Joop den Uyl Dries van Agt „LAAGSTBETAALDEN MOETEN BUITEN SCHOT BLIJVEN" „IK HEB NIET HET GEVOEL DAT IK AL WEG BEN" In het najaar van 1976 bezweek mr. A. A. M. van Agt (46), minister van Justitie en vice-premier In het kabinet Den Uyl, voor de aandrang om lijsttrekker van het CDA te worden. Van Agt zou het CDA met zijn zuldelijkse roomsen en zijn streng-wettlsche gereformeerden tot een hechte eenheid moeten smeden. Van Agt, die zich soms een vreemdeling In het Jeruza lem van de politiek toont Een man die het leven ernstig neemt, zich bezorgd toont over normvervaging, oproept tot een herbezinning. Een aardige man, een knappe lurlst. HIJ gaat soms zeer eigenzinnig zl|n weg, laat zich moeilijk raden en bepeinst In de nachtelijke eenzaam heid van een stille sobere werkkamer welke keuzen hij als minister en als ethlsch-oordelend mens moet doen. (Van onze parlementaire redactie) „De komende jaren zal een sober beleid moeten worden gevoerd. De lonen zullen nauwelijks kunnen stijgen. De stijging van de collectieve uitgaven moet worden beperkt. De sociale voorzienin gen dienen kritisch te worden bezien. Een automatische koppeling van de sociale uitkeringen aan het minimum-loon kan op den duur niet blijven bestaan". Gevraagd naar zijn mening daarover zegt CDA-lijsttrekker mr. A. A. M. Van Agt (46): „Er is weinig fantasie voor nodig om in te zien dat niet alle niet bestaande automatismen in de sector van lonen en sociale zekerheid gehand haafd kunnen worden. Er zal een politieke keuze gedaan moeten worden. De sociale uitkeringen zullen echter ten minste waarde vast moeten blijven. Wat er ook gebeurt: de uitkeringsgerechtig den zullen er niet op achteruit mogen gaan. Met stelligheid kunnen de laagstbetaalden erop rekenen dat als er in de uitgaven „gesne den" moet worden, zij buiten schot zullen blijven". De lijsttrekker van het CDA wil meteen een misverstand wegwer ken over de individuele huursubsidies. Het CDA is voor goede, betaalbare huisvesting, pok voor mensen met lage inkomens. Een aantal mensen zal een aanvulling op het inkomen moeten krijgen om de huur te kunnen opbrengen. Bij ongewijzigd beleid zouden de huursubsidies echter over vier jaren een kleine drie miljard gulden vergen. Getracht moet worden dat bedrag te verminderen met 680 miljoen gulden, voornamelijk door verlaging van de subsidies op het huis. Nog steeds, zegt mr. Van Agt, wonen vele mensen in verhouding tot hun inkomen te goedkoop. Als de uitgaven ook hier moeten worden verminderd, dan mag dat niet ten koste van de laagstbetaalden gaan. Mr. A. A. M. van Agt 's avonds laat in het stille ministerie van Justitie op een van de schaarse avonden dat hij voor het CDA niet op verkiezingstoernee door het land is. Een man die volle zalen trekt en dan enorm wordt toegejuicht. Ook een man die wordt gehekeld en ongewoon fel wordt aangevallen. Na o.a. hoogleraar Strafrecht in Nijmegen te zijn geweest, is hij sinds 1971 minister van justitie, maakte mede de totstandkoming van het kabinet-Den Uyl mogelijk en is daarvan vice-premicr. Door het onverbiddelijke standpunt van mr. Van Agt die vond al genoeg concessies te hebben gedaan inzake de grondpolitiek, werd het kabinet op 22 maart demissionair. U bent vervroegd op verkiezingstoernee gegaan. Hoe is het u bevallen? „Tegen dit karwei heb ik opgezien. Het is me mee- en tegengevallen. Het enthousiasme is groter dan ik had durven voorstellen. Ik vraag me elke avond weer met verwondering af: waarom komen al die mensen voor een man met matige retorische gaven? Ook meegeval len is het praten met mensen op straat. Het gaat heel fijn. Ik doe het met genoegen. Een tegenvaller is dat de campagne zoveel tijd van je vergt. Ik heb daarom niet voldoende gelegenheid om me te bezinnen op uitgewogen toespraken. Ik ben een perfectionist en stel hoge eisen aan me zelf. Ik zou elke avond een nieuw betoog willen houden. Maar dikwijls moet ik mijn notities voor een toespraak in de auto of 's avonds naast het bord met aardappelen maken. De noeste werkers van de campagne hebben het bijzonder moeilijk met deze lijstaanvoerder. Ik steek weinig organisatie in mijn leven". Sommige mensen hebben het nogal op u gemunt? „Het is voor mij ook een raadsel, die hevige verguizing. De kritiek soms totaal