«Zijn
leven
was
werken"
nu
voltooid
verleden
tijd
VAN ZUIDERZEE TOT IJSSELMEER..POLDER?
AMSTERDAM „Wij Nederlanders weten precies
wat we willen en zullen doen: als ik groot ben
word ik treinconducteur; als ik de havo af heb,
ga ik studeren; over een paar jaar denk ik chef
te zijn van deze afdeling, en tenslotte: als ik
gepensioneerd ben, nou, dan ga ik al die leuke
dingen doen waarvoor ik nu geen tijd heb. Wij
zorgen ervoor dat we de toekomst goed uitgerust
tegemoettreden, gewapend voor de strijd in het
arbeidsproces. En zo kan het gebeuren, dat een
kleine jongen op een warme zomderdag zit te
zwoegen op hoofdrekenen, hoewel hij liever zou
buiten spelen; dat een huisvader die vroeger op
school niet zo zijn best heeft gedaan, nu twee
avonden per week de avondschool bezoekt en drie
avonden besteedt aan huiswerk maken. Want het
belangrijkste in ons leven is ons werk. Bovendien
bepaalt de baan die we hebben onze plaats in de
samenleving en ons inkomen. Hard werken, zo
hoort het
Dus krijgt de schooljongen, die op dinsdagochtend
liever voetbalt dan rekeht, een vier voor vlijt op
zijn rapport en maakt de dynamische, ambitieuze
werknemer de meeste kans op promotie. Op een
goede baan, die bepaalt of hij woont in een huis-in-
een-rijtje of een vijstaande bungalow, of hij zich
een snelle motorboot kan veroorloven of dat hij de
Vliet bevaart in een gehuurde roeiboot, of hij een
dure auto kan aanschaffen of op de fiets door het
leven moet En als het dan eindelijk zover is dat
we van „onze welverdiende rust kunnen gaan genie
ten", zijn we er zo aan gewend de prettige dingen
uit te stellen tot later, dat we geen raad weten met
onze pensionering, met de leegte die ontstaat als
de fabriekspoort voor altijd achter ons gesloten
wordt".
En daarmee is, aldus de „Jong Oud Trust ter
bevordering van een ononderbroken levensloop",
een gigantisch probleem onstaan dat ons in de
laatste tientallen jaren heeft overvallen en waarvan
we voorlopig nog niet weten hoe we het moeten
oplossen. De Jong Oud Trost (een „dochter" van
de Stichting Humanitas in Amsterdam) is, als de
positie van de ouder wordende mens aan de orde
komt, niet op haar mondje gevallen en legt met
pijnlijke nauwkeurigheid de vinger op verschillende
wonden.
Veranderingen
„Zijn leven was werken". Een goedoud-hollands
grafschrift, waarvan we graag denken dat het ook
op ons van toepassing is. Maar dat gaat al lang
niet meer op. Want sinds de dag dat deze spreuk
in het blanke marmer werd gebeiteld, is er wel het
een en ander veranderd. Onze voorouders, die er
zo'n honderd jaar geleden voor zorgden dat de
fabrieken bleven draaien, hadden gemiddeld veertig
Werken mag belangrijk zijn, echt genieten
van vrije tijd is nog veel belangrijker. Maar
veel mensen moeten dat nog leren.
op zich hebben genomen voor de bejaarden. Oma
die in een stil hoekje van de kamer aardappels
schilde of sokken stopte in de tijd van horen, zien
en zwijgen (want wie genadebrood at wist zijn
plaats en hield zijn mond) verdween met de „Nood
wet Drees" uit 1947 die tien jaar later werd omgezet
in de Algemene Ouderdomswet De armoe was
voorbij en de zorg om de bejaarde werd uitgebreid
met bejaardentehuizen en -verzorgsters, met de
65-pluskaart, de bejaardensoos, bejaardenreizen, ta-
feltje-dek-je, de bejaardengymnastiek enzovoort.
