Paul
Driessen
Tour de France
op rijm en dans
BEKROONDE
TEKENFILM
MAKER
SPEELT
MET
LIJNEN
DEN HAAG Een zwervend en onzeker
bestaan. Dat ii het leven van een maker
van tekenfilms. Ook als je, zoals Paal
Driessen, net de Grand Prix op het
internationale animatiefestival in bet
Franse Annecy hebt gewonnen, een ten
toonstelling hebt in het Haags Gemeen
temuseum (vanaf vandaag tot en met 4
september) en van de gemeente Den
Haag een aardig handgeld hebt gekregen
om een tijdje onbekommerd aan een
nieuwe film te beginnen. Toch blijft het
een zwervend en onzeker bestaan, want
van prijzen en tentoonstellingen kun je
niet leven en het gemeentelijke handgeld
is op een gegeven moment op. Dan moet
ergens anders in de wereld weer geld
worden gevonden voor een film. In Ca
nada bijvoorbeeld, waar Paul Driessen
bij de National Filmboard in Montreal
(een hoog gesubsidieerde „werkplaats"
van de korte film) tot nog toe vier van
zijn zeven tekenfilms maakte en aan een
aantal andere meer of minder meewerk
te.
Zijn vóórlaatste product, in Canada ont
wikkeld en in Den Haag getekend, is
„David". Een filmpje van een minuut of
acht, waarmee Paul Driessen de hoogste
onderscheiding (gedeeld met zijn Neder-
lands-Canadese collega Co Hoed em an)
van het festival in Annecy binnenhaalde.
Een complete verrassing, niet in het
minst voor de maker zelf. ,Jk vond de
prijs niet verdiend", zegt hij in alle nuch
terheid. „Er waren andere films, die ik
beter vond. Het was een rare beslissing
van de jury. „David" is geen prijs-film.
Bovendien had ik die prijs niet zo nodig.
Mijn naam is al aardig bekend aan het
raken in het animatiefilm-wereldje, dus
alle publiciteit na het festival was niet
broodnodig. Van de andere kant is het
wel leuk. Misschien, dat ik daardoor in
de toekomst wat gemakkelijker subsidie
gevers vind".
Paul Driessen woont dankzij de vrije
opdracht van - de gemeente nu rustig
ergens in Den Haag op een kamertje".
„Neen, in dit vak kun je er geen gezin
op nahouden", vertelt hij. „Daarvoor is
het te onzeker. Ziek zijn bijvoorbeeld kun
je je niet permitteren. Je hebt geen socia
le verzekering en er is niemand die voor
me zorgt. Je moet hopen ideeën hebben
om steeds nieuwe projecten op te kunnen
zetten. Als een film klaar is, moet er
meteen iets nieuws zijn, anders wordt het
hongerlijden in de open lucht Dus voor
dat het ene project klaar is, ben ik ook
steeds al bezig met een volgend. Soms
heb je pech. Ik heb het meegemaakt, dat
ik aan een film werkte, waarvoor ik een
jaar nodig meende te hebben. Voor dat
jaar had ik ook geld gekregen. Maar het
lukte niet. Dus heb ik na dat jaar over
dag een baantje moeten nemen om 's'
avonds en in de weekenden de film te
kunnen afinaken".
„Ter overbrugging van twee grote projec
ten of om een tijdje met wat anders bezig
te zijn, doe ik er zo nu en dan gauw iets
tussendoor".
Hoe lang is „gauw" bij tekenfilmers?
„Een maand of twee".
En hoeveel film levert dat op?
„Een seconde of dertig".
Aanigidee
Niet, dat Paul Driessen nou iedere nacht
wakker ligt van zijn onzeker bestaan. „In
het begin vond ik het erg griezelig, maar
tegenwoordig denk ik: Ach, het komt wel,
ik zie weL En het lukt inderdaad tot nu
toe, al is het vaak op het nippertje". Maar
het is een vrijwillige keuze om zoveel
mogelijk „vrij werk" te maken, want een
maker van animatiefilms kan onbezorgd
door het leven stappen als hij in de
commerciële studio's gaat werken, waar
bijvoorbeeld Ster-spots worden gemaakt
Paul Driessens ambities liggen echter
ergens anders: ,Jk kan niet met veel
mensen om me heen werken. Ik ambieer
geen grote studio's. Ik zou het niet willen:
andere mensen organiseren. Ik wil zelf
dingen maken,* opzetten en uitwerken.
