Abraham van Wijk vervaardigt zelf zijn netten. ging bemalen is hij daarmee gestopt. „Molenaren voor het gezicht", daar heeft hij nooit heil in gezien. Dat het aantal binnen-vissers in ons land zo sterk is geslon ken heeft meerdere oorzaken maar een ontwikkeling die hie raan zeker mede-debet is, is de sinds de jaren vijftig sterk af genomen vraag van de Neder landse consument naar andere zoetwater vis dan paling. „Vroeger", zegt Van Dijk, „vroeger gingen we hier in de buurt met kruiwagens vol vis huis-aan-huis de dorpen af. Vooral voorn was erg in trek. Maar ook brasem, karper en snoekbaars gingen vlot van de hand. Door de Joodse gemeen schap in Amsterdam en vooral in het zuiden van het land werd veel zoetwatervis afgeno men. Zelf heb ik jarenlang op de markt in Eindhoven ge staan. Maar als je ziet wat er tegenwoordig nog in de handel omgaat., bitter weinig hoor. Hier en daar heb je nog wel een fijnproever die een snoek- baarsje weet te waarderen, maar voor het overige zijn het eigenlijk alleen de gastarbei ders en de weinige Joden die Amsterdam nog telt die echt regelmatig om riviervis vra gen. Hoe dat nou komt? Joost mag het weten. Door de rijk dom en de weelde misschien. Dat maakt de mensen lui. Zó lui dat ze het eten van een stukje vis waar nog wat graten inzitten te veel werk vinden. Want graten, die heb je na tuurlijk wél als je zoetwatervis op tafel brengt Zeevis is meestal vrij eenvoudig te file ren en in dat opzicht makkelij ker. Maar wat smaak aangaat doet de ene soort absoluut met voor de andere onder. Ik gooi zelf vaak een voorn of een karpertje in de pan... heel lek ker." De teruggang in de vraag naar Hollandse vis heeft Van Wijk ertoe gebracht om in zijn acti viteiten een sterker accent op de handel te leggen. Dat heeft hem geen windeieren gelegd. Hij exporteert nu naar onder meer Duitsland (zeelt vooral), Frankrijk (snoek) en België („daar bakken en braaien en eten ze alles"). En hij impor teert, uit een hele reeks landen in Europa, paling, zalm, forel en garnalen. Niet alleen hij zelf, maar ook twee zoons en twee schoonzoons verdienen er een goede boterham in. Een ontevreden mens is Van Wijk dan ook zeker niet Maar diefachtige hengelaars blijft hij verafschuwen. „Als ik zo'n vent te pakken krijg", aldus zijn dreigement aan alle poten tiële fuikenlichters, „man, ik geef hem een schop dat z'n kop vier weken van z'n romp afligt". WILLEM SCHEER Alleen paling gaat er bij de Nederlandse consument nog goed in. Broodvisser Abraham van Wijk uit Groot Ammers houdt niet van hengelaars. Zijn eer ste impuls als hij zo iemand tegenkomt is de betrokkene „in het water mieteren en vier uur op zijn hoofd gaan zitten". Maar dan denkt hij weer aan de zes veroordelingen die hij achter de rug heeft en ziet er toch maar van af. Van Wjjk (64) verdient zijn brood met de vangst van en handel in zoetwatervis. Zijn grenzeloze afkeer van henge laars is het gevolg van de enorme hinder die hij na de tweede wereldoorlog van het alsmaar aanzwellende leger van zondagsvissers is gaan on dervinden. Die hengelaars ka pen hem het inkomen uit de sloten. Op legale wijze, door om de vijf meter een simmetje in het water te gooien. Maar ook door pure diefstal. Dui zenden en nog eens duizenden guldens is hij naar eigen zeg gen jaarlijks kwijt doordat zich voor hengelaars uitgeven de stadsmensen zijn palingfui ken lichten. Als je daarbij nog bedenkt dat zomerse plezier boten om de haverklap een zegen of een wargaren van hem kapot varen is zijn in 64 levensjaren wat nors gewor den inborst begrijpelijk. Abraham van Wijk is een van de weinige beroepsmatige zoetwater-vissers die Neder land nog kent De wateren in de boezem van de Overwaard (ten zuiden van de Lek, in de buurt van Schoonhoven) zijn zijn domein. Temidden daar van woont hij ook. In een for se optrek nabij de molen waarin hij geboren is