ter elios bestrijdt roken met hypnose „ik ga net zolang door, totdat ze doodmisselijk zijn van die sigaret" Voor de eerste séance heeft Meester-Ma- giër Elios de achtertuin van zijn huis in Voorburg als plaats van samenkomst uit gekozen. Het is vier uur 's middags, als hij zijn borstkas volpompt met lauwe zomerlucht en snuivend van start gaat: „Regardez", gebiedt hij, „regardez et at- tendez. Kijk naar mijn rechterarm. Kijk. Ik zeg tegen mijn rechterarm, dat hij sterk is, zeer sterk. Dat ie met gemak dertig, veertig, honderd kilo kan dragen. Let op mijn spieren; ze worden dikker, spannen zich, omdat ik dat wil. Het is mijn wil, die zich concentreert op die ene arm. Regardez. Mijn arm is nu zo sterk als ijzer, als staal. Attendez". Elios heft zijn rechterarm, spert de ogen wijd open en slaat met de vlakke hand op de vuistdikke armleuning van.de dichtsbij- zijnde tuinstoel. Het geluid van brekend hout dringt ook door in de keuken, waar zijn vrouw Jacqueline qet_ doende is een rijk assortiment borrelhapjes te bereiden. „Ben je weer bezig Elios", roept ze, „wat heb je nou weer aan grazels geslagen?" Ze overziet met kennersblik het slagveld en stelt tevreden vast: „Dat valt gelukkig mee, want die tuinstoel was toch aan vervanging toe. Maar doe nou wel wat kalmer aan Elios. Ik vraag je dat beleefd. Tegen die demonstratiedrift van jou valt voor een normaal mens niet op te kopen." De Magiër zendt haar vanaf het grasveld een teder bewijs van genegenheid, mon stert gulzig de tweede, nog gave armleu ning van de tuinstoel en roept bezwerend in mijn richting: „Nou u. Wat ik kan kunt ook. Concentreer u en zeg tegen uzelf: ik wil, ik wil." Ik kijk naar de bleke muis van mijn linkerhand en besluit spontaan mijn beurt Ben je gezellig een avondje uit en word je door een vuurspuwende Tunesiër opeens getransformeerd tot Dracula, die van elke ontmoeting een bloedende halszaak maakt. Bij Elios kun je alles verwachten. niet eens. Het was het werk van Elios. IK was de schuldige." Magiër Elios werd 51 jaar geleden in de oude binnenstad van Tunis geboren als Guez Elie, zoon van een moeizaam sappe lende joodse barbier. Als zevenjarige werd hij door zijn vader in actieve dienst opge roepen en a raison van drie gulden per maand belast met het inzepen en uitsche ren der vaste klanten. „Er was net genoeg geld voor eten en drinken", herinnert hij zich, „voor de rest was het armoe. De enige luxe in ons huis was een stokoude radio, die loodzwaar was. Het was een enorm gevaarte, een soort doodkist, die vreemde signalen seinde. Als kind vond ik dat formidabel. Ik was in mijn jeugd ook gek op circussen. Ik weet nog, dat Amar in Tunix kwam. Ik zie die geweldige tent op het plein staan. Ik hoor de muziek en het brul len van de leeuwen. Toen dacht ik al: „in een circus werken: dat moet het abso lute einde zijn." Ik leerde in die tijd wat eenvoudige goocheltrucs, die niks voor stelden. Maar ze openden voor mij wel de weg naar de piste. Ik heb eerst een tijd gewerkt als circus- knecht, maar algauw kon ik als goochelaar aan de slag. Op een gegeven moment ontdekte Max Rewis mijn hypnotiserende gaven. Hij zei: „Daar ligt je toekomst Elios. Je moet als hypnoti seur de bühne opgaan. Dan ligt de wereld voor je open." Nu had ik zelf ook al ont dekt, dat er iets vreemds met me aan de hand was. Ik ging bijvoorbeeld met vrienden