Wat ik wél zou willen hebben is een grote
ruimte, waar we met een stel gelijkgezin
de en van zichzelf geinspireerde filmma
kers zouden kunnen werken. Dat hoeft
allemaal niet zo duur te zijn: een beschei
den woonruimte en een behoorlijke
werkruimte zijn meer dan genoeg, want
mensen als ik hebben niet zoveel nodig.
Misschien een aardig idee voor de ge
meente Den Haag..."
Het maken van tekenfilms is een kwestie
van een lange adem hebben voor een
kortstondig resultaat Eén tot anderhalf
jaar duurt het gemiddeld, voordat een
filmpje van zo'n acht minuten klaar is
voor vertoning. Een vertoning meestal in
Een beeld ui
een paar verloren minuten tussen de
ijsreclame en het begin van de hoofdfilm,
wat binnenkort ook het (nood-)lot zal zijn
van „David", die voor een bioscooproule
ment is aangekocht ,Jk weet het", zucht
Paul Driessen. „Zo'n korte film is een
extraatje, waar niemand om heeft ge
vraagd. Het bioscooppubliek komt voor
de hoofdfilm, want alleen die wordt aan
gekondigd. Dat is frustrerend als je er
bij stil staat Maar ik volg niet zo, wat
er met mijn films gebeurt De ben steeds
weer met een nieuwe bezig. Daarom ben
ik blij, dat ik zo'n groot apparaat als
bijvoorbeeld de Canadese Filmboard
achter me heb staan, die voor de distribu
tie zorgt Maar normaal denk je er niet
aan, evenmin als je tijdens het tekenen
beseft dat een tekening straks in de film
maar een flits is. Normaal zijn er twaalf
beelden nodig voor één seconde film,
maar al tekenend realiseer je je niet dat
je ééntwaalfde seconde zit te maken. Het
enige wat telt is: is het een mooie teke
ning? Waar je wel aan denkt is de bewe
ging, de' continuiteit van al die beeldjes
achter elkaar".
Juist de mogelijkheid om getekende fi
guurtjes te kunnen laten bewegen deed
Paul Driessen in het filmvak terecht ko
men, al is het nooit een echte beroepskeu
ze geweest „Als kind al zat ik altijd
cartoon-achtige tekeningetjes te maken.
In mijn middelbare schooltijd bedacht ik
hoe aardig het moest zijn de tekeningen
tot leven te brengen en er geluid bij te
maken. En dat hoewel ik eigenlijk in
mijn jeugd nooit veel tekenfilms had
gezien. Tijdens mijn diensttijd heb ik
Paul Driessens film .Air" vervaardigd voor de
lessen gevolgd aan de avondacademie.
Niet met het oog op een filmloopbaan,
maar je moet nu eenmaal ergens een
papiertje van hebben en wat kon ik
anders dan .tekenen. Ik ben daarna met
cartoons gaan leuren. Bij bladen als
Punch en Paris Match. Maar daar komen
elke dag twintig jongetjes aan de deur
met tekeningen, dus daar is niets van
gekomen".
Toen hij echter in een krant iets las over
Cinecentrum, waar Ster-spots werden ge
maakt werd zijn toekomst bepaald: hij
werd aangenomen, maakte na een half
jaar al zijn eerste filmpje, trok vervol
gens naar Engeland waar hij een jaar
lang meewerkte aan de film „Yellow
Submarine", kreeg vervolgens de kans
om in Montreal te komen werken, waar
na de zo lang begeerde entree bij de
National Filmboard nog maar een kleine
stap was.
