Een
zoon
ten
afscheid
gaat
te ver
de laatste der Grote mannen
NA
TWEE
WEKEN
CHINA
grauw is het bepaald niet. Na een paar dagen al,
wanneer je minder op dit vooroordeel gefixeerd
bent, zie je al heel duidelijk dat er wel degelijk
verschillen zijn, in twee opzichten.
Heel veel Chinezen, vooral de vrouwen spelen het
klaar de kleine varianten die in de kleding mogelijk
zijn zoveel mogelijk te benutten. Als het warmer
wordt en de jasjes uitgaan blijken vrouwen bijvoor
beeld over een niet geringe verscheidenheid aan
bloesjes te beschikken. Ook de haardracht (vlechtjes
voor ongetrouwde meisjes en kort haar voor de wat
oudere en de getrouwde vrouw) laat varianten toe.
In Shanghai bijvoorbeeld de meest „westerse"
van de steden die we bezocht hebben zagen we
zelfs loshangend haar en halve of opgestoken vlech
tjes.
Daarnaast is er wel degelijk verschil in kwaliteit
bij de kleding te ontdekken. Menig hoge ambtenaar
loopt er rond in een kostuum van onberispelijke
snit en zichtbaar dure stof, waarvan de prijs in de
buurt komt van wat de gemiddelde Chinese arbei
der in drie maanden verdient. China mag dan wel
een gelijkvormige maatschappij zijn, ook hier is de
een iets meer gelijk dan de ander.
Misschien hechten wij ook wel aanzienlijk meer
belang aan kleding dan de Chinees, die een zekere
uniformiteit niet ziet als een onderdrukking .van de
individualiteit. In Binnen-Mongolië, waar vooral de
meisjes in zeer kleurige gewaden gekleed gaan,
vroeg ik juffrouw Han of zij ook niet graag zo'n
prachtige jurk zou dragen. „Nee", zei ze, „want in
Peking zou iedereen me aanstaren". Een Chinees
voelt zich in de massa juist op zijn gemak, afwij
kend gedrag wordt niet op prijs gesteld. De westerse
bezoeker die zich hier, om zijn anti-bourgeoisiestel-
ling te demonstreren, in alternatieve uitmonstering
vertoont, wekt zichtbaar de lachlust op. De Chine
zen zeggen weliswaar dat ze informeel zijn, in feite
stellen ze het zeer op prijs wanneer de bezoeker
in kleding en uiterlijk niet opvalt.
Ook het beeld van de vervaarlijk revolutionaire
Chinese massa bedriegt. Ik heb geen betoging ge
zien, laat staan een massa die met Rode Boekjes
zwaait (In ons hotel in Peking, waar zeer veel
Chinese literatuur te koop was, bleek het „Rode
Boekje" van Mao niet eens meer voorradig). Dat
is wel eens anders geweest, maar aan die periode
denken de huidige Chinese leiders liever niet meer
terug. Vooral tijdens de „Grote Culturele Revolutie"
van de jaren zestig is er meer betoogd dan gewerkt,
maar dat is afgelopen. De kritiek op die periode
(Van onze speciale verslaggever Wim Teeuwen)
Het afscheidsfeest met onze Chinese gidsen in
Shanghai was even roerend als luidruchtig. De
flessen maotai, jonge jenever en bier hadden driftig
gecirculeerd en de vriendschappelijke betrekkin
gen tussen Nederland en China bereikten allengs
een intensiteit die zelfs het progressiefste Kamer
lid met enige zorg zou hebben vervuld. Onze
Chinese begeleiders glommen van trots en naarma
te zich ook bij hen het alcoholgebruik deed gevoe
len, vielen de barrières weg. Tot een van onze
collega's aan een reeds dagenlang onderdrukte
neiging wilde toegeven en de enige vrouwelijke
gids, de lieve „miss Han", een verdiende zoen wilde
geven. Haar smekend-afwerende „No please don't",
zei meer dan: dit is in China ongebruikelijk. Het
tekende ook de afstand die er, ondanks de uitste
kende verstandhouding die er tussen de Chinezen
en hun Nederlandse gasten gegroeid was, bleef en
blijven moest. Een ferme handdruk mag, een zoen
gaat te ver.
