...en
dan
komt
er
een
enorme
Karei
Appel
laat
even
op zich
wachten
Karei
Appel
laat
weten
dat ie
er is
eruit te komen. Het zoekt een zwakke plek om
doorheen te breken. Totdat het moment daar is.
Geen houden meer aan. Het spuit er uit In alle
kleuren en vormen. Het overspoelt alles. Daar
is niets tegen bestand. Alles wordt vernietigd. En
dan stolt de lava in fantastische, grillige vormen.
Bij de volgende uitbarsting krijg je weer andere
vormen. Even grillig en even fantastisch".
„Zo ontstaat een Appel. Als ik werk vernietig
ik in me alle beschaving. Ik ben alleen nog maar
explosief, kleurig, heftig, romantisch, wild, rijk
in de verf en noem maar op. Dus helemaal niet
Hollands. Daar kan ik ook niets aan doen. Het
gebeurt niet expres. Het is zo. Van Gogh was
ook zo. Zijn luchten en bomen. Wijs me eens
één plaats aan in dit land, waar je die kunt
vinden. Zo woest en dan die kleuren. Ach ja,
misschien is die man niet voor niets gek gewor
den".
„Mijn hemel, de kwaliteit van mijn werk. Wat
moet ik daar nou weer van zeggen? Dat hangt
ook zo van je stemming af. Ik heb van die
momenten, dat ik denk: Karei, wat een rotzooi.
Hoe kan je dat nou met goed fatsoen aan de
muur hangen? Maar zoiets moet je mij niet
vragen. Ook niet over de prijs. Wat weet ik daar
nou van, of die dingen duur zijn? Het enige wat
ik weet is, dat ik lang niet de duurste ben. Ik
zit zo'n beetje in de middelmaat. Een stuk van
mij vangt een goede prijs. Dat wel, maar geen
hoge prijs. En hoe dat zo komt? Geen idee. Dat
groeit vanzelf. De kunsthandel doet dat. Het
heeft, geloof ik, iets met economie te maken".
„Natuurlijk is het frusterend om „handel" te
maken. Een heleboel doeken leen ik er niet voor.
Die zijn niet te koop. Zo heb ik er meer dan
vierhonderd. Naar mijn gevoel de beste, die ik
heb gemaakt. Ze zijn nauwelijks bekend. Ik had
ze aan Amsterdam willen geven voor dat Appel
museum, maar dat is dus niet doorgegaan. Ze
hebben de zaak te veel vertraagd en zo het
enthousiasme weggenomen. Niet, dat ik er veel
ellende van heb gehad. Maar ik heb er geen zin
meer in. Dat ligt in Amerika heel anders, dat
gaat daar allemaal veel gemakkelijker. In Hamil
ton, Canada, bijvoorbeeld komt een nieuw mu
seum, waaraan ik mijn volledig grafisch werk
heb gegeven. Dat wordt een geweldig documenta
tiecentrum. Ik ga er nog een vreselijk groot beeld
voor maken. Er komen nog twee centra: een in
de Verenigde Staten en dat andere misschien in
Europa. Kan ook best nog Australië of zo wor
den. Mijn schilderijen ga ik over de wereld
verspreiden. Dat zijn er toch te veel voor één
centrum".
„Ach, niemand weet waar het eigenlijk om gaat
Je kunt er gewoon helemaal niets van zeggen.
Zal me trouwens ook een zorg zijn. Wat heeft
het voor zin? Het gaat erom, dat je instinctief
wordt begrepen. Mijn werk zit nog net niet in
de laag van de bewustwording, wel ertegenaan.
Het raakt een heleboel mensen. Een teken, dat
ze het waarom een beetje begrijpen. De shock
van je bedoeling komt over. Dat is voorlopig
genoeg. Meer kan je niet eisen. Maar de tijd
komt, dat iedereen kan zien wat ik in mijn werk
heb gelegd. Het oog is er nog niet op getraind
om het er helemaal uit te halen. Nóg niet Nu
loopt er toch ook niemand meer rond, die de
telefoon of de radio niet kan verstaan? Nou,
precies hetzelfde. Vroeger liepen er hele horden
rond, die aan die technische vervormde stemmen
geen touw konden vastknopen. Zo is dat".
