PARIJS
ISTANBOEL
HET SCHUIM VAN EUROPA
EN ANDERE GRENSPERIKELEN
Donderdagavond is om 23.53 uur
voor de laatste maal de Oriënt
Express vertrokken uit Parijs.
Volgens de dienstregeling moet
hij morgenochtend om 8.25 uur
in Istanboel aankomen. Dan is
definitief het doek gevallen voor
deze beroemdste trein ter we-
r reld. Een van onze verslaggevers
t maakte een van de laatste ritten
mee: drieduizend kilometer zon-
t der eten en drinken. Hierbij het
r tweede en laatste deel van zijn
5 reisverhaal. Het eerste deel
p werd gepubliceerd in de Finale
van vorige week zaterdag.
wel we sinds Milaan de ene vertraging
na de andere hebben gehad (we hebben
op den duur maar besloten niet meer op
de tijd te letten om niet helemaal gek te
worden), speelt hij het klaar met nog
slechts een achterstand van vier minuten
op de dienstregeling Sofia binnen te stui
ven. Daar wordt de wacht in onze wagen
overgenomen door een Turkse werkne
mer van de Compagnie. Hij kijkt alsof
hij een hekel heeft aan treinen. Het ge
volg van deze wat ongelukkige beroeps
keuze is, dat hij terstond gaat slapen. We
zullen hem niet meer zien tot in Istan-
De bevolking van ons rijtuig wordt uitge
breid met een Japans gezin, waarvan de
dochter Farouks aandacht trekt omdat
zijn Maria twee uur later in Plovdiv haar
reis zal beëindigen. Verder dan de vader
komt hij niet. De man begint te vertellen
dat treinen zijn hobby zijn en dat hij
daarom met zijn familie in Tokio op het
vliegtuig is gestapt om de laatste nacht
van een reis in de Oriënt Express mee
te maken. Farouk heeft al geen belang
stelling meer en loodst pa onze coupé
binnen, waar de man de details van zijn
liefhebberij begint uit te leggen. Om zijn
woorden toe te lichten gaat hij een koffer
halen, waaruit een pak foto's, drie dozen
dia's, een diaviewer en een filmprojector
tevoorschijn komen. De lichtbeelden to
nen de liefhebber gezeten op een model
treintje in zijn tuin. De film over het
treintje in de tuin („Most interesting")
blijft ons bepaard, omdat het stopcontact
weer geen stroom blijkt te leveren.
Voor het eerst zijn we de Compagnie
dankbaar voor het geboden comfort.
Het afscheid van Maria wordt wreed
verstoord doordat ons uitzicht op de bui
tenwereld voortdurend wordt gehinderd
door loodzware juten zakken, die onze
coupé binnenzeilen. Waar ze vandaan
komen is niet goed te zien in de duister
nis. De trein staat in elk geval niet stil
bij een perron. De hele in- en uitstap-
ruimte bestaat uit een krappe meter
tussen twee sporen. Op het andere spoor
staat ook een trein, waar de nieuwe
reizigers van de Oriënt Express doorheen
moeten klimmen om bij hun trein te
kunnen komen. Het bombardement van
de zakken houdt op. Een gesluierde
vrouw in wijde rokken wringt zich met
haar zoontje onze wagen binnen. Ze duwt
ons opzij en hijst door het raam met
touw dichtgebonden koffers naar binnen,
die haar door een onzichtbare hand van
buiten worden aangereikt Een touw
breekt en een onbeschrijfelijke bende
huisraad valt terug de duisternis in. Ze
zal het zonder die moeten doen, want de
trein is inmiddels weer beginnen te rij
den. Dienstregeling is dienstregeling. We
leggen haar met handen en voeten uit,
dat onze coupé vol is, maar dat we haar
graag zullen helpen haar koffers, tassen,
zakken, dozen en de acht bussen witte
verf naar het balkonnetje bij het toilet
te verhuizen. Ze heeft in elk geval het
geluk dat onze Turkse huisbewaarder
slaapt, want die zou haar zeker uit de
trein hebben gegooid, rijdend of niet
rijdend.
Ze zal de Turkse grens niet halen, want
in de razzia bij het verlaten van Bulgarije
is zij een van de slachtoffers. Het is rond
half een 's nachts als ze naar buiten
wordt gedreven. Vanuit mijn bed hoor ik
haar met de zakken en de koffers over
het gangetje slepen. Het jongetje huilt
Het is het enige hoorbare protest tussen
het geluid van opengaande en dichtslaan
de deuren.
De trein staat al een half uur stil. Er
wordt op de deur van onze coupé ge
klopt Er komt een pet binnen. „Tran
sit?" Als we ja knikken wordt de deur
weer dichtgeslagen. Een uur later een
andere pet. „Passport". Hij zet een streep
door de stempel bij het visum, maakt nog
wat aantekeningen en verdwijnt weer.