Waarschijnlijk zal iedere bezoeker, die niet bij
voorbaat geneigd is alles wat China te bieden heeft
öf te verwerpen öf te verheerlijken, met dit gevoel
afscheid nemen. China is hoezeer sommigen ook
het tegendeel willen bewijzen geen oord van
geestelijke en materiële ellende. Het is echter even
min een paradijs. Je drukt het de hand en wenst
het sterkte.
Terugkijken op ruim twee weken China kan natuur
lijk niet meer zijn dan rapporteren over een vluchti
ge indruk die je van dit immense land gekregen
hebt en dan nog slechts een indruk van datgene
wat ons getoond is. Maar zelfs als je consequent
een ruime „omrekeningsfactor" incalculeert (de fa
briek die we nu bezoeken is kennelijk een modelbe-
drijf, dus de andere zullen wel van mindere kwali
teit zijn), blijft er zeer veel positiefs over het China
van vandaag te melden.
Niemand komt China binnen zonder vooroordelen,
niemand verlaat dit land zonder de constatering dat
tenminste enkele daarvan zijn verdwenen. Zo'n
vooroordeel is bijvoorbeeld dat China bevolkt wordt
door een grauwe, in vormeloze unisexkleding (met
crisispetten) gestoken massa, die met Rode Boekjes
zwaaiend een permanente revolutie aan het uitvoe
ren is. Het tegendeel is waar. Natuurlijk is het
Chinese volk vrij uniform gekleed en is het ontbre
ken van kleding die het vrouwenlichaam wat meer
accentueert in mannenogen wat teleurstellend, maar
is niet mals, hoewel toch vaststaat en geen
Chinees ontkent het dat Mao Tse-toeng zelf de
Culturele Revolutie van harte aangemoedigd heeft.
Het China van nu maakt eerder een onverschillige
indruk. De voortdurende verzekeringen dat het in
China momenteel weer erg goed gaat, lijken te
verhullen dat het tegendeel het geval is.
Wie China voor het eerst bezoekt gaat er heen met
de gedachte in een mierenhoop terecht te komen:
meer dan 800 miljoen mensen, dat zal wel een
gedrang zijn. Dat valt wel mee. Met uitzondering
van Shanghai, dat zichtbaar overbevolkt is, maak
ten de steden die wij bezocht hebben geen overvolle
indruk. Daarbij moet men bedenken dat de Chinees
genoegen neemt met een betrekkelijk kleine woon
ruimte. Hij leeft met zijn gezin op een vloeropper
vlak dat niet groter is dan dat van onze woonkamer
plus keuken. Miljoenensteden zien er vanuit de lucht
dan ook vrij klein uit. Ook het vrijwel ontbreken
van gemotoriseerd verkeer met de daarbij behoren
de verkeersvoorzieningen spaart zeer veel ruimte
uit.
Van het Chinese platteland gaat zelfs een weldadige
rust uit. Dat is des te opmerkelijker omdat vrijwel
alle Chinese activiteit op dat platteland geconcen
treerd is. Dat is ook duidelijk te zien. Vrijwel elke
vierkante meter grond wordt benut, „natuurschoon"
is er nauwelijks. En toch is dit geheel door mensen
vervaardigde landschap van grote schoonheid. Hier
ontdek je hoe mooi een landschap kan zijn dat naar
menselijke maat aangelegd is, dat niet ontsierd
wordt door overbodige wegen, reclameborden, etc.
Alles getuigt hier van de grote eerbied die dit volk
heeft voor zijn „goede aarde".
Het gaat echter weer wat te ver daaruit de conclusie
te trekken dat de Chinezen het milieu zo voorbeel
dig beschermen. Het platteland ontleent zijn charme
aan de kleinschaligheid en het vrijwel ontbreken
van mechanische hulpmiddelen. De Chinezen wer
ken echter hard aan de mechanisatie van de land
bouw en het gevaar is niet denkbeeldig dat dit op
en duur het landschap minder idyllisch zal maken.
