„Werk voor iedereen niet langer mogelijk" „De ideale bestaat rechter niet" li streven naar herstel van volledige werkgelegenheid een van de belangrijkste problemen waarvoor politici, inomen, en vakbonden zich zien geplaatst. Louis Emme- directeur van het Haagse Institute of Social Studies oor opleiding van studenten uit de Derde Wereld), zou _hter dit streven naar volledige werkgelegenheid ter tcussie willen stellen. Net als veel economen is hij van ening dat de huidige werkloosheid in Nederland en andere westerse oden voornamelijk ^structureel bepaald is en dat de kunstgrepen op t eigenlijk verloop van de economie weinig vat zullen hebben. In aats daarvan pleit hij voor een realistischer verdeling van het schikbare werk en voor mogelijkheden om mensen binnen de ruimte d de economische orde wederkerend onderwijs te laten volgen lardoor zij weer beter op die orde kunnen inspelen. N HAAG „Toen ik acht maanden eden uit Geóeve terugkeerde Emmerij i daar hoofd van de afdeling werkgele- heid van de Internationale Arbeidsor- isatie (ILO) heb ik hier met verba- de discussie aanhoord over oplos ten voor het werkgelegenheidsvraag- k. Gesproken werd onder meer over ngkeer naar arbeidsintensieve werkme- den, het terugdringen van de technolo- alles met het doel maar arbeidsplaat- te creëren. Het is het terugdraaien van klok. De werkloosheid, denk maar weer de laatste voorspellingen van het itraal Planbureau, zet door en dat heeft icturele oorzaken". Elders stipte hij ;ele factoren aan die daarbij volgens d een rol spelen: de inkrimpende Indus- lie basis ten gunste van de dienstensec- loverheid, gezondheidszorg, welzijns- rk), het relatief hoge niveau van inko- ns en sociale voorzieningen dat ar- dsintensieve investeringen tegengaat. et interessante is nu echter dat die veel Irokken vergelijking met de werkloos- id van de jaren dertig niet opgaat Toen gen produktie'en inkomen achteruit. Nu daar geen sprake meer van, integendeel arbeidsproduktiviteit en de inkomens jgen nog steeds. Een verklaring daar- or is te vinden in het feit dat grotere iduktiviteit mogelijk jis geworden door i grotere technologie en automatisering, t betekent dat met minder mensen ge- egen kan worden genomen. We staan Or het feit dat voor de instandhouding n onze welvaart minder mensen nodig n". 'e opereren echter nog steeds met wat het dictatoriale begrip van de volledige rkgelegenheid zou willen noemen. Wat namelijk het geval? Mensen die op hun httiende of als ze student zijn, pas ver hun twintigste school of universiteit daten, gaan na die onderwijsperiode het he leven in om veertig tot vijftig jaar n een stuk door te werken. Daarna oppen ze eruit, meestal met een funest sultaat". Emmerij gelooft dat, nu het orkaanbod terugloopt, daarmee op een oer intelligente wijze moet worden omge- rongen. „We moeten het werk zo verde- n dat het mogelijk is geregeld een groep onsen uit de arbeidsmarkt te halen die toneer zfe willen een paar jaa* betaald Visioen kunnen opnemen om onderwijs volgen of iets anders te doen waar ze in hebben". DIREKTEUR VAN SOCIAL STUDIES LOUIS EMMERIJ: Emmerij vergelijkt het huidige streven naar volledige werkgelegenheid met de situatie in 1910 om de starheid ervan te verduidelijken. „Met een soortgelijk ar beidspotentieel als toen bestond, wil men het huidige werkaanbod te lijf gaan. Dat kan gewoon niet Veel logischer is het de ontwikkeling die sindsdien heeft plaats gevonden voort te zetten. De arbeidsvoor waarden (korter werken, hogere lonen) konden sinds 1910 door een veelzijdiger technologie en van daaruit verhoogde pro- duktiviteit sterk verbeterd worden. We staan nu voor een volgende stap: bekosti ging van betaald