Crimekoning Pim Hofdorp tracteert misdaadfans op nieuw mysterie-magazine „DE PLOTS SPUITEN ER BIJ MIJ UIT ALS OLIE UIT EEN WONDER- BRON" Als je de verhalen van Hage naar Pim Hofdorp mag gelo ven - en zijn blijmoedig ge looid grootvadershoofd geeft daar alle aanleiding toe dan is de Residentie een uitge zochte speelplaats voor mis dadige breinen. Achter statige gevels, waar de achteloze pas sant slechts naaikrans, brei kous en theelicht vermoedt, staat men in werkelijkheid el kaar tot bloedens toe naar het leven; dames van zeden alle allge gewichtsklassen sneven onbekommerd in duinpannen en bosschages of worden, ge kleed in één jarretelgordel uit een vijver in één der stadspar ken gevist. Je kunt geen Haagse wijk opnoemen of er zit wel een kwalijk luchtje aan: lijken spoelen aan of lig gen in gootsteenkasten en gauwdieven hebben het voort durend gemunt op het pen ningske van de weduwe. Deze kwalijke inborst der Haagse ingezetenen heeft Pim Hofdorp, vanaf 1957 in elk ge val aan een alleszins aan vaardbare broodwinning ge holpen. In dat jaar publiceer de hij „Moord in Miniatuur" de eerste misdaadroman in een ambitieus opgezette crime- reeks, waarin de schrijver wijk na wijk afstroopte op zoek naar de menselijke ver loedering. Hofdorp keek dit m criminele kunstje af van de Franse auteur Leo Malet, die indertijd aan de lopende band bloedstollende werkjes af scheidde, die elk één arrondis sement in Parijs als décor hadden. „Die vreemde, unieke combinatie van geschiedschrij ving en misdaad trok me al gelijk hevig aan. Ik vond het een fascinerende uitdaging om zo'n cyclus ook in Den Haag te laten spelwn." Volle neef Als bestrijder der Haagse mis daad introduceerde Hofdorp de commissaris Aremberg, die alle uiterlijke eigenschappen van de keiharde, succesvolle politieman blijkt te missen. Aremberg is een doorsnee va derlander, beetje saai, beetje ambtelijk, slof slof op weg van het ene karwei naar het ande re. Wat dat aangaat zou hij meer dan volle neef kunnen zijn van zijn Franse collega Maigret, die immers ook stee vast knorrig en kreunend en kauwend op zijn pijp de glad de glibbers van de onderwe reld tussen twee glaasjes calrados door ontmaskert Aremberg heeft nagenoeg de zelfde techniek. Ook hij is een grijs uitgevoerd baasje, dat met evenveel recht een warme bakker zou kunnen zijn of een verdroogde commies A op een post zonder vooruitzichten. Zo'n man, die geen vlieg kwaad kan doen, maar in ge val van nood er wel op los timmert. „Simenon", bekent Hofdorp dan ook maar gelijk, „is voor mij altijd het grote voorbeeld geweest. Ik houd ook van sim pele, doodnormale romanfigu ren, die nooit ophef maken van hun werk. Maigret en Aremberg kom je in elk poli tiekorps tegen. Ze interesseren zich voor'de misdaad, omdat het toevallig hun job is om die tegen te gaan of te ontmaske ren. Voor de rest maken ze er weinig woorden aan vuil. Mijn commissaris is trouwens geheel naar het leven gete kend. Mijn eigen vader heeft namelijk als model voor Aremberg gediend. Vader heeft van 1903 tot 1938 bij de Haagse politie gewerkt. Je Je kunt achter mijn rug best eens informeren bij oudere mensen, of ze hoofdinspecteur Keer- dorff nog gekend hebben. En vraag dan meteen, wat voor een man hij was. Keerdorff is onze familienaam, die staat ook op mijn eigen voordeur. En daaronder heb ik een bord je gehangen met „Aan de deur wordt niet gekocht. En be keerd zijn we ook al". Ik heb er namelijk een gloeiende he kel aan om zondags uit mijn bed te worden gebeld door een bleke wachttorenfiguur, die me in het trapportaal komt