Het rijk alleen op veluwtje van mollig gras natuur sprakeloos van zichzelf HEERSERES VAN HOGE VELUWE VOND DE MENS STOREND ELEMENT IN DE NATUUR Nederland zit echt niet meer zo dik in zijn bossen: voor dertien miljoen vaderlanders staan momenteel 26.000 hectaren ter be schikking en dat is per stug hoofd van de bevolking en zijn aanhang een broddel lap van vijftien bij vijftien meter. Met deze vijfers in de ransel zou de stedeling gemakkelijk kunnen denken, dat het niet eens meer de moeite loont om de natuur op te zoeken, want mensen vindt hij im mers ook voldoende in zijn randstadreser vaat, waar bij zich manmoedig een weg baant door benzinedampen en compacte menigten. Vergis u echter niet, want wie in deze lentedagen de steven van zijn welvaarts- blik v/endt naar de Hoge Veluwe heeft dat grandioze rijk praktisch alleen. Uren kan hij ronddwalen zonder één rustzoekende medemens in zijn vizier te krijgen, uren kan hij zo de illusie koesteren, dat hij alleen op de wereld is. Waar al die anderen zijn is een raadsel. dat men deemoedig heeft te aanvaarden. In elk geval hebben ze niet, zoals U de moeite genomen om het murwgebeukte hoofd ter ruste te leggen op een Veluwtje van mollig mos en een kussentje van va- Het klinkt onbegrijpelijk, maar het is de waarheid: het bezoek aan het Nationaal Park De Hoge Veluwe is nog steeds niet om over naar huis te schrijven. Op een stralende lentedag komen slechts enkele duizenden mensen door één van de vier toegangshekken, want neerkomt op één bezoeker per hectare. In feite heeft de wandelaar of fietser echter veel meer van de 5400 beschikbare hectaren van het park tot zijn beschikking, want het kuddedier mens kruipt het liefst zo dicht mogelijk bij elkaar en schuwt het avontuur, dat achter de bosrand voor het grijpen ligt. Met busla dingen tegelijk worden ze gedropt bij het restaurant „De Koperen Kop" bij het mas sieve Sint Hubertus-slot en bij het'Kroller- Müller-museum. De rest is rust. De rest is silence. En toch heeft de Hoge Veluwe de recreërende vaderlander een hoop te bie den: bij De Koperen Kop staan 150 witte fietsen gratis ter beschikking van de bezoe kers. Op deze ranke gazelles kan men 42 kilometer over fietspaden gaan, die voeren door de mooiste gedeelten van het park. Dan is er het bezoekerscentrum De Aan schouw, dat met de modernste audiovisue le middelen voorlichting geeft over flora en fauna. Daarachter ligt het unieke obser- vatiebos, waar het park zijn schatten op overzichtelijke miniatuurvorm tentoonstelt Men vindt er een zandverstuiving, een bijenstal, een bloemenberg, heidemoeras, mierenheuvel, bosweide, fazantenschuur, een vliegdennenbos en een vogelbadhuis, waar men vanuit een schuilhut de vogels kan observeren. Dan is er de wildkansel, die plaats biedt aan ongeveer vijftig bezoe kers. Het bouwwerk, dat in een rustgebied staat, biedt een prachtig uitzicht op de voederplaats voor edelherten en moefflons. Gedurende het grootste deel van het jaar wordt het wild hier bijgevoederd. De kans op het zien van wild (fototoestel en verre kijker niet vergeten) is het grootst in de periode van begin januari tot eind juli, na 'drie uur 's middags. En dan natuurlijk het wereldberoemde Kröller-Müller-museum met 274 werken van de gekwelde meester-schilder Vincent van Gogh en vele andere kunstwerken uit de verzameling van mevrouw Muller, waaronder een groot aantal Mondriaans en Picasso's. Grenzend aan het museum, dat in juni zijn majesteitelijke nieuwbouw in gebruik neemt, ligt het beeldenpark, een groene lusthof, waar de natuur versterking heeft gekregen van tientallen kunstwerken. Daaronder de Jardin d'émail van Dubuf- fet, een uit beton gegoten golvende droom, wit geschilderd en met zwarte lijnen door sneden. Hoenderloo en de Hoge Velu we vormen een Siamese twee ling, die constant bedekt zijn met een dikke laag bruin bla derdeeg. Het dorp zelf stelt weinig voor: wat straten, die tegen het groen optornen en in de huizen een stille ge meenschap, die door de bo men alsmaar het bos blijft zien. Het Spelderholt, de Schenkelhui, Het Leesten en het Lierderwoud. Het zijn nu vluchtplaatsen voor dolge draaide randstadkinderen, die de overdrijvende wolkenvel den