Onzichtbaar
Ondertussen deed hij méér dan alleen
aan films werken. Zoals op de tentoon
stelling in het Haags Gemeentemuseum
(met vijf andere Haagse grafische kunste
naars) te zien is, maakte hij ook nog een
kinderboekje - met illustraties, uiteraard
- een platenhoes en allerhande ander
illustratiewerk. Dat alles in een eigen
stijl, „die niet is beinvloed door mijn
academietijd. Mijn stijl heb ik zelf ont
wikkeld. Ik ben in de loop der jaren
steeds meer met lijnen gaan spelen. Lij
nen laten bewegen en dat steeds vol
verrassingen. In mijn films zit wel een
logica, maar ik suggereer ook veel. Het
Filmboard of Canada.
publiek moet wat moeite doen, moet zelf
associëren om het geheel te kunnen over
zien. De toeschouwers voelen aan wat er
gebeurt, raken geboeid, worden ingescha
keld en willen het daarna meestal nog
eens zien om de zaken beter op een rijtje
te kunnen zetten. Daarbij staat het ver
haal of het idee voorop, niet een bood
schap of zoiets. „David" gaat bijvoor
beeld over een mannetje, dat niet in
beeld komt maar er wel degelijk is. Af
en toe zie je een spoor waar hij loopt,
of zie je zijn haren als hij zijn pet van
zijn hoofd tilt Op het eind van de film
komt er een jongetje met zijn vader, die
loopt te vertellen over respect voor de
kleine dingen in de natuur. En die man
trapt dan de vrijwel onzichtbare David
dood. Dat zou je een vorm van engage
ment kunnen noemen, al is de film niet
daarom gemaakt".
,3U al mijn voorgaande films was het
verhaal het uitgangspunt Met het geld
dat ik van de Haagse Filmstichting heb
gekregen om een script te ontwikkelen,
wou ik iets heel nieuws proberen op te
zetten. Nu heb ik een stel ontwerp-ideeën
en daarop wil ik een verhaal gaan bou
wen". Of het resultaat daarvan ooit op
het bioscoopdoek zichtbaar zal worden is
een tweede, want in de (animatie-) film
wereld is het maken van een script nog
iets anders dan het - vervolgens - maken
van een film. Bezoekers van de tentoon
stelling kunnen in het Gemeentemuseum
in elk geval zien, welke scripts van Paul
Driessen wel (en hoe) zijn verfilmd.
OTTO MILO
JAN NIES
Het land der Belgen is weg van wielren
nen, Merckx en dichterlijke uitwasemin
gen. De beste sportvrienden staan er
tijdens de kermiskoersen hand in hand
met de geachte cultuurminnaars langs
de steenweg om het voortjagende wieler-
volk toe te juichen dan wel bemoedigend
toe te spreken. Sport en kunst: voor het
volk der Belgen is sport een kunst en
kunst een sport Niemand die dus
vreemd opkeek, toen de Vlaamse radio
de dagelijkse reportages van de Tour de
France liet beginnen met een heus ge
dicht Kom daar maar eens om op ons
Tour-tetterende Hilversum 3: Theo
Koomen, die voorafgaand aan zijn mi
crofoonextase enkele regels poëzie decla
meert, waarin de zieleroerselen van de
eenvoudige pedaleur treffend en toch
artistiek voor de eeuwigheid worden
beripnd. Neen, deze demarrage zien we
Hilversum voorlopig nog niet maken.
De sportief-literaire combine werd bij
Vlamingen echter van staats-radio-wege
op touw gezet en de uitverkoren dichters-
ziel was die van Elie Saegeman, in zijn
normale doen Producer Woord van de
BRT, in zijn geinspireerde momenten
producent van bevlogen woorden. Een
dichter dus.
Hem geviel de opdracht zijn landgenoten
toe te spreken, nadat hij het afzien, het
platrijden, het kapotzitten, het drogeren
de medicijn en het waterdragen der Tour
de France in een gelijknamig episch
dichtsel had samengebald. Een kunst
werk, dus.
Een uitgever voelde zich genoopt deze
woordzettingen in het licht te geven,
waarbij de hulp werd ingeroepen van het
tekenwonder Leo de Budh, dat leuk pop
petjes kan tekenen zonder dat de poppe-
V
tjes ook leuk zijn. Volgens een toelichting
schijnt de humor daarin te zitten, dat in
de pennetreksels „steeds een muis ver
borgen steekt". Daarom hoeven de teke
ningen niet te worden bekeken (geluk
kig); men kan volstaan met het zoeken
naar waar de schalkse guit zijn muizen
heeft gestoken. Muizenissen, dus.