waarschuwen, dat het einde der dagen dó&r is. En ik dan zeker in pyjama op mijn knieën aan zo'n griezel verge ving vragen voor mijn zonden. Nee, dat vind ik geen gezond begin voor de zondag. Uithuilen Weet je wat vader nou voor een soort politieagent was? Een stille, maar dan ook een hele stille. Thuis sprak hij nooit over zijn werk, ik heb hem nooit horen opscheppen over zijn heldedaden. Dat hoefde ook niet, want die hel dendaden waren er niet Hij draaide gewoon zijn diensten en daarmee was voor hem de kous af. Hij heeft ook een tijd lang de post in de Van der Venne- straat gehad. Die lag toen in een levensgevaarlijke buurt Er was volop crisis en werk loosheid, geen brood op de plank en geen stuiver te verte ren. Op een dag dreigde er in de wijk een oproer. Het smeulde in de straten, je rook het on raad. Pa ging er in vol ornaat op af. Die man was voor de duvel niet bang en daarbij ge noot hij ook nog eens het volle vertrouwen van de buurt Als je in de puree zat kon je altijd aan zijn bureau komen uithui len. En bij burenruzies - en dat was schering en inslag - zat hij net zolang te soebatten, totdat dé partijen de messen weer in de keukenla opborgen en el kaar een hand gaven. Een so ciaal werker in uniform zou je hem kunnen noemen. Op die avond werd hij op de brug bij de Paul Krugerlaan tegengehouden door een kapi tein van het leger. De minister had troepen laten aanrukken om een eventuele opstand neer te slaan. Zover was het al gekomen. „Waar gaat u heen inspecteur", vraagt ie. „Waar ik heen ga", zegt mijn vader, „ik ga naar de mensen, voor wie ik in deze stad ver antwoordelijk ben". „Dat kan ik onmogelijk toe staan inspecteur", zegt ie, „in uniform bent u een al te ge makkelijk mikpunt voor heet hoofden. Ik zal wat soldaten ter bescherming met u meestu ren". „Om de donder niet", riép va der, „ik heb in mijn eigen wijk geen bescherming nodig. Ik kan mijn eigen bonen het best alleen doppen. Als u een lijf wacht meestuurt hoef ik me nooit meer bij deze mensen te vertonen. U wordt hartelijk bedankt voor het aanbod, maar ik zal er geen gebruik van maken". En hup, daar liep hij in zijn dooie eentje met opgeheven hoofd de wijk bin nen. En toch was pa beslist geen held. Hij was gewoon een ambtenaar zoals de meeste Hagenaars". Sambal en soesa Om de menselijke politieman Keerdorff te eren heeft zijn zoon in 1957 de vaderlijke commissaris Aremberg het Haagse bos ingestuurd. Met zijn ondergeschikten, onder wie inspecteur De Ronde snel de hij in tijden van nood de wijk in om de puzzels van de misdaad op te lossen. Het re sultaat van zijn speurtochten bereikte de Haagse misdaad fans onder hevig allitererende titels als „Bloed in de bran ding", Katastrofe in Kijk duin", „Spionnen in Seg- broek", „Alarm in de Archi pel", „Vampier van Valken- bos" en „Sambals voor Swee- linck". Van dat laatste boek zal binnenkort een tweede druk verschijnen, maar de uit gever heeft wel geëist, dat er Crimespecfalist Pim Hofdorp: op zoek naar de Haag9e verloedering. een nieuwe titel op de flap komt „Ze hebben er nou „Soesa om Suzie" van gemaakt," deelt Hofdorp met enig verdriet mee, „ik weet echt niet waar om. Persoonlijk vind ik „Sam bals voor Sweelinck" nog steeds een stuk sterker. Maar ze gaan hun gang maar. Ik heb mijn werk gedaan en zij steken er hun geld in. Dus de uitgever mag zeggen, hoe hij het hebben wil. Een auteur moet zijn bek houden. Laat ze maar. Ik ben een heel makke lijke schrijver, die niet gauw kwaad te krijgen is. Wat kan me trouwens nog ge beuren. Ik ben nu 65 en, krijg keurig mijn AOW. Voor de