Ad van Ommen leidde luchtvloot in film „Een brug te ver" - Op woensdag 15 juni zal Joseph E. Levine's miljoenenproduktie „Een brug te ver" in New York zijn wereldpremière beleven. Een week later heeft in het Amsterdamse City theater de Europese première plaats in aanwezigheid van koningin Julia na, prins Bernhard, prinses Beatrix, prins Claus, prinses Margriet en mr. Pieter van Vollenhove. Producent Levine en regisseur Richard Attenborough zullen ook bij deze Europese première aanwezig zijn en men verwacht dat zij enkele sterren uit de film zullen meenemen. Peter Faber is er in ieder geval. Daags tevoren, op de 21e, vindt in Deventer een strikt besloten voorvertoning plaats voor de plaatselijke medewerkers aan de film. Donderdag 23 juni gaat „Een brug te ver" in 31 theaters in Nederland in roulatie. Voor Den Haag zijn dat Asta en Odeon 1. In Leiden komt de film in Trianon. De heer Ad van Ommen bewoont met zijn zeven-koppig gezin een optrekje in Alphen aan den Rijn van een type, waarin de Nederlandse woningbouwverenigingen nimmer hebben voorzien. En daarom wekt het verwondering, dat hij zijn gast bij de voordeur welkom heet met de woorden: „Ik stel voor, dat we maar even aan de rand van het zwembad gaan zitten". Ach ter de vitrage baadt zijn woonkamer in weldadig gespreid strijkdicht, mij dunkt een entourage, waarmee een interviewer vrede mee kan hebben. Nochtans dient de wens van de gastheer om uit te wijken naar de gemeentelijke badinrichting gerespecteerd te worden. Waarschijnlijk is de heer Van Ommen coach van de plaatselijke zwemclub en wenst hij als het even kan het nuttige met het aangename te combineren. Terwijl hij ons straks informeert over zijn aandeel in de monsterfilm „Een brug te ver" krijgt hij zo ook de gelegenheid om de slordige rugslag van zijn pupillen te corrigeren. Geen man voor half werk, die Van Om men. Zo ziet hij er trouwens ook uit Weinig woorden, krachtig kaakwerk en een veerkrachtige looppas, die in hem een be zeten wandelaar doet vermoeden. Ook dat laatste klopt. Over enkele minuten zal hij onthullen, dat hij al 80.000 strekkende kilo meters marathon in die onnavolgbaar schokschouderende stijl onder de voetzo len heeft weggestampt Dat komt neer op tweemaal rond de wereld, heeft hij zich laten vertellen. Hij vindt het een prima gedachte. In 1972 heeft hij tevens de Olympische prestatie van Diomedes geëvenaard. Deze Griekse lange-afstandloper repte zich in het jaar 490 vóór Christus na beëindiging van de Perzisch-Griekse oorlog door de bergen terug naar Athene, wankelde de trappen van de Akropolis op, riep boven gekomen „Agora" en viel vervolgens dood neer. Van Ommen klaarde het karwei in drie uur en 49 minuten en bracht het er levend af. „Door die voortdurende belas ting van mijn vóórvoeten verspeelde ik alleen wat nagels van mijn tenen. Ik was toen net 45 geworden. Kort dag dus om zo'n klusje op te knappen." Het zwembad, dat hij zoéven als plaats van samenkomst voorstelde blijkt overigens niet aan de gemeente Alphen aan den Rijn toe te behoren, maar ligt in zijn achtertuin. Het is een kloek bouwwerk, dat onder zijn dak een zeventien meter bad, één bar en een zithoek met afgedankte vliegtuig- stoelen verenigt. Van Ommen heeft die privé-poel oorspronkelijk laten bouwen voor één van zijn zonen, in wie volgens hem een zwemkampioen van enig formaat school. De jongen heeft drie keer een baantje getrokken en hield het daarna voor gezien. Sindsdien is Van Ommen het enige gezinslid, dat 's morgens een verfris sende duik neemt alvorens per trein af te reizen naar zijn directeursstoel in het Rot terdamse Ahoy'-complex. Aan