pensioen gekoppeld aan wederkerend onderwijs. Waarom zou die ook niet in principe kunnen worden be taald door de stijging van de arbeidspro duktiviteit?" Tegenvraag die daar onmiddellijk aan toe gevoegd moet worden: „Wie zal dat beta len"? Emmerij, in zijn voorkomen meer manager dan rector van een universitaire instelling is niet zo beducht voor'dat kardi- f-ir igrm Rector Louis Emmerij in zijn werkkamer in het Haagse Institute of Social Studies. nale aspect „Als je de Nederlandse bevol king naar het voorbeeld van Van den Brink (topman bij de AMRO-bank) op veertien stoelen zet, dan zijn er negen bezet door mensen die te jong of te oud zijn of onderwijs volgen en daarom aan het ar beidsproces niet deelnemen. Vier stoelen zijn bezet door mensen die actief zijn in het gesalarieerde arbeidsproces en bijna een stoel komt voor rekening van mensen die werkloos zijn of om een andere reden profiteren van een sociale uitkering". Emmerij stelt nu dat deze laatste groep in zijn systeem de mensen omvat die tijdelijk hun baan vaarwel zeggen om zich op een of andere manier bij te scholen. Hij is nog bezig na te gaan of dat werkelijk zoveel kost als nu beweerd wordt In Emmerij's visie dienen de kosten van wat hij een sociaal-culturele omwenteling noemt, gelij ke tred te houden met de mogelijkheden van een verhoogde arbeidsproduktiviteit. Hij meet oJc de psychologische winst: „Wat zo evident is bij een dergelijke aan pak is het voordeel voor die mensen zon der werk die nu beschaamd zitten toe te kijken hoe anderen zich doodwerken". De benadering van Emmerij steekt schril af tegen de manier waarop sommigen kost wat kost het patroon van de bestaande volledige, maar nu afbrokkelende werkge legenheid in stand willen houden. Door werkuitbreiding bij voorbeeld via arbeids intensieve methodes. Emmerij gelooft daar niet in omdat het investeren van een groot aantal werknemers (het welhaast klassieke voorbeeld is de textielindustrie) meestal niet leidt tot grotere arbeidsproduktiviteit, en dus niet rendeert. Of door het afzien van technologische mogelijkheden. Dat be stempelt hij als waanzin al zegt hij oog te hebben voor het milieu. Werk dat veel handen vereist past volgens Emmerij niet meer in onze economie. „Dat kun je veel beter laten verrichten door mensen in de Derde Wereld die daarmee hun eerste be scheiden inkomen kunnen verwerven dat ze nu nog zo node missen". Hier komt de werkverdeling om de hoek kijken op inter nationaal niveau, een aspect dat Emmerij gelet op zijn ervaringen in de Internationa le Arbeidsorganisatie in zijn systeem heeft verdisconteerd. Wanneer de ontwikkeling gestuurd zou worden als Emmerij zich voorstelt is de kans dan niet denkbeeldig dat het onder wijs nog meer dan voorheen slecht is afgestemd op de behoeften van de arbeids markt? Hij gelooft daar niet zo in. „Ten eerste merk je dat* mensen die onderwijs volgen na eerst gewerkt te hebben een veel realistischer aanpak hebben. Zij kennen hun mogelijkheden en zijn vaak heel hard werkende studenten. Verder moet je be denken dat het onderwijs nog andere doel stellingen heeft dan alleen maar voldoen aan gewenste beroepskwalificaties op de arbeidsmarkt" Problemen met zijn sy stee ui ontveinst Em merij zich overigens niet. Wil het wederke rend onderwijs van de grond komen dan moet het aaneengesloten onderwijs dat we nu kennen automatisch op de helling. Leer plicht tot het achttiende leerjaar wijst hij resoluut van de hand. Met tevredenheid constateert hij dat de nieuwe versie van de Contourennota al minder rechtlijnig en gelijkvormig denkt Het moet mogelijk worden onderwijsblokken te kiezen op elk gewenst moment Bovenal is het echter van belang, dat