rest zoeken ze het maar uit. Ik heb- ook weinig zin meer om nog eens aan een nieuwe ro man te beginnen. Waarom ook, want alle Haagse wijken, die in aanmerking kwamen, zijn inmiddels in de serie op genomen. Ik zou alleen nog romans kunnen schrijven, die het Bezuidenhout en Spoor- wijk tot onderwerp hebben. Maar het ouwe Bezuidenhout is weg en met die nieuwbouw heb ik nog geen enkele bin ding. En Spoorwijk lijkt me ook al geen dankbare wijk. Er is niet eens een boekwinkel". Magazine Toch zit de Haagse crime-ko ning ook nu op zijn etagewo ning niet met de armen over elkaar. Aan het einde van dit jaar zal bij leven en welzijn de eerste aflevering verschijnen van „Pim Hofdorps Haags Mysterie-magazine", waarin korte verhalen van hemzelf en andere auteurs worden gebun deld. De bedoeling is, dat dit tijdschrift in boekvorm voor taan vier keer per jaar uit komt met de kersverse oogst van residentie-rampen. „Die 65e verjaardag", zegt Hofdorp, „betekende voor mij een keerpunt in mijn schrij versleven. Ik heb altijd ro mans geschreven, omdat er voor het korte verhaal geen belangstelling was. De uitge vers wilden alleen een boek, een piL En dat was doodjam mer, want juist in een short- story, in het korte baan-werk kun je veel meer variaties ver werken. Ik ben ook van plan om van het nieuwe magazine geen bloederige toestand te maken. De keiharde crime komt natuurlijk af en toe wel om de hoek kijken, maar ik zal toch meer plaats inruimen voor de lichtvoetige misdaad, de verhalen met een knipoog. Dat ik in de toekomst meer plots zal moeten verzinnen vind ik geen punt Met plots heb ik trouwens nooit moeite gehad. Die spuiten er bij me uit als olie uit een wonder- bron. Je leest de krant en je hebt weer zes, zeven korte ver halen erbij. In feite is deze samenleving één voortdurende crime-story. En ik zit er bij en kijk er naar en hoef het daarna alleen nog maar op te schrijven". Denkend aan Friesland doemt in mijn herinnering onafwendbaar de herinne ring op aan oom Eli. Hij was een massieve, vierkant geboetseerde reus met een hoofd van roze marsepein en daarin gemonteerd het kleinste mond je, dat op het westelijk halfrond voor handen was. Zijn lippen, die door gaans niet van elkaar weken, lagen tussen zijn overbloezende wangzakken als een te krap bemeten gleuf in een brievenbus. Alleen geschikt dus voor drukwerk van geringe afmetingen. Daarboven taxeerden twee kraalogen onafgebroken het gesappel op het on dermaanse en dat met een blik, die zowel wrevel als voldoening uitstraal de. Oom Eli was in onze familie van luidruchtige Amsterdammers een ge heide outsider; een bedachtzame tel ganger, die zwijgend zijn zaken afdeed en geen woordenstroom nodig had om vooruit te komen. Hij handelde aan vankelijk in aardappelen; bintjes, als ik me goed herinner. Maar het kunnen ook afkokers zijn geweest Afkokers zouden in elk geval goed bij hem gekleurd hebben, want hij was zelf een bevoorrechte eigenheimer, die midden in de cirsisjaren zijn aardap- pelenhandel opdoekte en in de Jor- daan een winkel in garen, band en grotere maten BHs begon, die hem in recordtijd tot een gefortuneerd man maakte. Oom Eli zag ik alleen op verjaardagen van vader en moeder. Hij was de enige in ons familiebestand, die over een auto beschikte en dat zal de reden zijn geweest, waarom hij altijd als laatste de kamer betrad en nadenkend zei: „Zo, zo, da's lang geled'n". Hij hanteerde de Nederlandse taal, alsof het te brosse speculaas was. Brak van elke zin behoedzaam een stukje af en slikte dat weer in. „Zo zo", sprak hij in mijn richting, „bij