onredelijk, vind ik natuurlijk niet leuk. Ik wist echter van meet af aan dat die bejegening mij beschoren zou zijn. Er is één betichting waarmee men mij op mijn ziel trapt: als mensen mijn integriteit in twijfel trekken". Zit er in uw toespraken niet een zekere eenzijdigheid? „Dat zou ik niet willen zeggen. Ik heb bijvoorbeeld in Dordrecht een uur gesproken over de ontwikkelingssamenwerking, in Gronin gen over de problemen in de naaste toekomst rondom de energie voorziening, elders over het midden- en kleinbedrijf en over het onderwijs. Ik spreek zeker niet alleen over een ethisch reveil. Ik weet dat men mij beticht van zedenmeesterij. Maar laten we de feiten bij de kop pakken die dat zouden moeten ondersteunen: ik heb me een tegenstander van vrije arbortus getoond en ik ben gekant tegen de vertoning van harde pornofilms in bioscopen. Vanaf mijn eerste optreden als lijsttrekker heb ik getracht duidelijk te maken dat het niet alleen gaat om de individuele ethiek, om de normen voor het persoonlijk leven: zo wordt het vaak vertaald, maar voor die enge vertaling heb ik zelf geen aanleiding gegeven. Het gaat mij vooral om de sociale ethiek: hoe bejegenen we elkaar. Wat ziet u als hoofdlijnen voor het regeringsbeleid in de komende jaren? 1. „Het grootste van alle problemen is de noord-zuid-verhouding, de relatie van de rijke tot de arme landen. We zullen niet dulden dat aan de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking wordt ge tornd. 2. Dan noem ik de problemen van de energievoorziening en die van het milieu. Het incident met de „Bravo", de oliespuiter in de Noordzee, was het zoveelste teken aan de wand. Het is vijf voor twaalf. 3. De werkgelegenheid. Dit vraagstuk zal in de jaren tachtig nog nijpender worden. 4. De verbetering van de kwaliteit van de arbeid. 5. De veiligheid van de burgers. De mensen moeten zich veilig kunnen voelen. Wat dit laatste betreft: in de afgelopen jaren heb ik in matigende bewoordingen over de stijging van de criminaliteit gesproken. Een minister van Justitie doet er geen goed aan een eigen bijdrage tot vergroting van de verontrusting te leveren. Maar er is een sterke stijging van de criminaliteit, bijvoorbeeld van berovingen, waarbij meer dan vroeger gewelddadig wordt opgetreden". Over de werkgelegenheid bent u pessimistisch? „Duidelijk is dat zonder verbetering van de bedrijfsrendementen geen arbeidsplaatsen bijkomen. Ook al wordt gestimuleerd om de grotere winst in nieuwe arbeidsplaatsen om te zetten, dan nog zal een deel van de investeringen worden gestopt in voortgaande automatisering en mechanisering, hetgeen eerder arbeidsplaatsen zal kosten dan opleveren. Dat is niet helemaal vermijdelijk, want ons land zal zijn concurrentiepositie ten opzichte van het buiten land, waarvan we gezien onze uitvoer zo sterk afhankelijk zijn, moeten behouden. We moeten technologisch bijblijven. Het probleem wordt nog somberder, wanneer we ook in aanmer king nemen dat in toenemende mate vrouwen aan het arbeidspro ces deelnemen. In gelijke mate als de man hebben zij daar recht op. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het beeld nog meer versombert, als we met het oog op de ontwikkelingslanden ernst maken met een betere internationale arbeidsverdeling. Tenslotte speelt het probleem van de oververzadiging van de markten ons parten, zodat ook daarover de toekomstige werkgelegenheid geen rooskleurig beeld laat zien. Mogelijk zullen we tot een aanzienlijke werktijdverkorting moeten komen. Mede daarom zullen we het werken in traditionele zin moeten gaan herwaarderen. Voor mensen is het beroerd als ze niet aan het productieproces kunnen deelne- meri. Dan is hun maatschappelijk aanzien in het geding. Anderzijds doen vele mensen onprettig of geestdodend werk, wordt van anderen veel te veel gevergd. Van ambtenaren bijvoorbeeld bestaat een verkeerd beeld, velen van hen sloven zich boven hun krachten uit in 's lands belang". Die grote problemen vereisen een sterk kabinet? „Een combinatie van PvdA en CDA zal op meer zetels in de Tweede Kamer kunnen rekenen dan een combinatie van CDA met de WD. Dat is op zichzelf een argument tengunste van de samenwerking met de socialisten. Gezien de problemen is een goede verstandhouding van de regering met de vakbeweging ook van niet te veronachtzamen waarde. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat de PvdA ook straks aanzienlijk groter zal zijn dan de WD. Ik ben er niet zeker van dat dit tot in lengte der jaren zo zal blijven. De argumenten voor samenwerking met de PvdA zijn wel belang rijk, maar niet beslissend. De PvdA moet die samenwerking namelijk in redelijkheid mogelijk maken. De opstelling van de PvdA acht ik onverantwoordelijk gezien de eis dat de progressieven de helft van het aantal ministers plus de minister-president moeten leveren. De aanvankelijke resolutie van PvdA/PPR van het najaar was zelfs ondemocratisch, omdat geen rekening werd gehouden met de uitslag van de verkiezingen. Als CDA en WD zich net als de PvdA zouden opstellen, dan zou in dit land geen meerderheidskabinet meer mogelijk zjjn. Dat is ontoelaatbaar. Ook wie niet als grootste politieke blok uit de stembus te voorschijn komt, moet bereid zijn regeringsverantwoordelijkheid te dragen. Een vooraf voorwaarden stellen aan de ander geeft geen pas. Het gaat niet aan dat de ander zich op de knieën moet werpen, zo'n vernedering mag men niet eisen. Het CDA wil aan hervormende maatregelen meewerken. Maar als de heer Den Uyl de schuld van de kabinetscrisis in onze schoenen schuift, dan zou hij eerst de hand in eigen boezem moeten steken. Want de CDA-ministers zijn ten aanzien van de grondpolitiek tot het uiterste in hun concessies gegaan, omdat ook wij de grondspe- culatie willen bestrijden". Joop den Uyl voert voor de vierde keer de P.v.d.A. aan In de stembusstrijd. Zijn politieke leiderschap van de partij Is al tien Jaar lang onbetwist De komende verkie zingen beschouwt hij als „de duidelijkste sinds de oorlog". Kan straks, na 25 mei, het beleid van spreiding van kennis, macht Inkomen en bezit worden voortgezet of geven de kiezers d* voorkeur aan een kabinet van V.V.D. en C.D.A.? Na de voortijdige val van zijn kabinet, waardoor de vier belangrijke hervormingsvoorstellen zijn blijven liggen, sprak Den Uyl van „mijn bitterste erva ring". Maar opmerkelijk snel heeft hij zich over deze teleurstelling heen gezet „Als de P.v.d.A. behoorlijk wint, kan de oogst binnen anderhalf Jaar worden binnen gehaald", zegt hij nu vol zelfvertrouwen. (Van onze parlementaire redactie) Joop den Uyl, de 57-jarige lijstaanvoerder van de P.v.d.A., heeft geen boodschap aan het ethisch reveil van zijn politieke tegenspeler Dries van Agt. „Ik word daar een beetje kregelig van", zegt hij. „Nu de westerse econo mie opnieuw in een crisis is, moet dat een aansporing zijn orde op zaken te stellen en met grote energie de problemen in de maatschappij aan te pakken". „De energiecrisis in het najaar van '73 en de ekonomische teruggang daarna hebben ver schijnselen voortgebracht vergelijkbaar met die in de jaren dertig: aangetaste zekerheden, een wanhoopsgevoel. Moet je dat bestrijden met een ethisch reveil? Een morele herbewapening? Tegen de mensen in moeilijkheden zeggen, dat ze fatsoenlijker moeten leven? Ik ben ook voor fatsoenlijk leven, maar wat schiet een 17-jarige jongen die niet aan werk kan komen ermee op als je tegen hem zegt dat-ie niet moet vloeken?" „Het gaat er nu juist om de geestkracht op te brengen om aan de ekonomische onttakeling het hoofd te bieden. Dat is de uitdaging. Het bestrijden van de konkrete noden op basis van een wat Abraham Kuyper heeft genoemd architectonische kritiek op de maatschappij. Daarvoor de ogen van de mensen openen. Dat is mijn ethisch reveil". In snel tempo somt hij een aantal vraagstukken op die in zijn visie grote voorrang moeten krijgen in de komende jaren: de bestrijding van de jeugdwerkloosheid; de herverdeling van ar beidsplaatsen met speciale aandacht voor de oudere werknemers; het vergroten van de koopkracht van de arme landen en het effektief- tegengaan van de spreiding van kernwapens en nucleaire technologieën. De werkloosheid, vooral onder de jongeren en in verschillende regio's, ligt hem zwaar op de maag. „Ik voel me wel eens beschaamd als ik tegen de mensen moet zeggen: wij kunnen die nood niet op korte termijn oplossen. Maar aan de andere kant sta ik niet met lege handen". Het program van Den Uyl mikt op het in standhouden van arbeidsplaatsen en het schep