Dichter Elie Saegeman moet ernstig door
d'n dope zijn aangedaan, toen hij aan de
start verscheen. Hij liet zich bezielen
door de jammerlijk ontzielde coureur
Tommy Simpson en verpakte zijn gele-
genheidspessimisme en andere lekke tij
delijkheidsfilosofieën in onsterfelijke re
gelen, waarin „de supporters en de run
deren" in één adem worden genoemd
vermits dat nu eenmaal rijmt op „glunde
ren". Glunderen dus, runderen.
Op de momenten dat hij achterop dreig
de te raken, ontsnapte hij aan de bezem
wagen door zich te laten voortduwen
door bekende wielrij-deskundigen, als
daar zijn: de filosoof Kant (die in acht
regels zeven winden laat), componist Al-
ban Berg en denker Friedrich Nietsche.
En de Paus rijmt op Hugo Claus. Dus,
applaus.
Het epos van de dichter Elie Saegeman
wordt in een geplastificeerd omslag aan
geboden als een losse pak papier in frisse
toiletkleurtjes met de fantasie-namen
„Capucine", „Pioen", „Geranium" en
„Viooltje". Reuze handig, zo'n stapel van
tachtig losse vellen papier, want (even
afgezien van het kleine ongemak dat ze
tijdens het lezen voortdurend alle richtin
gen uit dwarrelen) ze kunnen zo voor een
nuttig gebruik onder de verjaardagska
lender worden neergelegd.
Toch nog ergensgoed voor, dus.
Verzen sprokkélënd in het dichtsel. komt
men tot de ontdekking dat de dichter Elie
Saegeman een onbaatzuchtig idealist
moet wezen. Met zijn werk mikte hij
immers op Echte Cultuur, waar geen
droog brood mee valt te verdienen, ter
wijl hem de stiel van smartlappenwringer
lijkt te zijn aangèboren. Slechts een aan
grijpend trekzak-arrangement van John
nie Hoes is voldoende om met deze rege
len de verhouding met de Naamloze Ma
ry Servaes zodanig te herstellen, dat er
zelfs nog een gelukkig gouden huwelijk
kan ontstaan.
Dus zwijgt nu stille, dorperen ende doren
Gaat nu een roerend liedekijn horen:
„Hij koos een harde baan
verwierf wat faam en geld
en v<y*d een held.
Wat drijft de renner hogerop?
naar welke top?
Hij draagt de regenboog
hij moet omhoog.
De weg naar de zon
is lang, klimmer
Hierboven is de aarde droog (en ram
melt het rijm,
maar dat zal zeker kunnen worden ge-
lijm-d)
en aan de rand van de ravijn
komen de twijfels van het zijn.
Je'hebt op tijd
ook nog de eenzaamheid:
dan denkt een renner aan
zijn vrouw
zijn moeder
(ook hier ligt het rijm in de poeder)
De klimmer heeft nog altijd moed
maar op zijn handen parelt bloed
plots wordt hij bleek
heeft hij een zonnesteek?
,Mont de Dieu" zegt hij,
.mijn vrouw, moeder"
en een supporter schreeuwt:
„Ga verder, loeder!"
We naderen dus de climax, het drama
begint zich af te tekenen. Onderwijl laten
we de held nog even ter vermeerdering
van de spanning van links naar rechts
over de weg zwalken, waarna we het
Noodlot hard laten toeslaan en de dicht
regels van Elie Saegeman weer opvatten,
al zal op dit bewogen moment het rijm
toch nog even moeten worden bijgesteld.
Het moralistische, aan de Bijbel ontleen
de slot is meer dan aangrijpend:
„Dan zakt de klimmer
plots ineen
naast zijn fiets
Hij valt niet
neen
hij zakt gewoon ineen.
Dan legt een mens
- ook hij is onderweg -
de klimmer teder
neder
aan de rand van de weg.
Op deze plek
ziet men een witte vlek.
Daarnaast een nieuwe fiets
en verder niets".
JAN NIES
Elie Saegeman: Tour de France. Uitgave:
Nijgh Van Ditmar, Den Haag, prijs
28,50.