Karei Appel: gewoon dus een kwestie van even
wachten.
JAN NIES
Foto's: MILAN KONVALINKA
maar drie uur te wachten en dan is hij ook nog
even, heel even, genegen iets te zeggen. Neen,
dat kan geen ondankbaar mens zijn. Karei Appel
heeft die negatieve kritieken verdiend. En als
later dat „even, heel even" blijkt te zijn uitge
groeid tot een klein uur is de dank daarvoor
slechts op één manier uit te drukken: als Karei
Appel nog ooit wat negatieve kritieken nodig
heeft, hoeft hij dat maar even te laten weten.
Karei Appel: Nederlands kunstenaar in den
vreemde. Zoiets brengt zijn verplichtingen mee.
En dus valt tussen al het Amsterdams ook van
tijd tot tijd achteloos een Frans of Engels woord.
Ook met plat Amsterdams accent uitgesproken.
Maar geen woord buitenlands zit er in die vijf
woorden, waarmee Appel voor eeuwig de eeu
wigheid in zal gaan: „Ik rotzooi maar wat an".
„Zoiets horen de mensen toch graag? Dan krij
gen ze het ook. Zo beroerd ben ik nou ook weer
niet. Ze vragen altijd zoveel onzin en om er dan
vanaf te zijn smijt je er wat ateliertaal tegenaan.
Dat ze het niet begrijpen en dat daar zo'n heisa
over losbreekt, zal mij verder een zorg zijn. En
zijn er dan ook nog, die in dure boeken in
onleesbare stukken gaan uitleggen wat dat bete
kent? Prachtig. Zo hoort het ook. Prachtig".
„Kijk, ik weet nooit waar ik eindig met een
schilderij. Dat is een gok. Eigenlijk weet ik ook
niet waar ik begin. Mijn uitgangskleur kan bij
voorbeeld rood zijn. Prachtig mooi rood, goed
dik erop. Maar dat kan uiteindelijk blauw wor
den, of wit of geel of noem maar op. Het is best
mogelijk, dat je op het laatst geen spatje rood
meer ziet. Meestal heb ik bij het begin niets in
mijn hoofd. Soms wel een paar ideetjes die ik
van de straat heb opgepikt, maar in de meeste
gevallen is het helemaal blanco. En dan begint
het".
„Ik schilder als een bokser. Ik speel een boks
wedstrijd tegen het doek. Een forse partij met
de verf. Dat gaat er hard, keihard tegenaan. Als
een bokser sta ik voor het linnen te springen.
In beweging blijven. Ik daag het uit. Maak
schijnbewegingen. Draai eromheen. Loer op een
goeie kans. En dan komt er een enorme dreun.
Midden er op. Raak. Keihard. Bam. Een vette
klodder. Of je hebt pech en je slaat er keihard
naast. Mis. Weg dreun. Je kunt dus zeggen dat
ik een beetje met messen en kleurtjes speel".
„Ach, als je zo lang bezig bent als ik, maak je
een evolutie door. Je ontwikkelt vanzelf een
techniek. Maar dat is niet genoeg. Je moet blijven
lüH
Die Italianen en zo. Maar creativiteit kunnen ze
je niet leren. Dat is een gevoelsmatige uiting. Dat
héb je dus. De enige vraag is, of je er iets mee
doet of niet. Als je het doet, moet je het zoveel
mogelijk uitbuiten en ontwikkelen. Uit die inner
lijke evolutie ontstaat de technische perfectie.