die gebeitelde functie op het vasteland van Europa moest Van Ommen als vroeg tijdig afgezwaaide piloot van de KLM wel even wennen. „Ja, wat wil je. Op de bok van een kist ben je je eigen baas, daar is de hele wereld van jou. Dat gevoel „ik ben een vrije vogel" werkt ontzettend bev rijdend. Ik ben in 1949 begonnen op een C-3, de beroemde Dakota. Het allerbeste toestel, dat ooit gebouwd is. Een werkezel, door en door betrouwbaar, een gouden kist. Gek, ik heb inderdaad altijd een toekomst in de lucht gezocht. Ik speelde als kind het liefst met vliegers, daarna kwamen de (zweefvliegtuigjes, met en zonder meter. Ik vond het allemaal prachtig. En ik ben er nog gek van. Daarom doe ik nou ook weer mee aan die krankzinnige wedstrijd „Vlieg er eens uit" van de Tros. Ik zat twee jaar geleden naar een televisieuitzending te kij ken en dacht: „Dat kun jij beter bijter Ad, dat gestumper is voor verbetering vat baar". Ik ben nu eenmaal een driftige doener. Ik houd van de uitdaging. Toen ze vroegen of ik coach wilde worden van de Zeskamp-ploeg van Alphen aan den Rijn heb ik ook die job alleen geaccepteerd op voorwaarde, dat we er bloedserieus tegenaan zouden gaan. „Als het jullie al- „Als ik straks die film bekijk mag ik blij zijn, als ik mijn hand terugzie" leen om een oubollig televisiespelletje be gonnen is zoek je maar een ander," heb ik gezegd. Dat is niks voor mij. Ik ben een perfectionist. Ik wil in zo'n Zeskamp en Spel zonder Grenzen winnen. En daarvoor móet getraind worden, daarom beul ik mijn mensen af. Wat zullen we nou krijgen. Kampioen moesten ze worden. Ik zat niet voor niks tijdens mijn vliegstop in New York in mijn hotelkamer met dienblaadjes de opdrachten uit te proberen. Vorig jaar heb ik aan dat TROS-program- ma meegedaan met een toestel, dat de avond tevoren pas klaar was gekomen. Ik kon dus niet oefenen en wist niet, waar het zwaartepunt lag. Ik heb precies twee seconden in de lucht gehangen, toen stortte ik als een raket ter aarde. Dit jaar probeer ik het weer, maar nu heb ik me beter voorbereid. Ik heb tekeningen uit Delft te pakken gekregen, waarop tot nog toe een Nasa-geheim rustte en aan de hand daarvan heb ik een originele Delta vleugel vergroot tot 22 vierkante meter. Dat is allemaal wetenschappelijk gebeurd. En met dat gevaarte hoop ik straks in Enkhuizen wat beter voor de dag te komen dan in 1976. De enige handicap die blijft is het feit, dat ik enorme hoogtevrees heb. Zolang ik geen contact met de aarde heb is er niks aan de hand. Maar toen ik vorig jaar boven op die springschans stond en naar beneden keek draaide mijn hart in mijn lijf om. Datzelfde heb ik ook als ik over een brugleuning kijk. Dan moet ik me Dit is het sprotje avonturiers, waarmee formatieleider Ad van Ommen zijn aandeel leverde aan de luchtlandingsoperatie in de 70-miljoen-film „Een brug te ver'. ook stevig vasthouden om er niet overheen te springen. Ik had bij de KLM nog zes jaar kunnen volmaken. Ik ben nu 50 en dat is nog niet de uiterste leeftijd voor een verkeersvlie ger. Maar wat krijg je dan? Dat je lang zaam maar oh zo zeker naar dat einde sukkelt. Ik heb het vaak meegemaakt met collega's. Als ze terugkwamen van hun laatste vlucht dronken we een glas cham pagne op een uitgestorven Schiphol. En dat was dan dat. Zulke begrafenisplechtig heden vonden altijd 's morgens in alle vroegte plaats, zes uur, half zeven. Op mij maakten ze altijd een zeer trieste indruk. Ik dacht daarom: misschien kan ik toch beter wat eerder opstappen. Dan heb ik misschien nog een kansje om wat aardigs te beginnen. Ik heb gelukkig tijdens mijn jaren in Curasao