pen van nieuwe met name in de dienstensektor. Een belangrijker pijler in dit beleid zal de wet op de investeringsrekening moeten worden. Die wet moet met premies op de investeringen tot 44 procent vooral verlichting brengen in de zwaar getroffen regio's. Voor de mensen zelf zal het beleid gericht zijn op de instandhouding van de sociale uitkerin gen (aan de zekerheid mag niet worden ge tornd), her- en bijscholing en de sociaalculture- Ie opvang. „Voorkomen moet worden dat de werkloze mensen buiten de maatschappij ko men te staan". Den Uyl heeft er zin in. Hij is vol goede moed en optimistisch over de uitslag van de verkie zingen. Hij rekent sterk op een tweede ambts periode als minister-president „Ik heb niet het gevoel dat ik weg ben. Ik denk al aan het vele werk dat na 25 mei moet worden gedaan. Ik ben nu voor de vierde keer lijsttrekker van de Partij van de Arbeid. De beelden van de vorige verkiezingscampagnes staan nog scherp in mijn herinnering. Maar een vergelijking met nu is nauwelijks mogelijk. De sympathie is nu zo overweldigend, soms zelfs dat durf ik wel te zeggen op het genante af. Noem dat populariteit. Ik zie het anders. Al die jaren van het kabinet heb ik het gevoel gehad, dat de mensen heel goed in de gaten hadden waar je voor opkwam. Zekerheid heb je nooit, maar ik verwacht een goeie uitslag. De massale sympa thie die ik nu ontmoet, de ledengroei van de P.v.d.A. meer dan 7.000 nieuwe leden in de afgelopen vijf weken wijzen in die richting". „De komende verkiezingen zullen de duidelijk ste zijn sinds de oorlog", zegt Den Uyl". Het gaat niet om de personen, maar om de vraag of het progressieve beleid kan worden voortge zet. Of er garanties zullen komen dat meer winst wordt omgezet in werk, of een begin kan worden gemaakt met de noodzakelijke hervor mingen". „Als de heer Van Agt de P.v.d.A. verwijt dat zij gebiologeerd is door de hervor mingswetten dat ze bestrijding van werkloos heid en inflatie onvoldoende centraal stelt, dan is dat een typerende misvatting. Die hervor mingsvoorstellen komen niet uit het socialisti sche dogmatiekboekje, maar zijn juist nodig in de strijd tegen werkloosheid en inflatie. Zij scheppen ook het maatschappelijk kader daar- Hij haalt het voorbeeld aan van de grondprij zen. „Die zijn de afgelopen kwart eeuw met 600 procent gestegen, twee keer zoveel als de inflatie. De grond is voortdurend een bron van spekulatie en inflatie geweest. Zonder hervor mingen zal dat proces doorgaan". Den Uyl heeft zich „gestoord" aan de uitspraak van P.S.P.-lijsttrekker Van der Lek, dat de P.v.d.A. samen met het C.D.A. nooit wezenlijke maatschappijhervorming tot stand kan bren gen. „Dat zijn van die algemeenheden waar je niets voor koopt. Van der Lek heeft gezegd, dat het kabinet goed heeft geregeerd, maar kapitalistisch. Maar hij moet goed beseffen, dat dit een half-kapitalistisch land is in een drie kwart kapitalistische westerse wereld. Het is de afgelopen vier jaar mogelijk geweest met het C.D.A. een beleid te voeren dat wel degelijk maatschappijhervormende elementen bevat. Die hervormingen zijn niet alleen gecon centreerd in de vier voorstellen die nu zijn blijven liggen. Van beslissende betekenis zal zijn of het C.D.A. bereid is alsnog aan die hervormingen mee te werken. Na hetgeen er gebeurd is, wil de P.v.d.A. die garantie hebben. Het C.D.A. heeft het streven naar duidelijkheid begraven. Het kan na de verkiezingen alle kanten op. De P.v.d.A. moet zich daartegen wapenen. „Ik heb de neiging om fel te worden als ik zie hoe het C.D.A. zich opstelt. In de jaren zestig hadden ze ook de mond vol van duidelijkheid. Ook de Steenkampen en de Andriessens. Nog in de schets van beleid van K.V.P., A.R.P. en C.H.U. van november 1972 wordt bepleit de invloed van de kiezers op de samenstelling van het kabinet te vergroten. Maar het C.D.A. kiest, weet niet wat er met zijn stem gebeurt". Den Uyl bestrijdt, dat mensen in zijn omgeving in ongepaste en felle termen uithalen naar de persoon van C.D.A.-lijsttrekker Van Agt „Ik ken die mensen niet. Ik ken wel mensen in mijn omgeving die zeggen: jammer, het is een knap pe man, in vele opzichten een aardige man, maar hij had er nooit aan moeten beginnen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 17