Kijk daar wel goed voor uit, want voor je het
weet is die een rem voor je creativiteit Als je
alleen maar technisch perfect gaat peuteren, kun
je net zo goed meteen ophouden. Had je net zo
goed boekhouder kunnen worden. Of automon
teur. Prima mensen hoor, als ze hun vak kennen,
want je hebt ze ook nodig in dit leven. Maar
in mijn vak moet je bezig zijn met je innerlijke
evolutie. En bezig blijven. Je moet een dienaar
zijn van de krachten in je. Niet ze de baas
proberen te worden, want dan doen ze het niet
meer. Echt een dienaar zijn. Laat ze maar ko
men Extase. In trance zijn. Dót is het. Nee, geen
drugs of van dat spul. Daar bereik je helemaal
niets mee. Ben je net een dronken vent Die vindt
zichzelf geweldig als hij in een café staat te
wauwelen. In zijn ogen is zijn ene uitspraak nog
beter dan de andere. Maar ga er maar eens
broodnuchter bij zitten. Luister maar eens wat
er uit die kegel komt. Je zult horen, dat het niet
creatief is".
„Als ik in New York op straat loop en de mensen
bekijk, vul ik me op. Het hele radarsysteem
maakt overuren. Denken, kijken, je verstand
gebruiken, aanvoelen. Alles is goed chaotisch
bezig. Daarna ga ik schilderen. Gevoelsmatig. Of
nee, eigenlijk ook niet helemaal gevoelsmatig,
want je kijkt naar wat je maakt. Je gebruikt dus
ook een beetje je verstand. Het is meer een
combinatie. Alleen, de verstandelijke controle
moet achteraf zijn. Als je vooraf gaat controle
ren, gooi je er de rem op. Dus eerst: hup een
kwak verf tegen het doek, en dan pas kijken
hoe het erop staat. Ik ben dus helemaal werelds
bezig. Dik en rijk in de verf. Schilderen is in
de wereld staan. Niet zwijmelen, maar werken,
hard werken en niet te zuinig met de verf zijn.
En wat zo ontstaat is meer dan materie. Het
kunstwerk is veel méér dan een stuk linnen met
daarop wat verftroep".
„Ik werk met veerkracht. Ik ben een vulkaan,
die voortdurend erupties heeft. Alle civilisatie is
dan weg. Het borrelt, gromt en stommelt van bin
nen. Eén grote massa van oermaterie. Kokend
onder een enorme druk. Steeds dreigend om
AMSTERDAM Karei Appel Iaat even op zich
wachten. Twaalf uur, was de afspraak. Om half
een is de meester er dus nog niet. Een begrijpe
lijk slordigheidje, want wat is een half uurtje
in het licht van zijn eeuwige roem? Eén uur:
Karei Appel laat even op zich wachten. Nie
mand weet waar hij uithangt. Zelfs de Haagse
kunsthandelaar Nieuwenhuizen Segaar, die tot
meerdere eer van de Nederlandse kunst en zijn
eigen bankrekening de kunstenaar had weten te
bewegen op doorreis van New York naar Parijs
een paar dagen in Amsterdam te verwijlen om
de presentatie van een nieuwe map grafisch
werk persoonlijk te komen opluisteren, heeft er
geen flauw idee van waar in Amsterdam of
elders in de wereld de schilder op dat moment
inspiratie aan het opsnuiven is. Half twee:
Karei Appel laat even op zich wachten.
Kwart voor twee: Karei Appel schijnt nog in
leven te zijn. Uiterlijk om twee uur zal hij er
zijn, zo wordt gemeld. Vijf over twee: Karei
Appel laat even op zich wachten. Hij moet een
ondankbaar mens zijn. „Ik ben beroemd gewor
den door de afbrekende kritieken", zal hij later
zeggen. En wat is zijn dank voor dat alles,
waardoor hij bijvoorbeeld even een retourtje
Parijs—New York kan nemen als hij zin heeft
in een hartig hapje aan de overzijde van de
oceaan, zoals hij dat volgens een hardnekkig
gerucht meerdere malen per jaar doet? Juist, hij
laat even op zich wachten. Een grote gunst, want
de vorige dag nog heeft hij een team van een
veelgelezen familieweekblad de deur uit laten
zetten. Zijn critici hebben hem destijds niet hard
genoeg aangepakt. Hij heeft hun negatieve kritie
ken niet verdiend.