wijze van sprek'n begin je al een hele knul te word'n". Anklets Oom Eli had ook altijd dezelfde ge schenken bij zich. Vader kreeg elk jaar een paar sokken, die oom Eli hardnekkig ankiets bleef noemen en moeder drukte hij een ontbijtlaken met zes bijbehorende servetten in de handen, die de kleur hadden van ver drietig eistruif. ,JDat je er nog maar lang plezier van mag hebb'n, Ernst", zei hij er met een knipoog bij. Het ontbijtlaken was afkomstig van een ramsjpartij, die hij op een zakenreis in Hongkong voor een prik op de kop had getikt Het prijsje zat er nog op: vier gulden. Met de servetten erbij. - In mijn kinderogen was oom Eli een figuur uit een heel andere wereld dan de mijne. Ik was misschien zeven, acht jaar en moest het feestgedruis vanach ter de schuifdeuren volgen. Vanuit die pat-stelling zag ik, hoe hij de kelkjes met vuurwater zuchtend met één hef fing ineens in zijn slokdarm kieperde, alsof hij zijn consumpties op dokters recept verkreeg. Ik luisterde ook met ontzag naar zijn kritische kanttekeningen bij het we reldgebeuren, die ik zeer origineel vond, totdat ik zelf groot genoeg was geworden om de Elsevier te lezen. En dan het mooiste moment van zo'n avond. Ik zie, hoe mijn vader een knikje geeft naar mijn oudste broer. „Hans, speel nog eens wat voor je oom". Dan ging de klep van de zwarte piano open en sloeg Hans met het krachtig manuaal van een geoefende houthakker het Friese volkslied uit het ivoor. En op dat moment verrees oom Eli als één man uit de leunstoel en zong hij uit meer dan volle borst: „Friesk bloed tsjoeg op" of woorden van gelijke strekking. Na de laatste strofe wiste hij de tranen uit zijn ogen en zei hij: ,JDa's pas een land mens'n, daar kun je nog lev'n Heiteian Aan deze man moet ik denken, als ik aan het einde van de Afsluitdijk in de ontzagwekkende leegte tuimel. Dit is zijn stukje van de aarde geweest Het heitelên van oom Eli, waarop deze beschrijving van Plinius de Oudere zou kunnen passen: „We hebben in het noorden volksstammen der Chakken gezien. Daar stort de oceaan zich tweemaal daags over het ommetelijke land uit Daar bewoont een beklagens waardig volk op hoge heuvels, door henzelf opgeworpen tot een hoogte, overeenkomstig de ondervinding van de hoogste vloed". Die zee, waarover Plinius sprak is inmiddels getemd, gedresseerd. Maar het land zelf is weinig veranderd. Nog steeds de moddervette weilanden met dezelfde trage runderen, die naar niets staren. Nog steeds dezelfde eenzame boerderijen met de knotwilgen en de populieren. En hier en daar in het horizontale vlak een verhoging als een trampoline, waarop een kerk zich ge reed maakt om de hemel in te sprin gen. Geen woorden Ik begrijp nu, waarom oom Eli altijd liever zweeg dan sprak Dit is een sa menleving, die geen woorden ver draagt Hier is alles tot overzichtelijke proporties teruggebracht; de ruimte is een dimensie, die nog meetelt en niet is opgeofferd aan de welvaart Het spookbeeld van steden, die als lava stromen in elkaar overvloeien, van fabrieken, die hele volksstammen een zware pijp laten roken, ontbreekt Friesland is een discussiestuk, waar over men tot ieders voldoening is uit gepraat Ik pak mijn Berenburger van de tap en drink op de herinnering aan oom Eh. Op een volk, dat onder jagende wolken geleerd heeft, dat spreken we liswaar zilver, maar zwijgen nog altijd het duurdere goud is. Voor de liefhebbers heb ik ter overna me nog veertien ontbijtlakens met bij behorende servetten. Tegen elk aannemelijk bod. LEO THURJNG

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 16