Op andere gebieden is de milieubewustheid van de
Chinezen ver te zoeken. Industriesteden onderschei
den zich nauwelijks van de onze en van bestrijding
van luchtverontreiniging is vaak nauwelijks iets te
Het Chinese landschap is vrijwel overwegend door de
mens gevormd. De foto toont de beroemde commune
van Tachai, waar de bewoners dit terrassenlandschap
hebben aangelegd.
msk. jfca*
merken. Rokende fabrieksschoorstenen zijn hier
nog een symbool van welvaart en arbeidzaamheid,
en als de stad Huhehot in Binnen-Mongolië prent
briefkaarten verstrekt waarin een beeld gegeven
wordt van de zegenrijke moderne tijd in dit afgele
gen deel van China, ontbreekt een foto van een
geducht rokend industriecomplex niet. De Chinezen
onderkennen dit probleem echter wel. Zo hebben
zij belangstelling getoond voor de Philips-appara-
tuur waarmee het koolgehalte in de lucht gemeten
wordt. Voor middelen om waterverontreiniging te
meten hebben zij nog geen belangstelling. Een
Nederlander die in China helpt bij de bouw van
kunstmestfabrieken zei dat alle afval van deze
bedrijven en dat is een gemeen goedje recht- I
streeks op de rivieren wordt geloosd.
Het vrijwel ontbreken van gemotoriseerd verkeer geeft ook miljoenensteden een opmerkelijke rust.
(Van onze correspondente Hella
Piek)
„Er is een oude grap dat de
wereld, net als vroeger Gallië,
verdeeld is in drieën: oost, west
en Joegoslavië". Dat schreef de
Engelse journalist Alexander
Werth in Belgrado in juli 1949.
Het was een jaar na Tito's breuk
met Moskou. „Kan Tito overle
ven?" was de kop van het arti
kel, en onder deze in de loop der
tijd zo vaak gebruikte kop vroeg
Werth zich af of „deze situatie
oneindig voort kon duren".
Werth was daar helemaal niet
zeker van. Joegoslavië zou wel
eens uiteen kunnen vallen, de
Russen zouden het land wel eens
binnen kunnen vallen, Tito zou
dood kunnen gaan, en er was
geen duidelijke opvolger en er
zou ruzie kunnen komen onder
de leiders.
Allemaal bekende vragen, des
tijds meer brandend dan vandaag
de dag, nu Tito, nog steeds stevig
in het zadel, zijn 85ste verjaardag
gevierd heeft. Maar zelfs in die
moeilijke tijd had Tito geweldig
veel vertrouwen in zichzelf. In
1950, toen hij alleen nog maar
premier was, vertelde hij in een
vraaggesprek: „Ik geloof niet dat
ik zo gemakkelijk dood zal gaan".
Maar zelfs als hij zou sterven, zei
Tito „dan nog zou er niets ver
keerd gaan in Joegoslavië". De
maarschalk benadrukte toen
en ongetwijfeld zou hij dat van
daag nog doen dat er geen
successierechten waren en dat er
duizenden bekwame leiders zijn.
„Ik heb het recht niet mijn opvol
ger te kiezen", zei Tito in 1950.
„Een man kan vandaag goed zijn,
maar morgen niet. Ik zou er aan
willen toevoegen dat mijn woord
niet de eeuwige waarheid is."
terugkwam bracht hij een grote
droom met zich mee. Hij wilde de
communistische revolutie bren
gen naar het pas gecreëerde ko
ninkrijk van Servië, Kroatië en
Slovenië. Later zou dat konin
krijk Joegoslavië genoemd wor
den en zich met onder andere
Macedonië ontwikkelen tot een
onafhankelijke communistische
federatie, bestaande uit zes repu
blieken en twee autonome provin
cies. Maar in 1921 was het nog
niet zo ver. De communistische
partij werd verboden en Josip
Broz werkte overdag als monteur
en uiteraard ondergronds
als revolutionair.