de personeelsorganisatie in de bedrijven radicaal wordt veranderd. „Ik realiseer me wel dat er aan alles veel haken en ogen vast zitten. Toch lijkt me deze ontwikkeling waarbij we aansturen op een rationelere, flexibeler werkverde ling ten gunste van de wensen van de mensen op sociaal-cultureel gebied een lo gische stap voorwaarts binnen de moge lijkheden van de huidige economisch-tech- nologische orde". PAUL VAN VELTHOVEM SCHEIDEND LID HOGE RAAD PROFESSOR CH. J. ENSCHEDÉ: Vessor mr. Ch. J. Enschede treedt per 1 september af I lid van de Hoge Raad der Nederlanden, het hoogste htscollege, dat ons land kent Hij legt daarmee, op jarige leeftijd, zijn laatste functie in de openbare itspraak neer. Professor Enschede had nog vijf jaar tuien blijven, maar hij wenst na een forse vakantie nog een aantal jaren te kunnen'besteden aan studies publicaties over het recht, onder meer over „het scharnier tussen cht en recht", over problemen van de straftoemeting en dergelijke, k over de vraag of ambtenaren van de Binnenlandse Veiligheids- nst verschoningsrecht voorfle rechter hebben. Het scheidend lid de Hoge Raad heeft veel bekendheid gekregen door functies in van organisaties en door vele publicaties in dagbladen en vaktijd- jiften. i HAAG „De ideale rechter bestaat Ik geloof eigenlijk een beetje dat we •ooi tegen elkaar gezegd hebben: „Zo de zaken enigermate van belang zijn kt men in de rechterlijke macht als jga's. Dat is niet voor niets. Je houdt sen met verschillende opvattingen en ellingen. Je hebt ook een gezelschap |g met een zekere diversiteit qua tem- unenten. Als het alleen maar kille iten zijn wordt het niets. Wij kennen eigenlijk alleen maar professionele iters, ook als ze geen jurist zijn, zoals ral buiten de gewone rechterlijke bt nogal eens voorkomt Dan zijn ze |d specialist in het gebied dat zo'n ege bestrijkt. Het is een vast kluitje isen die met elkaar samenwerken, heel anders dan een jury waar voor 'éen iemand uit de samenleving wordt 1st. Het is een vent die eens in zijn 0 iets geweldigs meemaakt, de meest isrlijke man om het recht aan toe te trouwen. Hij kent zichzelf niet in de latie. Daarom willen we hem ook nooit ben". Aldus professor mr. Ch. J. En- ide, scheidend lid van de Hoge Raad. or de oorlog is er in Oostenrijk eens spoorwegongeluk gebeurd. Er stond in de Oostenrijkse kranten dat alle iters nu een opleiding kregen voor het luren van locomotieven. Eerlijk gezegd dat natuurlijk tot niets. Hoe moet je o'n opvatting de echtscheidingskamer 1 vullen? Dat gaat natuurlijk niet Dat en dichterlijke opvatting. Nou moet je rechter niet een dichterlijke opvatting ir een maatschappelijke opvatting heb- uurlijk is de diversiteit binnen de rech- ijke macht aan grenzen gebonden, hters moeten mensen zijn die rechten ben gestudeerd. Dat is dus al een selec- Aan de andere kant: de zittende magis- uur wordt overeenkomstig de beleid- van het ministerie van Justitie voor helft betrokken uit jonge mensen, vers de universiteit, de zogenaamde eigen lek en de helft bestaat uit juristen die lt elders hun carrière hebben gevolgd op oudere leeftijd dingen naar een itie in de rechterlijke macht", it is een enorme afwijking van het tenland om ons heen. Op het Europese teland bestaat bijna de hele rechterlijke cht uit eigen kweek. Wij hebben dat lit zo gewild. We halen die 50-50 verhou- g niet helemaal omdat het aanbod van lenstaanders geringer is. Van de hon- d die de magistratuur binnenkomen er zestig „eigenkweekmensen". ik nou naar de eigeh kweek kijk, dan dat jonge mensen die er de voorkeur hebben gegeven om rechten te stude- In de tweede plaats mensen die zich ngetrokken voelen tot de rechterlijke icht. Als