naar de bioscoop en uitgerekend pal vóór mij kwam er dan een dame met een enorme hoed op. Om dat ik vrij klein ben kon ik door dat gevaarte niks meer zien en daarom dacht ik: „Als dat mens nou eens ophoepelt. Dat mens moet klinkt onwaarschijnlijk, maar het gebeurt telkens, waar Elios verschijnt. Mensen vallen hier weg. ik keek strak nmacht, storten spontaan ter aarde en communiceren nog slechts via hun onderbewust- JSgTna vijrminuttm^tond ze op en ging ze de bioscoop uit In het begin dacht ik: dat is puur toeval. Maar later gebeurden zulke dingen aan de lopende band. Op straat dacht ik: die man vóór me moet nu omkijken. En dan ge beurde het. Als ik 's nachts droomde, dat een man, aan wie ik een gloeiende hekel had, zijn been had gebroken kwamen ze me de volgende morgen vertellen, dat ie zijn been had gebroken. Het is verschrik kelijk als je merkt, dat je die macht hebt. Dat je meester bent over anderen." Om niettemin verantwoord te kunnen pro fiteren van zijn wonderbaarlijke gaven be sloot Elios kwast en barbiersmes vaarwel te zeggen en als goochelaar-hypnotiseur een betere broodwinning op te bouwen. Sindsdien trekt hij een bezwerend spoor door Europa en brengt hij zalen vol nieuwsgierigen in de ban van zijn magie. „Je moet er zelf bij zijn geweest om het te geloven", waarschuwt Jacqueline, „maar ik zweer je, dat hij het voor elkaar krijgt. Hij brengt de mensen in trance. En als ze eenmaal onder zijn invloed zijn gekomen kan hij ze laten doen, wat hij wil". „Attendez", voegt Elios daar gulzig aan toe, „ik laat vrouwen dansen als poppen en blaffen als honden. Ik zeg: „U bent Dracula. U wilt nu mijn bloed drinken". En gelijk komen ze op me af en willen ze grommend hun tanden in mijn nek zetten. Als ik ze op dat moment niet snel tot andere gedachten breng bijten ze gega randeerd door". „Het is inderdaad ongelooflijk, wat ie voor elkaar krijgt", zegt Jacqueline, „hij roept bijvoorbeeld: u gaat nu pipi maken. En dan zie je ze hun hoofd schudden; soms over te laten gaan. „Slaan", hoor ik Elios schreeuwen. „U kunt het. Attendez. U bent meester over uw wil. Ik gebied u: sla." Hij kijkt me bezwerend aan en als hij ziet, dat mijn hand blijft bokken, als een springpaard vóór een dubbele oxer, slaat hij zelf voor de tweede keer medogenloos toe. Dag tuinstoel. Deze keer komt er geen reactie uit de keuken. Waarom zou ze ook? Jacqueline is immers gewend aan het curieuze gedrag van haar man, die voortdurend doende is om te bewijzen, dat er zeer raadselachtige dingen gebeuren tussen hemel en aarde. Toen hij indertijd zijn intrek had genomen in het Voorburgse huis hoorden de buren elke nacht een vreemd geluid, dat deed denken aan kruiend ijs. Soms leek het ook, alsof vogels zich onder de dakpannen ge nesteld hadden en daar bij volle maan hun heksensabbath hielden. Na enkele weken werd de brandweer te hulp geroepen, maar die kon niets vinden. „Een raadsel", con cludeerden de toegesnelde blussers opge lucht. „Een raadsel", zegt Elios glimlachend, „dat is het juiste woord. Ik herinner me, dat mijn ouders op een gegeven moment hals overkop verhuisden, omdat het in hun oude woning spookte. Elke avond begon het glaswerk in de kasten te trillen en vielen de schilderijen van de wand. Mijn moeder hield het niet meer uit; die riep, dat het huis behekst was. Toen ze in hun nieuwe huis zaten begon de ellende