De officiële lezing van de Joego
slavische leiders is dat Tito's vast
beraden beslissing om zich onaf
hankelijk op te stellen van Mos
kou ontstond in 1920 na een ver
klaring van de Zagrebgroep van
de partij. Maar in datzelfde jaar
werd Tito gearresteerd. Zijn zes
jarige gevangenisstraf benutte hij
door te lezen en te leren. Na zijn
vrijlating dook hij onder en wist
hij naar Moskou 'uit te wijken
waar hij in de Komintern-organi
satie de aandacht trok van Stalin.
In 1937 beval Stalin dat het toen
malige hoofd van de Joegoslavi
sche partij moest worden neerge
schoten. Daarna werd Broz, of.
Tito zoals hij toen genoemd werd,
belast met het leiderschap.
Het is typerend voor hem dat Tito
besloot terug te gaan naar zijn
land om zelf weer de uiteengeval
len en vervolgde groepjes com
munisten te organiseren. Tito was
een moedig strijder en een uitste
kend organisator, en had een
goed oog voor de werkelijkheid.
De mensen werden hem snel
trouw. Hij zag kans een sfeer van
kameraadschap op te bouwen,
wat hem hielp om in de tweede
wereldoorlog niet alleen voor de
verdediging van zijn land te strij
den, maar tegelijkertijd de funda
menten voor een communistisch
Joegoslavië te leggen.
Tito was een controversieel fi
guur, vooral in de eerste jaren
van de oorlog. Maar uiteindelijk
kon zelfs Churchill overtuigd
worden om Tito in plaats van
Mihailovic te steunen. In 1945
kwam Tito als de grote Joegosla
vische leider uit de bus. Hij was
de enige verzetsleider die niet al
leen zijn moederland bevrijd had,
maar tevens een solide, onafhan
kelijke communistische basis ont
wikkeld had. Het was een wrede
oorlog geweest. Tito was in het
geheel niet meer bereid bevelen
van Moskou of wie dan ook te
aanvaarden.
Tussen Tito en Stalin was het al
tijdens de oorlog af en toe tot
uitbarstingen gekomen, die in de
drie jaar (1945-1948) dat Joegosla
vië in de Komintern, later Komin-
form, bleef steeds meer oplaai
den. Maar van de schermutselin
gen tussen Tito en Moskou weet
men veel minder dan van Tito's
herhaaldelijke aanvallen op de
Britten en de Fransen of zijn
toespraken voor de Italiaanse en
Franse communisten. Steeds
weer herhaalde hij dat Joegosla
vië het recht had haar eigen vorm
van communisme te ontwikkelen.
De breuk met Moskou kwam in
juni 1948 na een communiqué van
de Kominform waarin een woe
dende aanval op Tito gedaan
werd. Ogenschijnlijk ging de ru
zie over verschillen in doctrine.
Er werd gefluisterd dat Moskou
de industrialisatie van Joegosla
vië wilde tegengaan, om het land
afhankelijk te houden van Rus
land.
Maar het lijdt geen twijfel dat het
werkelijke meningsverschil was,
zoals Tito altijd gezegd heeft, dat
hij weigerde Moskou te aanvaar
den als het ideologische centrum
van de communistische beweging.
Tito was er van overtuigd dat
elke communistische partij vrij
moest zijn haar eigen beleid op
te stellen, en dat dit voor Joego
slavië betekende dat er een gede
centraliseerd systeem moest ko
men dat de grote verschillen tus
sen de verschillende nationalitei
ten van het land kon opvangen.
Tito heeft nooit een centimeter
van dit uitgangspunt willen wij
ken, en soms trad hij wreed op
tegen mensen die in zijn ogen
getracht hadden zijn doel te on
dermijnen: de eenheid en onaf
hankelijkheid van Joegoslavië.