wat aan economie ge daan. Ik was dus niet helemaal bedrijfs blind geworden. Maar dan nog blijft zo'n overstap een levensgrote beslissing. Je bent namelijk verwend door al die vrijheid, die ongebon denheid. Je kunt er moeilijk meer buiten. Als je op de bok van een DC10 zit en de aarde onder je ziet de zeeën, woestijnen heb je een geluksgevoel, dat door niks te vervangen is. Aan de andere kant heb je ook het punt van de gewenning. Je kent na dertig jaar elke bobbel in de landings baan van Trinidad. „Ja hoor, daar heb je die bobbel weer", denk je, „die zat er 25 jaar geleden ook al". Je ligt in jé hotelka mer in Lima en ziet dezelfde barsten in het plafond als in 1950. Je hebt het alle maal gezien, allemaal meegemaakt. Er wachten bijna geen verrassingen meer. Je bent voorzitter van de Vereniging van Ne derlandse Verkeersvliegers geweest, je hebt in alle toestellen gevlogen tot DC-10 DC 10 toe. En dan komt er een moment, dat je denkt: vliegtechnisch heb ik niks meer te verwachten, hoe vaak moet ik die bobbel in Trinidad en die barst in Lima nou nog zien?" Uitgerekend in diezelfde tijd werd ik ge polst voor de functie van voetbalmanager. Ajax en Sparta hadden belangstelling en ook het Nederlands elftal is nog even ter sprake gekomen. En recentelijk was ik weer met Feyenoord in onderhandeling. Op dat moment kreeg ik die job bij Ahoy' aangeboden. Ik dacht: „Een grote zaak. Veel te doen. Veel afwisseling. Het is het proheren waard". Ik ben wel in een grote directiekamer gaan zitten met veel ramen, zodat ik tenminste het idee blijf houden, dat ik plenty ruimte om me heen heb." Het postduiveninstinct, dat hem als ver keersvlieger door mistbanken loodste en bij slecht zicht feilloos de juiste richting wees hielp Van Ommen in februari 1976 ook op het spoor van de film „Een brug te ver." „Ik was op weg naar mijn moeder in Twente en reed op*een gegeven moment langs Deventer. „Toch effe kijken, hoe ze dat lappen met die décors," dacht ik. Ik kwam in een hal terecht en raakte aan de praat met een art-director, die me breeduit informeerde over de problemen, die hij had met het vinden van Dakota's en vlie gers. „Ik weet er alles van", zei ik, „ik heb zelf ook 4000 uur óp zo'n kist gezeten". Hij schreef mijn adres op en een maand later had ik een brief in de bus van de groepsleider. Of ik trek had om mee te doen. Ze waren van plan om 11 Dakota's te kopen en één daarvan zou bemand worden door Nederlandse vliegers. De kist, die ze uiteindelijk voor mij in Djiboeti op de kop tikten zat van onder tot boven onder het woestijnzand en van de instru menten werkte er maar verrekte weinig. De rest van de kisten kwam uit Scandina vië en Portugal. Allemaal hoogbejaarde exemplaren, die er tienduizenden vlieguren op hadden zitten. Eind augustus vorig jaar hebben we voor het eerst op Deelen geoefend. Drie starts, drie landingen. De meeste figuranten die de blokken voor de wielen moesten weg trekken hadden nooit eerder op een vlieg veld gewerkt Mijn radio was stuk en één van de motoren vertikte het opeens. Maar toch had ik na de tweede keer alweer het gevoel, dat ik nooit uit die cockpit was weggeweest. Ik herkende alles, de ver trouwde geluiden, het kraken en piepen, de gekke fratsen bijhet optrekken en da len. Het is net of je weer op je ouwe fiets zit. „Kom Ad", dacht ik, „het wordt tijd voor een gave driepuntslanding." Met ons sprotje bijeengeraapte avonturiers hebben we daarna de hele maand septem ber formatie gevlogen. De meesten hadden in de oorlog op een DC-3 gezeten; allemaal jongens, die je niks over die kist hoefde te vertellen. Er zat er ook één bij, die