derde selectie werkt dat die lui niet helemaal „nonsensicaal" ge- erd hebben, ze moeten er geen twaalf a over gedaan hebben. Het gaat niet lifCiom gemotiveerdheid, maar ook om sbsamheid. Is het een zesje of is het tien. Wij wensen niet uitsluitend tienen i lebben, maar je moet er natuurlijk wel >r hoeden dat het uitsluitend zessen zijn. t gaat dus ook om intellectuele capaci- en. Een evenredige weergave in de hterlijke macht van de verschillende igen, klassen en standen is volstrekt mogelijk en dat wenst ook niemand. Wat n wel wenst is dat de man uit de .nette" ïilie of de man met geld niet een voor- ong heeft op de man van eenvoudige komaf, of zonder geld. Ik geloof dat de selectie daar aan voldoet". „In onze democratie wordt het recht ge maakt door de wetgever op het Binnenhof, en niet door de rechter. De rechter heeft tot taak het daar vastgestelde geldende recht te verwerkelijken. Hij zit in dienst baarheid aan de wet te kijken: wat heeft de wetgever in zijn waardesysteem neerge legd over deze zaak? Daarbij is het niet interessant of wij rechters dat waardesys teem dekken of niet, dat is volstrekt irrele vant Een belangrijke taak van de oplei ding van jonge mensen bij de rechterlijke macht moet dus zijn dat hun duidelijk wordt gemaakt dat, als ze opstandige men sen zijn en het recht willen veranderen, dat ze dan niet bij ons moeten komen. Dan moeten ze politicus worden. We hebben politici nodig en we hebben goede politici nodig. Ik zou wat meer juristen bij de politici willen hebben dan er op het ogenblik bij zitten. Er zijn er veel minder dan vroeger. De hele revolutie van 1848 zou niet tot stand zijn gekomen met de huidige Kamer. Dat lukt niet meer. Wat er aan juristen in de Kamer zit zijn geen juristen, dat zijn meesters in de rech ten. Er zijn veel mensen die rechten stude ren en meester in de rechten worden maar nooit jurist". „Men zegt dat het invoeren van het blaas pijpje als controle op het rijden onder Professor Ch. J. Enschede: niet rechts invloed maar tijdelijk afschrikwekkend heeft gewerkt En hóe komt dat? Ik denk omdat er voor het rijden onder invloed geen gevangenisstraffen worden opgelegd. Er worden geldboeten opgelegd. Er is so ciaal onderzoek gedaan, dat tot de slotsom kwam dat de gevangenisstraf geen invloed had op het rijden onder drankinvloed. Maar men heeft daarbij automobilisten ondervraagd en niet hun vrouwen, verloof den, moeders of kinderen. Die bepalen een goed stuk van het drinkgedrag van de automobilist. Als men mij als automobilist zou vragen of ik van de angst voor gevan genisstraf de borrel zou laten staan, dan zou ik me, denk ik, tegenover de enqueteur niet willen laten kennen. Bang? Natuurlijk niet! Verkeersgedrag wordt mede bepaald door wat je van anderen hoort Stel, ik heb fout geparkeerd op een plaats waar ik volgens mij met die auto niemand in de weg stond, maar ik krijg toch een bon. Morrend betaal ik die bon. Ik vertel dat de volgende dag aan Jan en alleman, over de rottigheid van die politieman. De ande ren lachen met mij mee en schudden het hoofd met mij 'mee. Maar tien dagen lang parkeren ze niet waar ze niet mogen parke ren. En op de elfde dag zijn er een paar die het weer gaan doen. Zo werkt dat". „In elk strafrechtelijk systeem heb je'éen straf tenminste nodig die niet overgedra gen kan worden op een ander. De geldboe- maar wetgever maakt het recht. te kan praktisch altijd worden overgedra gen. Nou moet u mij eens een straf aan de hand doen die niet kan worden overge dragen op een ander en die niet de gevan genisstraf is. Dan komt u bij de strop of de zweep terecht, of het brandmerk. De gevangenisstraf is daarvoor een alterna tief. Je kunt die