en waar in hijzelf en zijn elf broers en zusters zijn opgevoed. Abra hams vader is zijn hele leven visser-molenaar geweest. Zelf heeft Van Wijk de wieken ook nog zo'n veertien jaar draaien de gehouden maar toen men de polder geheel machinaal Een hele dag aan de waterkant zitten, kanjers van baarzen en snoeken aan de haak slaan en dan 's avonds een coteletje eten. Dat is natuurlijk te gek om los te lopen. Zelf gevangen vis hoort op tafel te komen. Mooi opgemaakt en met een fris glas wijn. Schijnprobleem dat de meeste hengelaars ervan weerhoudt het resultaat van hun activiteiten voor consumptie geschikt te maken is dat de op het droge gebrachte prooi eerst moet worden schoongemaakt. Schijnprobleem, want een visje schoonmaken is in het geheel niet moeilijk. Eerst gaan de schubben er af. Als dat nodig is tenminste. Bij sommige soorten, zoals voorn, zijn de schubben zo klein dat men ze rustig kan laten zitten. Bij bijvoorbeeld zeelt, snoekbaars, of karper is het wel dienstig. Het schubben van een vis gebeurt met een speciale krabber dan wel met de stompte kant van een mes. En wel vanaf de staart in de richting van de kop. Bepaald handig is het om de vis tijdens deze handeling onder water te houden. Daardoor wordt voorko men dat de schubben meters in het rond vliegen. Tweede stap is het verwijderen van vinnen. Dat kan met een schaar. Wegsnij den is ook mogelijk, maar dan wel in de richting van de kop. Hierna moet de vis worden „gestript", dat wil zeggen ontdaan van zijn ingewanden. De handigste manier is de volgende. Geef de vis bij de anaalopening een jaap, zo diep dat de wervelkolom bijna wordt gekraakt. Snij dan, in de richting van de kop, tot halverwege de buik. Een deel van de ingewanden kan nu losgesneden en met de hand weggekrabd worden. Snij vervolgens de kieuwen weg en verwijder vanuit die holte de overige ingewan den. Laat het bloed wegvloeien, was de vis ten slotte in een bak water en klaar is kees. Belangrijk is wel dat het mes dat men gebruikt van roestvrij staal is. De smaak wordt anders aangetast. Dit gebeurt ook en wel zodanig dat men de vis maar beter kan weggooien, als bij het schoonmaken de gal wordt opengesneden. Het vocht van de gal bederft de vis volkomen. Recepten voor de bereiding zijn er te kust en te keur. Enigszins bewerkelijk maar wel overheerlijk is karper op Poolse manier. Het recept daarvoor hebben we overgenomen uit het voor vislief- hebbers overigens zeer aanbevelenswaardige „volkomen visboek" dat is geschreven door Ton van Es en Marianne Stuit en uitgegeven door Meijer Pers b.v. Benodigdheden: 1 schoongemaakte karper van ruim 1,5 kg., sap van een halve citroen, 1 in blokjes gesneden knolselderij, 3 gesnipperde uien, 1 in blokjes gesneden winterwortel, 4 gekneusde peperkorrels, 1 laurierblad, 3 kruidnagels, 1 theelepel geraspte citroenschil, 1 dl. azijn, 1 dl. bier, 2 sneetjes roggebrood, 1 wijnglas witte wijn, 75 gram boter, mespunt gemberpoeder, halve eetlepel kappertjes, enkele gesnipperde olijven, 4 schijven citroen. Bereidingswijze Was de karper zorgvuldig en droog de vis met keukenpapier. Druppel citroensap over de vis en laat dit even intrekken. Leg de knolselderij met de uien en wortel, peperkorrels, laurierblad, kruidnagels en geraspte citroenschil in een pan. Sfchenk er azijn, bier en 1 dl. water overheen. Laat dit alles zachtjes 15 minuten koken. Leg dan de karper op het groentenmengsel met het verkruimelde roggebrood, de wijn, klontjes boter, gemberpoeder,' kappertjes, olijven en schijven citroen. Laat de vis met het deksel op de pan 20 minuten zachtjes stoven, schep de karper uit de Dan en lee hem in een voorverwarmde dieoe schotel. Verwijder Vis schoonmaken is geen kunst. Op de foto begint Rudy Wellen van het Haagse visrestaurant Sauer met het strippen van een zalmforel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 20