turven en luisteren naar het zoemen van de trans is-tor. Het enige insect, dat een Ne derlander nog bij naam kent In dit gebied vol grillige zand verstuivingen, lappen einde loos naaldhout, heidevlakten en hectaren vol onbuigzaam buntgras kocht Anton Kröller in de crisisjaren een jachtter rein van 6000 bunders, die hij door een dorpssmid liet om rasteren. De weg van Otterloo naar Hoenderloo had hij tevo ren door zijn personeel laten afsluiten en als schadeloosstel ling bood hij het rijk een nieu we asfaltbaan rondom zijn pri vé-tuin aan. Kröller was een vermogend en machtig han delsheer uit Rotterdam, eige naar van een handvol mijnen en een scheepvaartlijn, die hij genoemd had naar zijn voor vaderen, de Batavieren. Zijn vrouw was een meisje Muller, een uitzonderlijk ei genzinnig dametje van Duitse komaf, dat in kunst grossier de. Om haar uitdijende verza meling een passend onderdak te geven ontbood ze de archi tect Behrens uit Berlijn. Beh- rens, een gedegen Heimat- kneuter, ging onvervaard aan de slag, maar toen hij zijn ontwerp gereed had aarzelde de opdrachtgeefster. Om ver volgens aan alle onzekerheid een einde te maken liet Anton het ontwerp op ware grootte uit hout en zeildoek optrekken en in de vereiste kleuren schil deren. Het gevaarte werd op rails gezet en elke dag door een groep landarbeiders ver der het park ingeduwd, me vrouw was het er namelijk ook niet over eens, wat nu de beste plek was voor haar kunstschatten. Na enkele we ken keurde mevrouw de plan nen walgend af en nam zij Mies van der Rohe in de arm, die op haar- beurt een bordkar tonnen gebouw op ware groot te liet optrekken. Ook dit ont werp kon na enig familiebe- raad de goedkeuring niet weg dragen. Optrekje Toen kwam bouwmeester Ber- lage op de proppen. Hij kroop welgemoed achter zijn teken tafel en had na zes jaar een optrekje rond, waarin de le gende van Sint Hubertus tot in alle details verwerkt was. Het gewei met het lichtend kruis daartussen bepaalde niet al leen de vorm van het slot, maar werd ook verwerkt in de aankleding van het meubilair, het houtsnijwerk en het lin nengoed. Berlage tekende ook voor bijgebouwen, waarvan de stallen wél centraal verwarmd waren, de vertrekken van de bedienden echter niet. Dit op uitdrukkelijk bevel van Hele na Emma Laura Juliana Mul ler, die de mens een storende ontsiering van de natuur vond. Als zij door het park reed moesten dan ook de arbeiders bij haar nadering onverwijld in het hakhout verdwijnen en daar wachten, totdat zij uit het gezicht verdwenen was. Ook fietsen duldde ze niet op haar landgoed en daarom moest de kruidenier zijn bestelling te voet vanaf de poort naar het landgoed zeulen. Toen hij tij dens zo'n tocht een opgewekte trekkersdeun floot kwam de rentmeester hem achterop om hem te vertellen, dat mevrouw het fluiten in bos en beemd ten strengste verbood. Grillen en grappen Een merkwaardige lady der halve. Een vrouw, die de kunst aanbad en tegelijk het dorp Hoenderloo terroriseerde met haar grillen en grappen. Toen de plaatselijke grutter op een dag in zijn auto naar het Hu- bertusslot reed doemde recht vóór hem plotseling de auto van mevrouw op. Verlamd van schrik gaf hij een ruk aan het styur en stoof hij de struiken in. Even later hoorde hij haar stem: „Kruidenier, wat doet U daar?" Met gebogen hoofdzei hij: „Ik maak de weg voor u vrij, me vrouw". „Dat is niet meer dan nor maal", gaf ze toe, „maar dat u daarbij één van mijn boompjes omver hebt gereden is heel erg. Be moet u daarvoor straffen. U mag een maand lang niet aan ons leveren". Vol berusting Op 14 december 1938 stierf deze heerseres van Hoender loo en werd haar broze li chaam, versierd met denne- groen en witte rozen opge baard in de hal van het Huber- tusslot. Vandaar werd de kist met het stoffelijk overschot twee dagen later op een boere- wagen naar de Franse berg gebracht, waar Helena Muller acht jaar daarvoor haar laat ste rustplaats had uitgezocht Het is 46 jaar geleden, maar wandelend door Hoenderloo en kijkend naar de mensen, die zwijgend en vol berusting je pad kruisen heb je het ge voel, dat er nog steeds op haar komst wordt gewacht Het pad is nog vrij. Nog mag de bevolking van Hbenderloo zich op