Hulp weliswaar, gebaseerd op het verouderde beeld
van bejaard-zijn: afhankelijk en hulpbehoevend,
terwijl de meeste bejaarden heel goed in staat zijn
zichzelf te redden. Maar het was goed bedoeld en
iedereen moest tenslotte wennen aan het nieuw
verschijnsel „gepensioneerden". Maar toen kwam de
oliecrisis en de daarop volgende werkloosheid. „Nu
lijkt het alsof Nederland spijt heeft van zijn gul
heid", zo zegt weer dat venijnige stemmetje. „Ons
volk vergrijst, hoor je overal bezorgd. Anderhalf
miljoen bejaarden en het duurt niet lang meer of
het zijn er twee miljoen. Allemaal eters die niet
werken en wie moet dat betalen?"
Onbillijk
Welnu, zo meent de Jong Oud Trust, het is onbillijk
om zo te praten. De bejaarden van nu hebben hun
leven lang hard gewerkt en de basis gelegd voor
de welvaart van vandaag. Ze hebben recht op de
AOW-uitkering die overigens maar een minimum is.
Een minimum waarmee de klagers geen genoegen
zouden nemen.
De kwestie is niet zo ingewikkeld als sociaal-econo
mische deskundigen ons willen doen geloven, zo
meent de Jong Oud Trust De vraag waarom het
gaat is simpel: Zijn wij bereid te delen of pakt
iedereen wat hij krijgen kan? Overigens is de Jong
Oud Trust niet een club die zich uitsluitend bezig
houdt met het leveren van kritiek en het zoeken
van oplossingen aan anderen overlaat. Integendeel.
De Jong Oud Trust realiseert zich terdege dat er
sprake is van een probleem, dat kortheidshalve
wordt aangeduid met „bejaardenprobleem", maar
dat zich al begint af te tekenen bij mensen rond
de 45 jaar.
Om een bijdrage te leveren aan de oplossing hier
van is de Jong Oud Trust in samenwerking met
de Federatie voor Bejaardenbeleid een project ge
start dat bedoeld is om ouder wordende mensen
zich te laten bezinnen op hun positie in de samenle
ving. Tevens wil men ermee trachten te achterhalen
welke ervaringen men opdoet bij het ouder worden.
Met dit project wil men de draad weer opnemen
die de overheid verward heeft laten liggen bij haar
nota Bejaardenbeleid 1975. Volgens Ben Froste en
Cees Egas is er hard gewerkt om de voorzieningen
voor ouderen te verbeteren, maar is er echter weinig
gebeurd om de toch zeer ingrijpende veraderingen
in de levensloop en in de voor ouder wordenden
belangrijke maatschappelijke toestanden zichtbaar
te maken. Ook is er naar hun mening te weinig
gedaan om ouderen ervan bewust te maken dat er
een duidelijke samenhang bestaat tussen hun per
soonlijke problemen en die veranderingen in de
samenleving. Deze wetenschap kan voor velen al
een hele verlichting betekenen.
Terwijl de „oude dag" is uitgegroeid tot een periode
van een jaar of veertien en het aantal ouderen sterk
is toegenomen (ongeveer een kwart van de bevol
king) dreigen deze mensen, ondanks alle getroffen
voorzieningen, een restgroep in de maatschappij te
worden. De resultaten van het onderzoek dat aan
het project is verbonden, zullen naar verwachting
pas over een kleine twee jaar beschikbaar zijn.
Daarna wil men een nieuw project starten waarbij
'zeer fundamentele zaken aan de orde moeten ko
men. De problematiek die daarin centraal zal staan
komt ongeveer hierop neer: „Iedereen heeft recht
op arbeid. Is dat wel zo?" Is wellicht de tijd
gekomen dat we de rol die het werk in ons leven
speelt, anders moeten gaan waarderen? Moeten we
ons er meer van bewust worden dat iedere periode
in het leven waard is gelééfd te worden? Zouden
we het werk minder jachtend kunnen doen? Zouden
we het beter kunnen verdelen? Minder werken
misschien en meer genieten van de vrije tijd en al
die andere zaken die Gods schepping te bieden
heeft? Moeten we de koek, die „nationaal inkomen"
heet heel anders gaan verdelen? Vragen die op een
antwoord wachten, die ook de Jong Oud Trust niet
pasklaar kan leveren. Wel realiseert zij zich dat we
op het ogenblik hebben te maken met een generatie
ouder wordende mensen, die tevreden is met de
zorg die aan hen wordt besteed. Die niet te veel
eisen wil stellen en nauwelijks opkomt voor haar
eigen rechten. Maar die generatie zal worden ge-
voflgd door hen die via betere opleidingen meer
mogelijkheden hebben en die deze mogelijkheden
ook na de pensionering, willen gebruiken. Daartoe
zal de samenleving hun de kans moeten geven.