Drie uur 's nachts. De trein staat nog
steeds stil. De Turkse douane komt bin
nen. „Passport". We krijgen er weer een
stempel bij. Drie kwartier later opnieuw
geklop. Nu zijn we het zat. We doen niet
meer open. Dat blijkt ook goed te zijn.
Zondagmorgen. De trein gaat vooruit
Turkije! De legger van de rails moet
meer verstand van muziek dan van de
spoorwegen hebben gehad. Op de maat
van een langzame Bolero van Ravel
danst de trein door een lieflijk heuvelach
tig landschap. Af ea toe moet er worden
gestopt voor een kudde schapen, die niet
tijdig van het spoor is gejaagd. Op de
vele kleine stations staat de baas stram
in de houding met een vlag vooruit gesto
ken tot dat de trein, De Grote Trein,
voorbij is. Van overal uit het landschap
komen mensen aangerend om deze tafe
relen bewonderend gade te slaan. We
hebben drie en een half uur vertraging,
wordt er gezegd. De locomotief trekt zich
er niets van aan. Hij sukkelt voort in een
tempo, dat je gemakkelijk even kunt
uitstappen om een eindje met de trein
op te wandelen.
Het snorkende dieseltje wordt vervangen
door een electrische locomotief. We zijn
weer terug in de beschaving. Langs de
prachtige blauwe Zee van Marmara na
deren we Istanboel. De sfeer wordt wat
gespannen. Zou het dan toch lukken? De
Turkse conducteur slaapt nog. Hij kent
zijn baas, want volgens het spoorboekje
hadden we al een uur of vier aan de
Bosporus moeten zijn. Opgewonden
wordt gewezen op de eerste huizen van
de stad. Houten huizen langs vervuilde
straten, waar het krioelende leven even
stil valt om naar de langstrekkende trein
te kijken. De laatste kilometers voeren
over de resten van de stadsmuren van
het oude Constantinopel. Boven ons het
machtige Topkapi-paleis met zijn giganti-
sche harem, waar de sultan moet hebben
gewoond die uit dank voor het aange
naam verpozen de machinist van de
Oriënt Express een vrouw uit zijn harem
cadeau wilde doen. De spoorman weiger
de.
Dan staan we stil. Station Istanboel. Vier
uur en 58 minuten te laat. Maar we
hebben het dan toch maar gehaald. De
conducteur wordt wakker. „Istanboel?",
vraagt hij geeuwend. We knikken. Hij
gromt; het was een zware dienst Als
eerste stapt hij uit en verdwijnt De trein
loopt leeg. Geen muziek, geen ontvangst
comité, geen toespraken, geeo bloemen.
De Oriënt Express is er. Dat is meer dan
De Oriënt Express rijdt Istanboel binnen: houten hujzen langs vervuilde straten.
„Oriënt Express heet hij. 't Is een trein
voor rijke menschen, dat begrijp je. Al
les wat gewichtig is rijdt er in, ministers
en rijke kooplui en zoo; de hooge Euro
peanen zal ik maar zeggen. Ik heb er
dikwijls naar staan kijken en wanneer
we straks opletten, kunnen we hem zien,
want hij komt aan 't eind van den
middag voorbij, 't Zijn blauwe wagens
met gele strepen en wanneer hij voorbij
rijdt dan zeg ik: „Daar rijdt geld Kosta,
daar rijdt macht, maar daar rijdt geen
geluk".
Zo laat Den Doolaard in zijn roman
„Oriënt Express" in de jaren dertig een
opstandige Macedonische boer nog oor
delen over „het voortjagende, vuurbra-
kende blauwe monster". En in een adver
tentie voor het boek uit die dagen wordt
nog gesteld: „In deze luxe-trein rijden de
internationale rijkaards en cosmopoliti-
sche gauwdieven, het schuim van Euro
pa: diplomaten en vrouwenhandelaars,
opiumsmokkelaars en politieke agitato
ren, schoone vrouwen en terroristen,
duistere strijders voor een lichtend
ideaal!"
In de nacht voortsukkelend door Joego
slavië kun je deze passages slechts mee
warig glimlachend lezen. De trein jaagt
niet meer voort, hij braakt geen vuur
meer, rijkaards zitten er niet meer in,
diplomaten gaan met een vliegtuig, cos-
mopolitische gauwdieven zijn d.e rijk
aards gevolgd naar wufte badplaatsen,
vrouwenhandelaars verzenden hun koop
waar per luchtpost, opiumsmokkelaars
kiezen tussen een Jumbojet en wrakkige
autootjes en terroristen kapen de nieuwe
vervoermiddelen van het geld en de
macht. Ook schoone vrouwen blijken hun
jachtterrein te hebben verlegd, want de
twee Bulgaarse buurvrouwen hebben die
tijd al zeer lang achter zich. Als ze hem
al ooit hebben gehad.