weer van voren af aan. Ook daar trilden de glazen en braken de borden zonder dat iemand ze aanraakte. Ik wist op dat mo ment ook niet, wat of wie de oorzaak was. Dat besefte ik pas later. Het was niet het werk van fantomen. Fantomen bestaan roept er één: Dat kan niet, ik ben net nog naar de w.c. geweest. Niks mee te maken, zegt Elios dan terug, ik ben nu meester over uw hart en uw hersens. Als ik u opdraag om pipi te maken dan doet u het. En ik zweer je: dan moeten ze ineens heel nodig". Elios acht nu het moment gekomen voor enig guitig tussenspel. Hij presenteert ach tereenvolgens in snel tempo suikerklontjes, die spontaan vlam vatten, een aansteker, die onder stroom staat en enkele krokante toastjes die hij besmeerd heeft met snel werkend niespoeder. Als hij uitgelachen is zegt hij: „Goochelen is dankbaar werk. Dat slaat altijd aan bij het publiek. Ik moest laatst een paar schoenen hebben en een maal in die winkel dach|.4k: Een trucje zal er best ingaan. Toen die verkoper mijn schoenen in de doos had gedaan en bezig was om er een net pakpapiertje omheen te doen zei ik: „Pakt- u nou niet te veel in?". Hij kijkt me aan en roept: „Wat bedoelt u?". Ik zeg: „Kijk maar in de doos". Hij doet de deksel omhoog en haalt er vijf paar sokken uit. Grapje. Had ik er nog even gauw ingestopt zonder dat ie mand het merkte. Hetzelfde heb ik in een zaak gedaan, ik een pak kocht. Bij het passen merkte ik, dat de pijpen van de broek te lang waren en toen ik vroeg, of ze nog dezelfde dag ingekort konden worden zei de verko per; „Dat kan niet. Dat duurt minstens een week". Ik zeg: „Beste man, zo lang kan ik echt niet wachten, ik heb dat pak vanavond nodig voor mijn show. Ik ben goochelaar". „Ja", roept hij lachend, „dat kan mijn zuster ook zeggen. Iedereen be weert, dat ie goochelaar is". „Oke", zeg ik, „als u me zo niet wilt geloven, zal ik het u bewijzen". Ik loop met hem mee naar de kassa en haal daar zes paar sokken, tien stropdassen en vijf overhemden uit mijn zakken. „Hoe komt u daar in hemels naam aan?", roept ie. „Eerlijk gegapt, waar u bij stond", zeg ik. Ik kon het pak, vermaakt en wel, om vijf uur komen halen. Ofschoon dat op zich al deksels leuke dingen voor de mensen zijn heeft Elios toch besloten om een stap verder te gaan en zijn hypnotiserende gaven nu ook in dienst te stellen van de lijdende mensheid. „Ik zie kans", zegt hij, „om mensen van het roken af te helpen. Wat is roken im mers? Roken is een gewoonte, een versla ving, een tweede natuur. In het begin ben je meester over de sigaret, maar na ver loop van tijd worden de rollen omgedraaid en is de sigaret meester over jou. Dan besef je nauwelijks meer, waar je aan bezig bent. Wat je doet en waarom je het doet. Magiër Elios, gereed om ten strijde te trekken tegen sigaret en bolknak. Bezwerend heft hij zijn handen over de asbak van onze welvaart. Wat ik doe is het uitschakelen van het bewustzijn. Ik breng de mensen in trance en laat alleen hun onderbewustzijn regi streren. Ik laat ze afdalen in een diepe kuil of een lange, steile trap beklimmen. Dat hangt af van hun fobieën. Je moet eerst ontdekken, waar hun angst zit. Als ze bang zijn voor een donker gat stuur ik ze die trap op. En dan praat ik met ze, terwijl ze in trance zijn. Ik zeg: „u bent nu Het lijkt verdacht veel op truccage, wat Elios doet, maar er zijn nu eenmaal geheimzinnge