de openbare weg ver- tonea Maar elk moment kan het gebeuren. Ze is in aan tocht En als de auto in zicht komt moet de mens weg we zen en zich terugtrekken op de plaats, waar hij thuis hoort: in het struweel. Na vijftien maanden bouwen kon in mei 1974 de .Jardin d'émail" van de Franse beeldhouwer Jean Dubuffet worden geopend. Het is een bizarre tuin in een tuin, een kunsttuin, zo men wil een anti-natuurtuin. Om half acht staat de dag al aanelend op de drempel van de nacht, die alvast is begonnen met het uitgummen van de eerste contouren. Aan de struiken zijn banieren van grondmist gehangen, op de takken ligt witte dauw als ge sponnen suiker. Daaronder hipt een schichtig konijn zigzaggend over een door hemzelf verzonnen horizon. Dit is het moment, waarop de natuur sprakeloos is van zichzelf: het is in deze anti-chambre tussen licht en donker, dat de automobilist zijn wagen in de steek moet laten en naast de wandelaar op de golvende wildbaan van de Hoge Veluwe geduldig wacht op het wonder. Rondom hem heen liggen de monsters van het paradijs: een golvende zee van kruinen, die vanaf de donkere hemel omlaag spoelt toaan de donkergroene branding van dennen. Een vogel zweeft er geluidloos boven: rijn silhouet brandt een sierlijke V in het lichtgrijs. Donkere pilaren Nu is het wachten alleen nog op het edelwild, op de nerveuze herten met hun donkere, gekartelde geweien, op de slanke reeën en de wilde zwijnen Maar de bomen blijvn voorlopig hardnekkig zwijgen en geven hun geheimen niet prijs. De voorste staan roerloos als don kere pilaren, die de last van de avond slechts met moeite dragen. Het is bij achten. Een doodnerveus konijn met alle verschijnselen van een managersziekte spoedt zich langs het hakhout naar een donker hol, maar bedenkt daar, dat hij niet voor één gat gevangen rit en rent weer als een beze tene terug. Koningsvazal Dan opeens deint tussen de dennen het silhouet van een naderende koningsva zal. Eerst scharrelt de schaduw nog tergende minuten rond in de bescher mende bosrand, maar dan wordt het verlangen naar een hartige hap hem toch te machtig. En met twee, drie soepéle balletpas sen springt het hert in de groene arena. Het lijkt, alsof de bruine, glanzende ogen ons recht aan staren en denken: „Hé, jullie ook hier?". Maar dit gezichtsbedrog komt voor re kening van de verrekijker, die elke afstand bagatelliseert Het dier zelf waant zich onbespied en begint met 'lome gebaren te ruiken aan het neerge worpen voedsel als een gastronoom, die de spijskaart keurt. Kandelaar Daarna komen er meer. De moefflons met gekromde vechthorens, vlak daar achter een enorm mannetjeshert, dat zijn gewei torst als een Louis Seize-kan- delaar. Even blijft hij onbeweeglijk staan, dan draaft hij verder in de sierlij ke cadans van een beroepsvoetballer, die weet, wat de fans van hem verwach ten. Langzaam vult de wildbaan zich onder tussen op met donkere nevelslierten, die behoedzaam als guirlandes tussen de takken worden gehangen. De achterblij vers verschijnen nog even als tegenlich- topnamen in de zoeker van de verrekij ker. Totdat ook rij met één formidabele streek worden weggeveegd. Dierenlatijn Naast ons heeft Jacob Planta razend snel een schets gemaakt van een ree. Hij gebruikte daarvoor onze bal point en onze handige zakagenda. Planta, in stemmig groen verpakt, is één van de jachtopzieners van De Hoge Veluwe. Kent het park als zijn broekzak, bedient zich tijdens zijn uitleg van een op smaak gebracht dierenlatijn. Spreekt van een rot everzwijnen en een sprong reeën. Vraagt dwingende aandacht voor een overstekend roedel edelherten en heeft het niet over hun fluwelen ogen, maar over hun „kijkers", niet over hun gespitste oren, maar over „het gehoor". De oren van konijnen noemt hij „le pels", hun kop „de bol", hun staart „de pluim". Het is, alsof hij ons mondeling examen afneemt in een uitgestorven taal. Als we tegen zonsondergang terug rijn op het punt van uitgang is het park uitgestorven en hebben de dieren het immense rijk voor een lange nacht weer alleen. Ook deze dag hebben dertien miljoen Nederlanders zich weer de kans op een wonder laten ontglippen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 16