„Karei bedoelt het zo kwaad niet", sust de
Haagse kunsthandelaar. „Eigenlijk is hij erg
verlegen. Hij kan niet zo goed tegen al die
drukte". En dus laat Karei Appel nog even op
zich wachten. Half drie: Karei Appel laat weten,
dat hij nog even op zich zal laten wachten. Vijf
voor drie: Karei Appel laat neen, voorwaar,
daar komt iets druk geruits met brede bloeme
tjes-bretels door de deur. Karei Appel laat weten
dat ie er is.
Hij gromt iets, waaruit valt op te maken dat hij
het „wél aardig" vindt weer even in zijn geboor
testad te zijn, maar dat dat toch niet langer dan
een paar dagen moet duren. „De wereld is mijn
nest geworden", laat hij zich nog ontvallen en
prompt is hij verdwenen. Op zoek naar melk
voor in de thee, blijkt na een paar minuten. Met
een royale zwaai mikt hij een plas thee naast
het kopje, mompelt dat hij erover denkt zijn huis
in Parijs op te geven omdat je zelfs als fatsoen
lijk mens in Frankrijk de dreiging voelt elk
moment van de dag door de politie te worden
opgepakt, en is wederom verdwenen. Het gebak
blijkt deze keer zijn doel te zijn. Tussen een paar
happen door wil hij ook nog wel kwijt in Ameri
ka de ideale samenleving te hebben gevonden
(„Hier in Europa is het eigen initiatief onmogelijk
gemaakt. De jeugd kan zich niet meer waarma
ken en heeft dus ook geen geld. Wel wordt ze
gek gemaakt door al dat moois en lekkers in
de winkels. Dus wat gebeurt er? Ze jatten alles
wat los en vast zit".), wil ook nog wel een paar
tellen poseren tussen zijn werk en besluit dan
dat het voor die dag genoeg is geweest.
En dan gebeurt er een wonder. In plaats van
resoluut weg te lopen naar nieuwe oorden van
inspiratie, wacht Karei Appel even. Nog erger:
hij laat zich zelfs overhalen nog even, heel even,
te praten. Uiterste verbijstering. Waar heb je dat
aan verdiend?, vraag je je vertwijfeld af. Je
maakt een afspraak voor een gesprek, hoeft
trainen. Je hebt je dode punten. Soms. Ben je
hartstikke moe. De spieren willen niet meer.
Doorgaan is hét enige wat helpt Blijven trainen.
Als een bokser touwtjespringen, gewichtheffen,
hardlopen. Keihard zijn voor jezelf. Want als je
op zo'n dood punt stopt, dan maak je het nooit.
Als je daar doorheen weet te breken, dón maak
je het. En het komt steeds weer terug".
„Schilderen is een wereldse bezigheid. Niks aan
de hand. Gewoon werelds. Maar toch heb ik wel
eens van die momenten, dat ik van de wereld
afvlieg. Dan heeft het me te pakken. Op die
momenten kan ik filosoof worden. Zie ik het heel
breed. Allemaal grote verbanden. De oneindig
heid. Heel diep. Maar dat is dus maar bij vlagen.
Ik ben schilder en dat betekent dat je heel
sensueel en aards aan het werk moet zijn. Olie
verf is ontzettend sensueel spul. Prachtige mate
rie. Goed vet. Dik. Stel je dat even voor, zo'n
lekkere klodder. En het ruikt Olieverf kan je
ruiken en je gaat er zelf naar stinken. En als
je goed mikt komt het zo lekker op het doek.
Boterzacht Zo gebruik ik het ook, precies zoals
het is. Niet verdunnen. Geen geintjes. Puur na
tuur".
„Ik ben geboren als portrettist. Dat heeft er altijd
ingezeten. Heb ik niks voor hoeven doen. Dat
héb je. Maar de rest heb ik zelf moeten maken.
Ik ben een self-made man. Ja, ik ben wel op
de academie geweest, maar daar leer je geen
moer. Kunnen ze niets aan doen, zo is het nu
eenmaal. Ik ben daar alleen naar toe gegaan om
te weten te komen wat er vóór mij is geweest