de gouden eeuw van midden java Stenen relief van de Borobudur. Een bodhisattva, weldoener van de armen, wordt op de proef gesteld door Mara, de Boze. Die toont hem hoe mensen, die zich te buiten waren gegaan aan vrijgevigheid in een helse tobbe gekookt worden. De bodhisattva liet zich hierdoor niet afschrikken, maar bleef geven. Zittende bodhisattva van massief zilver, noordoost India als Midden-Java zijn. gië en zijn echtgenote Indonesië. Op het pro gramma stond natuurlijk ook de Borobudur. Een aantal beelden en reliëfs waren verwijderd en stondeh onder een afdak te wachten op het verloop van de restauratie. De Belgen zagen de unieke kans die er was om iets van deze unie ke e kunst te kunnen lenen. Indonesië stemde toe en Brussel was de eerste stad die de schat ten, aangevuld met voorwerpen uit verschillen de Indonesische musea te zien kreeg. De Bel gen zorgden ook voor een programma Waarbij de collectie langs andere europese steden zou kunnen reizen en na Brussel is Amsterdam de eerste op de lijst. De keuze werd gemaakt door België en Indo nesië samen. Met die keuze was men in Am sterdam niet voor honderd procent gelukkig. Er zijn wat doublures en sommige essentiële stukken ontbreken. Voorbeeld: de groep van de vijf buddha-beelden had eigenlijk moeten worden aangevuld met een zesde, die van de Adi-Buddha (Oer-Buddha), de belangrijkste van allemaal. Die Adi-Buddha is 72 maal verte genwoordigd in de opengewerkte stupa's van de drie bovenste terrassen, maar werd niet in de reis-collectie opgenomen. Van de stukken- die wèl getoond worden staat buiten kijf dat de kwaliteit uitermate hoog is. Ook dat men ongeveer kan zien uit welke ele menten de Borobudur is opgebouwd al krijgt men, zelfs met een keurige maquette, natuur lijk geen indruk van de grote rijkdom van het geheel. Daar staat de absolute eenmaligheid van deze tentoonstelling tegenover. Als straks de restauratie is voltooid is krijgt alles voor eeuwenlang weer zijn eigen plaats en is een bruikleen uitgesloten. Wat de Indonesische regering van de Borobu dur wilde afstaan beelden, enkele belangrij ke reliëfs met verhalende voorstellingen uit Buddha's leven, een figuur van een leeuw die als wachter bij een ingang diende, een stenen SCHATTEN VAN BOROBUDUR IN AMSTERDAM waterspuier en een bronzen klok zou als heel niet spectaculair genoeg geweest zijn oi een groot tentoonstellingspubliek te trekken. Daarom werd een aanvulling gevonden in v- schillende Indonesische musea. Schitterends daarbij is een zestal beeldhouwwerken uit d Candi Plaosan, vermoedelijk een van de laa belangrijke buddhistische tempels die op Mi den-Java gebouwd werden. Uit andere gebieden op Java en zelfs van bi ten dat eiland zijn er/andere cultus-voorwer- pen, voornamelijk uit 'de 9de eeuw, die een merkwaardig beeld oproepen van het gods dienstig leven toentertijd. Want uit India kw •men zowel het Hindoeïsme een godsdienst m een uitgebreid pantheon met goden als Brah ma, Shiva, Ganesha (in de gedaante van een olifant) en Shiva's demonische echtgenote Dj ga om er maaf- een paar te noemen, als het buddhisme. Het buddhisme is eigenlijk geen godsdienst, maar een verlossingsleer, die in 1 spoor van de historische Buddha streeft om ■achtereenvolgende incarnaties te komen tot alleropperste zuiverheid: het nirvana. Soms reikt men vrijwillig niet naar die hoogste tol om als bodhisattva andere wezens te helpen zich te bevrijden uit de kringloop van de wë dergeboorten. Op de tentoonstelling kan mer buddha's en bohisattva's zien, maar ook de j den uit het' pantheon van het hinduisme, in zelfde tijd vereerd en afgebeeld. Dat maakt 1 godsdienstig leven in het vroege Indië extra moeilijk te begrijpen. Voordehandliggend is, dat beide stromingen min of meer samenges molten waren en dat buddha's en bodhisatt- va's als „goden" werden vereerd, gelijktijdig met Brahma, Shiva, en al die andere goden v het Hindoëisme Al met al geen gemakkelijke materie voor een westerling, maar zeker een zaak die fascinerend genoeg is om je erin te verdiepen. De prachtige catalogus biedt hierl steun. Overigens: het getoonde is kunstzinnig gezien aantrekkelijk genoeg om ieders bewoi dering te trekken, ook als men zich voor de geestelijke achtergronden minder interesseer! Imposantste onderdeel van die tentoonstelling: vijf stenen buddha-beelden levensgroot in zit tende