Maar dat de Oriënt Express de goede
oude Oriënt Express niet meer is kan
Farouk de Irakees er niet van weerhou
den nog bezield te zijn van de romanti
sche idealen van de reizigers van weleer.
Hij laat zich niet door uiterlijkheden
misleiden en jaagt met een bewonderens
waardige hardnekkigheid achter zijn Bul
gaarse Maria aan. Seppo de Fin schom
melt met een fles wijn door het gangetje.
De rest van de internationale bevolking
van het blauwe rijtuig heeft zich in de
coupés verschanst. Na een volle nacht en
dag bivakkeren in de twee vierkante
meter grote luxe van de slaapwagen be
gint onze verblijfsruimte er al onderko
men en uitgeleefd uit te zien. Al de afval
en lege flessen worden weliswaar door
Farouk met grote regelmaat en met nog
meer plezier door het raam naar buiten
gegooid, maar toch lijkt elk moment een
leger van vlooien en luizen de coupé te
kunnen gaan veroveren. Die heeft de
Balkan volgens Den Doolaard gratis en
overvloedig voorhanden.
In de slaapwagen schijn je zelfs te kun
nen slapen. In de tweede nacht van de
reis lukt het zowaar om een uur of vijf
weg te dommelen. Dromen van schone
monsters, vuurbrakende vrouwen en cos-
mopolitisch schuim. Bij het wakkerwor-
den, zaterdagochtend vlak voor Belgrado,
blijkt opnieuw dat de organisator van al
dit fraais, de Compagnie Internationale
des Wagons-Lits et du Tourisme, zijn
grootse naam nog steeds ten volle waard
is. Want door een electrische krultang in
een keteltje water te leggen weet de
conducteur een beker koffie te brouwen.
Keurig in de coupé gebracht met de twee
stukjes cake mét rozijnen. Een goden
maal, want tot de volgende ochtend zal
er niets warms meer verkrijgbaar zijn.
Dan zal er wéér koffie worden gestoomd.
Misschien.
Dankbaar om zoveel goede zorgen roep
ik uit, dat ik het ook nog leuk begin te
vinden. De Joegoslavische conducteur
komt wantrouwend op me af. „Als me
neer ziek is, mag hij dat gerust zeggen.
Bij het eerstvolgende station kan wel
voor paard en wagen worden gezorgd,
waarmee meneer naar een verbeterings
gesticht kan worden gebracht", zegt hij
al te vriendelijk. Het kost veel moeite
hem te overtuigen van de oprechtheid
van mijn woorden. Maar dan wordt hij
echt vriendelijk. „Ja, het is een goede
trein. Een-en-veertig jaar van mijn leven,
meneer. Ik heb de echte tijd nog meege
maakt. Vorsten en miljonairs. De Com
pagnie was zelf een keizerrijk op wielen.
Ik begrijp er niets van, dat ze er nu mee
ophouden. De trein is toch altijd flink
bezet? Het was een goede baas. Maar ze
hebben me niet verteld wat ik nu moet
gaan doen. Triest, meneer. Triest".
Samen treurend rijden we Belgrado bin
nen, waar de conducteur definitief af
scheid neemt van zijn trein. Het einde
van de Oriënt Express is moord met
voorbedachten rade!
Farouk en zijn Maria hebben ruzie. Luid
scheldend komt Maria over het gangetje
voorbij hollen naar de nieuwe conduc
teur. Druk gebarend en onbegrijpelijke
woorden opratelend schijnt ze de nieuwe
huisknecht duidelijk te willen maken, dat
er iets heel ergs moet zijn gebeurd. De
conducteur ziet de ernst van de situatie
in, want hij zet zijn pet op en grijpt een
bezem. Loerend om de deur 'van onze
coupé zien we toe hoe een nieuw hoofd
stuk aan de legende zal worden toege
voegd: oorlog in de Oriënt Express. Een
forse zwaai met de bezem en daar wordt
de vloer aangeveegd. „Niet vuil", conclu
deert Farouk verwijtend in de richting
van zijn gelegenheidsliefde voor zeven
tienhonderd kilometer.
De Irakees-Bulgaarse vrede is snel gete
kend. Dat moet worden gevierd, meent
Maria. Ze moet al vaker de service van
de Compagnie hebben meegemaakt, want
ze heeft de kostelijkste spijzen bij zich:
koude kip, tomaten, een komkommer en
bananen. Het verzoeningsmaal wordt af
gedronken met veel wijn. En dan reali
seer je je plotseling, dat je sinds het
vertrek in Parijs vrijwel niets anders
hebt gedaan dan gegeten en gedronken
in deze trein, waarin behalve die beker
verwarmd en aangelengd schoensmeer
met twee gevlekte cakeborsteltjes geen
kruimel brood te krijgen valt. En dat in
zo overvloedige mate, dat Seppo de Fin
met slippende tong verklaart een middag
dutje zeer gewenst te vinden.