niet helemaal afschaffen, dan blijven er alleen overdraagbare straf fen over. Dan heffen we de gevangenissen op en dan ontdekken we dat het niet gaat en dan zegt het Openbaar Ministerie: „We hebben de cellen niet beschikbaar, het spijt me wel". Wij hebben het kleinste gevange niswezen van West Europa per duizend inwoners. Zweden volgt op ons, acht mil joen inwoners met ongeveer 5.000 plaatsen. Wij hebben bijna veertien miljoen inwo ners met nog geen 3000 plaatsen". „Gevangenisstraffen hebben geen nut voor de gevangenen. Je moet zo min mogelijk mensen in de gevangenis stoppen. En als je ze er in stopt moet je ze er zo kort mogelijk in stoppen. Wij hebben allemaal schuldgevoelens met betrekking tot het een ander aandoen van leed ook als dat ge rechtvaardigd zou zijn. En daarom vinden wij dat de gevangenis nut moet hebben. Daarom zeggen wij dat tijdens die straf de gevangene verbeterd moet worden, er moet wat aan hem gedaan worden. Maar iedere pedagoog zal je leren dat het non sens is om te straffen en binnen het kader van de straf te behandelen. Zinvol is om te behandelen en in het kader van de behandeling ook te straffen. Niet met het oog op de gevangene maar in het kader van de generale preventie kunnen we de gevangenisstraf niet missen". „Dat de drie van Breda nog steeds gevan gen zitten is een heel ernstig schandaal. En bovendien een voortzetting van een hele sociaal-psychologisch zieke sfeer, waarin nog de bloemen van een concentra tiekampsyndroom en dergelijke bloeien. Dit gezwel moet worden uitgesneden. Waar is de minister die zo ver is om daar zijn politiek lot aan te verbinden? De drie van Breda zouden in het kader van het gratie beleid vóór 1960 in vrijheid gesteld zijn geweest. En alleen omdat de Duitste Bondsrepubliek in het begin van de jaren vijftig begon haar eigen oorlogsmisdadi gers te berechten, ontstond in Nederland een hernieuwde belangstelling voor wat Nederland met de Duitse oorlogsmisdadi gers moest doen". „Als ik goed ben ingelicht hebben we een lijst van ongeveer 1300 mensen zoals Men- ten. Het feit dat een man als Menten op deze manier aan de oppervlakte komt, daar is niets op af te dingen. Maar het is voor de Nederlansse volksgezondheid wel uitermate verdrietig dat we in 1977 en 1978 nog zo'n deel van onze aandacht en emo ties aan zoiets gaan besteden. Je kunt er net zo goed als aan elke andere zaak rechterlijke aandacht aan besteden, juist omdat onze rechters professionele rechters zijn. De strafmaat is natuurlijk een uiter mate moeilijk probleem als het ooit tot een straf iii deze zaak komt Vooral omdat de strafmaatpolitiek, ook van de regering, in de loop van de jaren aanzienlijk verscho ven is". „Rechtspleging en de publieke opinie. Je hebt die reeksen controversiële materie: de weggelopen minderjarigen, de nog steeds op zondag gesloten zwembaden, de naturis ten die op publieke stranden naakt gaan lopen tussen andere mensen. Het gaat hier om Veranderende Rechtsopvattingen. Ik zou graag willen dat men begreep dat, als de Hoge Raad z^gt „die zwembaden blijven op zondag dient" of „die welzijnswerker mag dat kind niet aan de nasporing van de politie onttrekken", dat dat niet wil zeggen „Dat zwembad blijkt lekker dicht, die vent mag daar lekker niet naakt lo pen". „De Hoge Raad heeft het geldende recht toe te passen en anders niet. Een lid van de Hoge Raad kan individueel, als kiezer, heel anders denken over de zaak dan in het arrest wordt uitgemaakt, dat hij als rechter ondertekent. Veel tot de rechter gerichte kritiek is aan het verkeerde adres.» Men moet niet op het Plein zijn maar op het Binnenhof, bij de wetgever".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 7