houding afgebeeld met telkens een ande re stand van de rechterhand (mudra), die een associatie heeft met een gebeurtenis uit het le ven van de historische Buddha. Ze zijn prach tig in de ruimte gezet (moest ook wel anders zou de vloer hun gewicht niet kunnen torsen) en krijgen in die opstelling iets mystiek-boven aards. Men waant zich even in een tempel die tot stille meditatie noopt. Maar de Borobudur is geen tempel en de Am sterdamse opstelling is, hoe fraai ook, oneigen lijk. De Borobudur was een pelgrismoord, be staande uit opeenvolgende met trappen bereik bare terrassen met in relief telkens voorstellin gen uit het leven van Buddha. Met honderden buddha-beelden in nissen en op de hoger ge legen terrassen in stupa's. Zo'n stupa is een klokvormig voorwerp van steen, in de volksde votie ook van andere materialen, zelfs van pa pier. De vorm heet terug te gaan op de histori sche Buddha, die de wens uitgesproken zou hebben dat zijn as in een stupa zou worden bewaard. Zo werd de stupa een symbool van het bud dhisme, zoals het kruis dat van het christen dom is. In die zin is het begrijpelijk dat de beelden van de onderste gaanderijen van de Borobudur in nissen zijn geplaatst, maar die van de bovenste terrassen in een opengewerkte stupa. Ook dat het gehele complex door een massieve stupa wordt bekroond; ja, dat de Bo robudur in zijn totaliteit de vorm van een stu pa heeft. Hoe lang de Borobudur zijn functie als pel grimsoord heeft behouden is niet met zeker heid te zeggen. Het land ging over naar de Is lam, godsdienst die wars is van het afbeelden van God en mensen. De tempels en heiligdom men werden verlaten, vergingen tot ruïnes of boden materiaal voor de bouw van andere za ken. Dé eeuwen zijn de Borobudur betrekkelijk gunstig gezind geweest. Het complex verdween onder plantengroei en raakte vergeten. Dat had het gunstige gevolg dat nagenoeg alle re- liefs, beelden en ornamenten aanwezig bleven. Maar eeuwenlang bleven de tropische regens vallen (nergens ter wereld is er zoveel regen als op Midden-Java). De streek was vulkanisch, de Merapi is niet ver weg, en er waren in de loop der tijden tal van aardbevingen. Toen Raf fles in 1814 (Java stond toen onder Engels be stuur) de Borobudur ontdekte trof hij nauwe lijks meer dan een complete ruïne aan. Het zou tot het begin van deze eeuw duren eer de restauratie werd aangepakt. In 1907 ondernam de Nederlander Th. van Erp dit titanenwerk dat in 1911 was voltooid. De drie ronde boven verdiepingen, die het meest geleden hadden, werden volledig afgebroken en weer opge bouwd. Van Erp en zijn mannen deden hun werk zö grondig dat er nu aan die bovenste terrassen bijna niets meer behoefde te worden gedaan. Met de rest van de Borobudur was het slechter gesteld. Het complex, inmiddels een toeristi sche trekpleister van de Republik Indonesia, was aan een grondige restauratie toe. In 1955 werd de UNESCO (de wetepschappelijke en culturele organisatie van de Verenigde Naties) ingeschakeld en werd een plan opgesteld. Kos ten: 12 miljoen dollar, waarvan de UNESCO er 5 miljoen voor zijn rekening wilde nemen. In 1982 moet de restauratie voltooid zijn. In 1974 bezochten Koning Boudewijn van Bel- De Gouden Eeuw van Midden-Java was de periode dat de Shailendra's (de heren van het gebergte) daar regeerden. Dat was ongeveer van 730 tot 832 na Christus en nog steeds zijn in de omgeving van dé weg van Yogyakarta naar Surakarta tal van heiligdommen te zien die de Shailendra's daar heb ben opgericht. Sommige zijn tot ruïnes vervallen, andere geheel overwoe kerd door de tropische plantengroei. Dat laatste is ook het géval geweest met de beroemdste van allemaal, de Borobudur, die als bij toeval in 1814 werd ontdekt en langzamerhand geheel werd blootgelegd. Aan de Borobudur wordt in het Rijksmuseum te Amsterdam een tentoonstelling gewijd, die daar tot 3 juli te zien is. Stenen relief van een zittende vrouw, Midden-Java, 9de eeuw. De herkomst is omstreden en kan zo' Agnes de Haas heeft een hele lijdensweg moe ten afleggen om het verhaal van haar lijdens weg door bet leven in boekvorm op de markt te krijgen. Een jaar of tien heeft ze moeten wachten, totdat het manuscript van „Als schilfers van bladerdeeg" door een uitgever goed genoeg is bevonden om te worden uitge geven. Met de publicatie is een nieuw stadium van „leuren" ingeluid: nu belt ze stad en land af om de aandacht op haar debuut gevestigd te krijgen. En dat allemaal om haar eigen el lende in de grootst mogelijke aantallen ver spreid te krijgen. Wat beweegt iemand er toe zichzelf zo genade loos te etaleren, als Agnes de Haas doet? Schrijven kan een uitstekende remedie zijn om afstand te nemen van nare belevenissen, omdat het dwingt tot afstand nemen, tot het overzich telijk maken van problemen en tot het ver woorden van gevoelens. Zo moeten er ontelba re hoeveelheden verhalen zijn geschreven, die meestal ergens diep onder in een kast worden bewaard, omdat met het schrijven het doel van het verhaal is bereikt. Slechts sporadisch breekt er een door naar de openbaarheid, het zij in een boek, hetzij in radioprogramma's die grossieren in menselijk leed. Bij het nemen van de drempel tot publicatie moet de schrijver de overtuiging hebben, dat het strikt persoonlijke levensverhaal voldoende elementen bevat om ook anderen dan de direct betrokkenen te kunnen aanspreken. Die over tuiging heeft ook Agnes de Haas, maar het is de vraag of de lezers van haar boek het met haar eens zullen zijn. Haar verhalen in deze bundel lijken daarvoor té persoonsgebonden. Daardoor voel je je tijdens het lezen niet echt betrokken bij haar relaas van ziektes, sterfge vallen en ander familiaal ongeluk. „Onze fami lie is een medisch-interessante-bewijzen-aandra- gende familie, die zelfs als zodanig geregi streerd staat", schrijft ze en het boek is eigen lijk één grote uitleg van deze zin. Bij haar tenslotte succesvol gebleken pogingen om het manuscript gepubliceerd te krijgen is Agnes de Haas waarschijnlijk gedreven door haar niet geringe eigendunk, die ze ook in haar boek nadrukkelijk tentoonstelt Het blijkt bijvoorbeeld uit deze passage, waarin ook naar voren komt dat het schrijven voor haar aller eerst een middel is tot zelfanalyse: „Wanneer ik over meer tijd had kunnen beschikken en de geldelijke ongemakken niet zo'n zeurend ka rakter hadden bezeten, had ik het snel erg ver kunnen brengen. Rest nog de vraag of mijn stukgeslagen ambities dan tot ontwikkeling wa ren gekomen. Maar dit is een academische vraag; zoals de zaken nu staan, heb ik het niet ver gebracht en ik zou nog vele bladzijden no dig hebben om achter de oorzaken te komen. Zelfs na mij totaal leeggeschreven te hebben, zouden deze, naar ik vrees, nog in het ongewis se blijven steken. Maar er moet gezegd wor den, dat ik altijd een feilloos oog heb gehad voor de kiem van een ontluikende grootheid des gemoeds als het anderen dan mezelf be trof'. Zo gaat het er tussen alle verschrikkelijke ziektes en ongelukkige en gelukkige liefdes een kleine driehonderd bladzijden aan toe, waarbij je steeds sterker het gevoel krijgt naar een verhaal te luisteren dat je wordt aangedaan maar dat je door een groeiende géne over alle aangeboden vertrouwelijkheden eigenlijk liever niet zou willen horen. Kwam er nog maar een spatje gevoel over, maar elke mogelijkheid daartoe is door de schrijfster rigoreus afgesne den. Haar relaas is hard, bitter en cynisch. Die onderkoelde afstandelijkheid komt ook tot uitdrukking in de stijl: gedegen, zakelijke en wat ouderwetse zinnen zonder versieringen. De herhaaldelijk voorkomende zinswendingen zijn ongetwijfeld ironisch bedoeld, maar dragen in de context eerder bij aan de bitterheid van het geheel dan dat ze - broodnodige lichtpuntjes zijn in alle ellende. Ofschoon het boek (ondergetekende) niet aan spreekt met wat het zegt, de manier waarop het is geschreven verdient bewondering. Tech nisch gezien is het een volmaakt debuut te noemen. De overgangen tussen heden en verle den bijvoorbeeld laten een perfecte beheersing van de schrijftechniek zien. Ook laat de schrijfster een zeer eigen geluid horen, waarin geen plaats is voor geleuter. Ze kan ontluiste rend scherp observeren, typeert trefzeker en dringt binnen de kortste keren door tot de kern. Maar haar kennelijke hardheid, waar achter waarschijnlijk een grote emotionaliteit wordt schuilgehouden, heeft haar er wel van af gehouden met die talenten gevoel in het boek te leggen. Dat is een kapitaal gemis. JAN NIES Agnes de Haas. Als schilfers van bladerdeeg. Uitgave: Nijgh Van Ditmar, Den Haag. Prij«- f 25.-. debuut van agnes de haas technisch knap maar gevoelloos

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 14