Maar voor er een oplossing is gaan er jaren voorbij,
waarin Nederland een mentaliteitsverandering moet
ondergaan. In de tussentijd zullen bejaarden elkaar
moeten helpen. „Wees van harte oud. Ieder tijd is
leef-tijd", zo luidt het advies. Ouderen moeten niet
proberen te leven als jongeren. En voorts zullen
velen moeten leren te léven en meer mens te
worden. Daartoe zijn vele mogelijkheden. Maar dan
zal men eerst iets anders moeten leren: „Mens dürf
te leven".
LONNEKE VAN KOOT
Je mag niet alleen rusten; je moet.
jaar te leven. Tegenwoordig worden we gemiddeld
74 jaar alvorens we het tijdelijke met het eeuwige
verwisselen. Met andere woorden: de gemiddelde
levensduur is bijna verdubbeld. Begon overgrootva
der op zijn twaalfde met werken, en hield hij ermee
op toen hij stierf of echt niet meer kon; nu begint
de jeugd met werken op 20-jarige leeftijd en uiter
lijk op 65-jarige leeftijd is het afgelopen met de
arbeid.
Ook voor vrouwen is er in de loop van een eeuw
veel veranderd. De moeders van toen hadden een
levenstaak aan het verzorgen van de kinderen.
Dikwijls waren zij al overleden voordat het laatste
kind de ouderlijke woning verwisselde voor een
eigen optrekje. De moeder van nu daarentegen
wordt op gemiddeld 45-jarige leeftijd geconfron
teerd met een „lege-nest-fase". De kinderen zijn het
huis uit en tenzij zij werk buitenshuis zoekt, heeft
ze weinig meer om handen. Is 45 jaar oud? Nee.
Maar toch beginnen dan al de problemen, aldus de
Jong Oud Trust Moeder zoekt (misschien) werk
buitenshuis en vader moet ervaren dat hij over zijn
top heen is. Met het meest in het oog springend
de periode van 65 jaar en ouder, wanneer men niet
meer verondersteld wordt te werken, maar nog
vitaal genoeg is om van alles te doen.
Men is terecht gekomen in de zogenaamde derde
levensfase, een witte plek in ons denken die nog
moet worden ingevuld. Want voor elke andere perio
de in ons leven hebben we een bestemming. Kinde
ren gaan naar school. Daarna gaan ze werken,
trouwen, een carrière opbouwen, kinderen krijgen
en opvoeden. Maar wat doe je als je ouder wordt?
Je wilt nog een rol spelen in de samenleving. Maar
die samenleving doet geen beroep op je. Je mékg
niet alleen rusten; je móet, vertelt ons de Jong Oud
Trust bij monde van o.a. Ben Droste en oud-staats
secretaris Cees Egas.
Oorzaken
Vroeger was men er trots op oud te zijn. Oude
mensen waren wijs; ze stonden in hoog aanzien.
Maar de huidige gedachten over oud zijn gaan meer
in de richting van versleten, afgeleefd, saai. „Oud
zijn" is bijna een scheldwoord en „jong" opent alle
deuren. Mensen willen altijd behoren tot de groep
die het meest wordt gewaardeerd. In onze tijd is
dat de groep van de jong-volwassenen; zij leveren
de beste prestaties. „Gezond zijn en arbeidsgeschikt
betekent alles kunnen presteren wat een jonge man
kan. Mooi zijn is eruit zien als een jonge vrouw.
Wie niet aan deze maatstaven voldoet takelt af,
heeft zijn beste tijd gehad", aldus de Jong Oud
Trust.
