hoge ogen scoren, gaan wel door, maar niet in de oude frequentie. „Zoals het vorig seizoen ging was het moordend", zegt ze., „je moet bedenken, dat Henk van der Molen en ik alles zelf doen. Wij kunnen niet terug vallen op platensuccessen van andere arties ten. Nee, alles zelf verzinnen, zelf schrijven en componeren en dan ook nog eens uitvoe ren. Op het laatst had ik voor niks anders meer tijd. En dat kan toch ook nooit de bedoeling van de Schepper zijn geweest. Ik heb nu eenmaal een andere opvatting van dit dan de meeste collega's. Voor mij blijft dit vak huisvlijt". Hoe beschrijf je die kop van Noord-Holland nu het best? Hoe kun je die smalle strook land tussen twee zeeën plaveien met de beschikbare klinkers en medeklinkers? De kop van Noord-Holland lijkt aanvanke lijk op het punthoofd van een malloot met een vreemd afgezakt brilletje van de één of andere Spaanse veldheer op de neuswortel van Alkmaar. In de brille glazen zijn begin en einde gegraveerd, Alva en Omega, sym bolen van wat kwam en ging in de loop der eeuwen. Eens zat dit stuk der lage landen als een veilige borstwering vast aan het wijde Friese land. De golven van de Noordzee hadden er geen vat op en braken in schuimflarden uiteen op de duinen, die boven de vloedlijn uitstaken als bolle ruggen van spinnende poezen. Het land leek zo veilig achter die muur van zand en geen boer, die er in zijn kelder ver onder de waterspiegel aan dacht, dat de erfvijand hem nog eens in de rug zou aan vallen. Toen het water kwam vroeg hij echter geen belet aan de voordeur, maar ging hij achterom zoals de bakker en de veearts. Hij sloop via de Waddenzee het erf der voorvaderen op en scheurde Holland in een stormachtige nacht los van het Noorden. Die overval, die de Zuiderzee tot een feit maakte, bepaalde ook de grillige vorm van de uitloper waarmee Noord-Holland naar de zee wijst. Het werd uiteindelijk een Janus kop met aan de ene kant de stoere trekken van een zilt zeemanskind, dat met het helm gras geboren is. Een bolleboos, die bij IJ- muiden een forse fabriekspijp smoort en verderop achter de geestgronden Bergen binnen en buiten verzet. De andere kant van de Januskop onder steunt de theorie van de platte aarde. Daar ligt het moeizaam heroverd land, ingeregen in een corset van dijken. Vette akkers en weilanden, zover het tranend oog reikt; land dat zijn teveel aan spraakwater door steu nende gemalen laat wegzuigen. Spoelt u maar. In deze repeterende horizon heeft de mens sloten gekerfd, die elkaar kruisen onder exacte hoeken van negentig graden, waar door het resultaat lijkt op een verplicht nummer matjesvlechten van een fröbeljuf. Alles is eenvormig, gelijkgeschakeld en ver bonden. De huizen op of klauwend tegen de dijk, de kerk in het midden en God voor ons allen. Zo heeft Kees Stet zijn dierbaar stukje grond het liefst. De zuid-oostelijke wangzak in die Januskop is de Langedijk, ook wel het Geestmeram- bacht genoemd. Dit was eeuwenlang het rijk der duizend eilanden, waar elke boer zijn eigen vrijwillige brandweer vormde, die met pompen of verzuipen zijn hoofd en dat van zijn vee ternauwernood boven water kon houden. Het was een labyrinth van kronke lende dijken en sloten, waartussen guirlan des van boogbruggen hingen. Een land, waar de kool gespaard werd en de geit gemolken; waar men eikaars produc ten in de veiling nam en bad, dat Gods water niet al te zeer over de door Hem in bruikleen gegeven akkers zou lopen. Als je nu door Broek op Langedijk loopt merk je, dat die kant van de Januskop er allang niet meer is. De herverkaveling heeft 'voor een rigoreuze face-lift gezorgd, die de meeste groeven en rimpels en plooien heeft glad gestreken of vol asfalt de voedende dagcrème van de vooruitgang heeft ge stort. De ellepijpen zijn rechtgebogen en de veiling is nu een museum, waar alleen in de zomermaanden als service voor vakantie gangers knollen voor citroenen worden ver kocht LEO THURING

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 15