de legendarische Christchurchrace van Lon den naar Mlebourne heeft gewonnen. Kun je je voorstellen, hoe zo'n zooitje functio neert in een chaotisch filmkamp op de hei. Na een paar dagen bombardeerden ze me ook nog tot formatieleider van die armada. Ik vloog dus vanaf dat moment aan het hoofd van de troepen, van die elf kisten, waar je bijna uittrilde en waarin je je met geen mogelijkheid verstaanbaar kon ma ken. Je converseerde met je vingers en bad ondertussen, dat er buiten je radio en je hoogteroer deze keer niks meer kapot zou gaan. Het doel van elke reis was het Speulder- veld bij Vierhouten. De enige hei, die groot genoeg was om een luchtlanding van para chutisten een beetje levensecht op de film te krijgen. We vlogen op een hoogte van zo'n 250 meter en gingen bij Otterloo lang zaam naar beneden. Vandaar was het nog een paar minuten naar het baken, waar het licht voor de parachutisten op groen sprong. Je voelde het aan je kist, als zo'n sprotje er uitsprong. Dan werd de lucht stroom om het toestel verstoord en leek het, of je plat op je bek ging. We hebben datzelfde rondje misschien zo'h dertig, veertig keer gemaakt. Om de tien seconden startte er een Dakota en dan vlogen we met zijn elven naar het Speul- derveld om het zaakje af te gooien. Daar zorgden ze met spiegels, dat die elf uiteind elijk op het bioscoopscherm verschijnen als een ongelooflijke luchtvloot van hon derden toestellen, waaruit duizenden men sen springen. Dat kun je rustig aan die filmjongens overlaten. Die liegen de hele wereld bij elkaar. Tussen die bedrijven door ben ik ook nog met mijn Dakota voor één dag verhuurd aan de produktie van „Een soldaat van Oranje." Dat hoorde ik, toen ik terugkwam van een KLM-vlucht uit Karachi. Of ik maar onmiddellijk door wilde gaan naar Gilze-Rijen om de aankomst van koningin Wilhelmina op vaderlandse bodem luister bij te zetten, 's Avonds heb ik de kist met veel moeite aan de praat kunnen krijgen, want hij had zes weken stil gestaan en er deugde niks meer van. De radio was weer eens kapot en een landingslicht had de strijd op'gegeven. Toen ik woensdagmor gen weg wilde vliegen hing er ook nog een dichte mist, waardoor het zicht slecht was. Ik heb het er toch maar op gewaagd, want de jongens van Rob Houwer konden niet vooruit Toen ik op Gilze-Rijen landde werd ik verwelkomd, alsof ik zojuist de Christ-church-race had gewonnen. Daarmee was de ellende overigens nog niet achter de rug, want Andrea Domburg, die de rol van Willemien speelde struikelde bij het uitstappen keer op keer over d'r jurk en stortte ter aarde. Dan kon de aankomst van de koningin weer van voren hf aan beginnen. En ondertussen werd het starten steeds moeilijker, omdat het brandstof mengsel modder was geworden. En dan te bedenken, dat Rob Houwer zeker drie keer zo efficiënt werkte als meneer Levine. Bij „Een brug te ver" kostte een dagje vliegen tussen de 2 en 2 1/2 ton. Elke avond vloog één van ons in een Cessnaatje naar Londen om de opgeschoten films te laten ontwikkelen. Dat kon daar allemaal. Er werd op een onbegrijpelijke manier met geld gesmeten en het is dan ook niet verwonderlijk, dat die film uiteindelijk 70 miljoen gulden heeft gekost. Daar zijn die 5 miljoen van de Soldaat van Oranje maar kinderspel bij. En als ik straks die film bekijk mag ik blij zijn, als onze hele luchtoperatie tien minuten van de hele film in beslag neemt. Misschien ziet het publiek alleen mijn hand uit een cockpitraampje. God mag het we ten. Maar ik heb wel twee maanden in een compleet uniform rondgelopen." LEO THURING

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 15