De jongeren bepalen het tempo. Een tempo dat
Cees Egas, oud-staatssecretaris, is nu een
fervent voorvechter van de rechten van de
ouder wordende mens.
iemand van veertig nauwelijks kan bijbenen, laat
staan iemand van 65. Maar „kan niet" ligt op het
kerkhof; ondernemend en doortastend zijn is de
mode. Dus willen we voor de anderen niet weten
dat we ouder worden, gaan we voor opbeurende
middelen naar de dokter, die het advies geeft het
wat rustiger aan te doen. Maar die heeft mooi
praten. Want als je het tempo niet bijhoudt moet
je afhaken en via de wao vervroegd het arbeidspro
ces verlaten. Dit nijvere zwoegen dat onze tijd
kenmerkt, is gekomen met de industrialisatie. Er
moest een schaarste worden ingehaald. De indus
trialisatie bracht welvaart voor velen. De schaarste
is al lang overwonnen, maar inmiddels zijn we een
slaaf van de arbeid geworden. We vinden het een
schande als we moeten zeggen dat we het niet druk
hebben op ons werk. Sterker nog: we willen het
graag druk hebben. Hard werken staat centraal.
„Maar daarmee gaat het leven lijken op een berg.
Eerst stijg je naar de top. Na je veerigste, vijftigste
verjaardag, als de tijd van de grootste prestaties
voorbij is, begin je langzaam te dalen. Het laatste
stuk echter zo snel, dat het veel weg heeft van een
afgang. En een samenleving, die zijn leden dwingt
een deel van hun leven te ervaren als een afgang,
is goed ziek", zo klinkt het vemijnige tongetje van
de Humanitas-dochter.
Een warm applaus heeft de Jong Oud Trust over
vóór de zorg die de jongeren vooral na de oorlog
„Je hart draait in je lijf om, als je hoort, dat ze steeds
meer van het IJsselmeer blijven inpolderen". Deze woor
den, jaren geleden als een bittere klacht geuit door een
Zuiderzeevisser, behouden hun waarheid. Want opnieuw,
na de nieuwe polders langs de Overijsselse, Gelderse en
Gooise kust, werkt men immers aan nieuwe inpolderings
plannen. Wordt het ja dan nee de Markerwaard? En wat
wil men in de toekomst nog meer met het IJsselmeer
uithalen?
Als het aan „De vereniging tot Behoud van het IJssel
meer" (Postbus 1, Edam) ligt, dan gebeurt er verder niets
meer. Zelfs niet met de plannen voor de Markerwaard.
Dat wordt heel duidelijk bij het lezen van het boek
„Nederland is hijna klaar", geschreven door Jaap van
der Zwaag, een man, die het IJsselmeer, met alles wat
daarbij hoort, terdege kent
Hij wijst er in zijn boek nadrukkelijk op, dat alle
plannen tot inpoldering zijn gestoeld op één gedachte:
de permanente groei van de bevolking, de economie, het
energie- en watergebruik, verkeer en woningbouw. Hij
heeft, te oordelen naar wat er thans gaande is, langza
merhand bet gelijk aan zijn kant Temeer, omdat de
Moet men zoiets unieks-te-water inpolderen?
Noordoostpolder bedreigd wordt met leegloop; omdat
oostelijk Flevoland zijn planologie al heeft moeten her
zien; omdat het in zuidelijk Flevoland lang niet zo loopt
als men tot voor enkele jaren gedacht had.
Daarom, aldus Van der Zwaag, moet men de nog bestaan
de problemen gaan oplossen op het oude land en zeker
niet in het water van het IJsselmeer.
Zij, die evenals de schrijver, van het IJsselmeer houden,
zullen hem hierin volledig gelijk geven. Want dit unieke
meer beeft teveel goeds te bieden, om het nog meer aan
te tasten. Wat immers zal er worden van de verrukkelijke
Noordbollandse en Friese dorpen langs het IJsselmeer?
Wat moet het met het steeds groter wordend aantal
watersportliefhebbers, die op ditzelfde IJsselmeer hun
ontspanning vinden? En wat te doen met de palingvis
sers, die er nog steeds hun broodwinning zoeken, om
maar enkele problemen te noemen.
Jan van der Zwaag schrijft daarom kort en goed: „Neder
land is bijna klaar", maar „maak van het IJsselmeer een
nationaal landschapspark".
TvdB