krachten tus sen hemel en aarde. Uw verslaggever kan daar discreet over meepraten. gehypnotiseerd. U hoort alleen nog mijn stem. Mijn stem, die zegt: „u rookt niet meer. Nooit meer". Vanaf dit moment wordt u misselijk van roken; elke sigaret, die u nog opsteekt maakt u ziek, doodziek. Ze smaken vies, u gruwt ervan" En terwijl ik dat roep registreert hun onderbewustzijn elk woord. Ze slapen met hun oren en ogen wijd open en drinken zo mijn boodschap op. Als ik ze daarna wakker maak, geef ik ze een sigaret en zeg ik: „Rook nu". Ik duw die sigaret in hund mond en houd mijn aansteker brandend bij hun gezicht. Dan roepen ze; „Ik wil niet", maar ik ga door. Ik ga net zolang door, totdat ze" doodmisse lijk zijn. Totdat ze beginnen te hoesten en te spugen. Ik zweer je: zelfs de stoerste kerel is op zo'n moment lijkbleek en voelt zich belabberd". Zijn hoogst merkwaardige therapie heeft Meester-Magiër Elios inmiddels al be proefd in de Duitse stad Lörrach, waar hij in een hotelkamer honderden mensen tot kotsens toe behandelde. Het resultaat was bemoedigend: tachtig procent van de' clien- ten heeft tot nog toe geen rokertje meer aangeraakt en taalt er ook niet naar. Twin tig procent bleek recidivist te zijn en stak toch weer feestelijk de brand in eigen onbehagen. „Daar kun je zelfs als hypnoti seur niks mee beginnen", geeft Elios ruiter lijk toe. „Je hebt er mensen bij, die al veertig, vijftig jaar stug roken en niet willen geloven, dat ze er in één klap van af kunnen komen. Ze zijn daarom niet bereid om mee te werken. Integendeel: ze gaan moedwillig dwars liggen en sabótte- ren de behandeling. Toch verzeker ik je dat zelfs die mensen na drie, vier behande lingen stoppen met roken." Elios bemerkt op dat moment mijn vrij omvangrijke scepsis, raakt daardoor spon taan geïrriteerd en roept: „Ik zal bewijzen, dat ook u geen weerstand kan bieden aan mijn kracht". Hij duwt me op een stoel en strekt zijn handen uit boven mijn hoofd. Ik hoor precies, wat hij zegt; alleen het geluid van zijn stem wordt op den duur ijler, alsof ie verpakt zit in watten. Na tien minuten brengt hij me met enige vederlichte klap pen tegen de wang terug in de werkelijk heid. „Niks gemerkt?", vraagt hij vriendelijk. En als ik nadrukkelijk mijn hoofd schudt vervolgt hij: „Kijk eens in dit spiegeltje. Wat zie je dan?" Ik zie een rode knop uit mijn linkerwang zak steken, die onlosmakelijk blijkt te be horen bij een speld van vier centimeter lengte, die dwars door het vlees in mijn mondholte is gestoken. De speld mag ik als tastbaar souvenir behouden. „Ik ben geen bluffer", zegt Elios bij het afscheid, „ik weet precies, wat ik kan en niet kan. Of u nou groot of klein bent, mager of dik. Een bange wezel of een krachtpatser. Als u naar mij toekomt slaapt u binnen zeven seconden. Omdat ik dat wil. Ik schakel uw bewustzijn uit, omdat ik anders niet met u kan communi ceren. Je zult eerst het ei moeten breken, voordat je een ommelet kunt maken". Zelf informeert hij op dwingende toon, waar hij nou in hemelsnaam zijn pakje Gauloise heeft gelaten. Hij heeft opeens trek in een sigaret. „Daarin lijk ik op een dorpsdokter", zegt Elios schuldbewust, ook de dorpsdokter gaat weldoende rond en geneest iedereen. Maar dat wil helaas niet zeggen, dat hij zelf niet ziek is". LEO THURING

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 13