Als hij een paar uur later uit zijn bed
klimt, trapt hij midden op de twee over
rijpe bananen, die Maria in haar moeder
komt onderweg door de prat
lijke zorg heeft achtergelaten, we oesiui-
ten Farouk te roepen om de brij discreet
uit het venster te werpen. Zijn actie
wordt voorkomen door een Joegoslavi
sche kaartjeskniper, die verlekkerd naar
de bananen staart. De ambtenaar eet het
met smaak op. Ja, hij rookt ook. En een
glaasje bier, dat gaat er ook wel in. Een
halve fles wijn is voor de afwisseling ook
best lekker. Wat, pinda's? Heerlijk! Van
dat drinken krijg je maar honger. De
kaas is uitstekend. En wodka heeft hij
ook al lang niet meer geproefd. Shag
draaien, dat wil hij wel eens proberen.
Nee maar, een bierworstje, daar hoort
weer bier bij. Zijn zoon speelt trekzak.
De dochter danst. Kijk. Zo. Ho, wat ziet
hij daar? Vliegen daar niet een paar
flessen uit het raam? Hebben ze hem niet
ooit verteld, dat dat niet mag? Nee, dat
kan niet waar zijn. Kijk, zo danst ze.
Lekker bier.
Aan de Bulgaarse grens wordt hij opge
haald door een collega. Hij neemt nog
een pakje shag in ontvangst en verlaat
dansend de trein. Hij is de enige, die met
plezier uitstapt. De trein is omsingeld
door soldaten met het geweer in de aan
slag. Iedereen die dichtbij een deur komt,
krijgt een paar geweren op zich gericht.
Onder die dekking doet de Bulgaarse
douane zijn beulswerk. Hardhandig wor
den tientallen mensen uit de rijtuigen
gesleurd. Verontwaardigd schreeuwen
zoals aan de Joegoslavische grens, is er
hier niet bij. Daar had de razzia nog een
beetje de warmte van een wat uit de
hand lopend volksfeest; hier worden
mensen in een grimmige sfeer onder de
voet gelopen door de onbewogen die
naars van een onzichtbaar systeem.
Alleen de slaapwagon wordt met enige
omzichtigheid geïnspecteerd. Ook daaruit
blijkt, dat de Blauwe Wagen in de Balkan
nog steeds als een bijzonder gedeelte van
tigste landschappen.
de trein wordt beschouwd. Hoe primitief
het allemaal ook is in de ogen van een
verwende Westeuropeaan, voor de Bal
kanbewoners rijdt daar nog altijd geld.
Voor hen rijdt daar nog altijd macht,
gesymboliseerd in de conducteur van de
Compagnie die op elk station zijn rijtuig
bewaakt tegen armoedige indringers. Zij
moeten maar een plaats zien te vinden
in de afgeladen en naar bedorven eten
en zweet stinkende zitrijtuigen, waar de
gangen een meter hoog zijn volgestouwd
met bagage waarop in vodden gehulde
mensen liggen te slapen. Maar in onze
slaapwagen hebben de grenslakeien
slechts interesse of je een visum hebt.
Wie het niet heeft moet zestien dollar
(veertig gulden) betalen, alleen om één
keer zo'n zeven uur door het land te
mogen reizen. Ook een manier om de
economie op de been te houden.
De Bulgaarse grens schijnt trouwens al
tijd. een moeilijk punt voor de Oriënt
Express te zijn geweest. Volgens de le
genden moet koning Boris III van Bulga
rije herhaaldelijk gedreigd hebben de
trein niet te zullen toelaten in zijn land,
als hij niet zelf machinist mocht zijn. De
treingekke Boris schijnt zelfs vele ma
len incognito een eind te zijn meegereisd
om dan aan de Bulgaarse grens aan de
noodrem te gaan hangen en vervolgens
zijn dreigement uit te spreken. Met deze
wat eigenaardige gewoonte moet hij heb
ben gebroken nadat door zijn toedoen de
ketel van de stoomlocomotief uit elkaar
was gevlogen, waarbij de stoker het leven
had gelaten. Desondanks liet Boris de
complete bevolking van'Sofia opdraven
om hem met gejuich in te halen, omdat
het hem in weerwil van dit kleine onge
mak gelukt was de trein op tijd in het
station af te leveren.
Het vakmanschap van Boris schijnt
geërfd te zijn door onze machinist Hoe