Binnen die doelstellingen heeft
Tito wel geëxperimenteerd. Hier
en daar pastte hij het systeem
aan, door de ervaring wijs gewor
den. Tito bleek open te staan voor
vernieuwingen. Hij was de eerste
die een systeem doorvoerde van
werkelijke arbeidersdeelname.
„Zelfbeheer" betekent in Joego
slavië zowel decentralisatie als
machtsverdeling. Op papier lijkt
het allemaal verschrikkelijk inge
wikkeld en er zit ook veel werk
aan vast, maar niettemin worden
mensen nu op alle niveaus nauw
betrokken bij het nemen van alle
beslissingen. De Joegoslavische li
ga van communistische partijen
houdt wel nauw toezicht op ge
voelige zaken. Maar de Joegosla-
ven brengen naar voren dat door
het decentralisatiesysteem binnen
de partij een grote mate van dis
cussie verzekerd is.
Om de veiligheid van het land te
verzekeren heeft Tito een „zelf
verdedigingsmacht" ingevoerd
die, weet men hier te vertellen.
binnen een paar uur het hele land
kan mobiliseren een prima af
schrikmiddel voor elke eventuele
invasiemacht. De Joegoslaven
zeggen dat, alle andere factoren
daargelaten, de Sowjet-Unie nooit
hun land zou kunnen aandoen
wat het in Tsjechoslowakije in
1968 aan heeft gedaan.
Joegoslavië hoopt dus dat er een
wereldsituatie zou ontstaan waar
bij landen zich onafhankelijk
konden opstellen van de grote
machtsblokken en toch een radi
cale politiek kunnen voeren, in
plaats van neutraal te blijven op
het internationale toneel. Om die
hoop eeh beetje werkelijkheid te
maken richtte Tito samen met
Nehroe en Nasser in 1961 de be
weging van met-gebonden landen
op. Veel van de oorspronkelijke
staatshoofden zijn nu dood, en
hoewel de beweging nog wel be
staat, heeft zij een nogal onduide
lijke geschiedenis en een even
onduidelijke invloed.
Maar Tito blijft onvermoeibaar
de „ongebondenheid" van landert
'aanhangen, en hij hoopt nog
steeds dat hij de Derde Wereld en
misschien de Eurocommunisten
achter zich kan brengen. Hij is
nog steeds overtuigd dat een
bondgenootschap van deze niet-
gebonden landen de invloed van
de grote machtsblokken kan
doorbreken. Of Tito's droom ooit
werkelijkheid zal worden is ui
terst twijfelachtig.
Maar op zijn minst kon Tito op
zijn 85ste verjaardag (die hij vori
ge week vierde) tevreden zijn met
de zekerheid dat hij veel gedaan
heeft de wereld ervan te overtui
gen dat zijn droom geen nutteloze
droom is en dat Joegoslavië zal
voortbestaan.
(Copyright The Guardian)
Niettemin is Tito een van de wei
nige echt „grote mannen" van
deze tijd. En ondanks zijn hoge
leeftijd is hij geestelijk en licha
melijk nog steeds oersterk, en in
tegenstelling tot vele andere com
munistische leiders lijkt hij niet
op iemand die op het punt staat
naar een tehuis voor ouden van'
dagen te verdwijnen.
Tito's lange leven is altijd woelig
geweest. Hij werd geboren als
Josip Broz, het achtste kind van
een Kroatisch boerengezin. Na
hem zouden er nog 7 kinderen
komen. Josip onderscheidde zich
al snel door zijn opstandige geest
en zijn intelligentie, op zijn acht
tiende verruilde Josip het arme
boerendorpsleven voor het vuile
industriebestaan. Tito was 21
toen, met de moord op aartsher
tog Frans-Ferdinand in Serajewo,.
de eerste wereldoorlog losbarstte.
Hij ging in het leger, werd naar
het oostfront gezonden, waar hij
gevangen genomen werd door de
Russen. Bij het begin van de re
volutie was Josip Broz in Rus
land.
Hij werd al gauw communist
Toen hij in 1920 in zijn eigen land