Ludwig Beethoven vail I In zijn muziek zal de mens zichzelf, zijn lot en zijn bestemming blijven herkennen OP 29 MAART 1827 TWINTIGDUIZEND MENSEN OP DE BEEN VOOR BEGRAFENIS VAN RIL CNSDAG 20 APRIL 1977 LEIDSE COURANT PAGINA 11 ^•adzijde uit een van Beethovens ^■geschriften Beethovens begrafenis. eeuw dat zij deze zonderlinge vreemdeling uit Bonn vrijwel onmiddellijk als een buitengewoon begaafd musicus en daarna als een genie hebben herkend en bewonderd en al zijn hebbelijkheden en onheb belijkheden hebben geaccepteerd. In 1787 al was de 16-jarige Beethoven, die de Weners Bethofèn noem den, voor het eerst van zijn geboortestad naar het muziekcentrum aan de Donau gereisd om er als klaviervirtuoos en improvisator carrière te maken en er zijn compositorische opleiding bij beroemde meesters te voltooien opdat hij ook als toondichter en dirigent van zich kon doen spreken. Nog hetzelf de jaar moest hij vanwege de dood van zijn geliefde moeder naar huis terugkeren maar in 1792 reisde hij opnieuw naar Wenen. De dan 22-jarige zou er zijn hele verdere leven blijven, afgezien dan van wat langere of kortere reizen van incidentele aard en van zijn geregelde zomerverblijven op het platte land. Het aantal huizen in Wenen waar Beethoven heeft gewoond, is bijna ontelbaar. Overal was er wel wat. Redenen om met huisbazen en buren forse ruzies te maken, lagen voor het grijpen. Menigeen had zelfs moeite om de langzamerhand beroemd geworden meester op zijn zoveelste nieuwe adres te vinden. Niet van adel Het woord „van" vóór de naam Beethoven heeft velen tijdens het leven van de componist geïntri geerd 'en doet dat zelfs nu nog. Er behoeft niet aar te worden getwijfeld dat de Weense adel er van overtuigd was dat Beethoven van adel was. Anton Schindler, later geruime tijd zijn factotum en ook zijn eerste, goedwillende zij het niet helemaal be trouwbare biograaf, heeft vastgelegd dat men in Oostenrijk van mening was dat het „van" voor de naam overeenkwam met het Duitse „von" en dus op adel wees. De kunstenaar achtte het niet in zijn voordeel dat overal en duidelijk tegen te spreken. Toen er in 1810 in Parijs een muziekencyclopedie verscheen waarin stond dat Beethoven een onecht kind was van de Pruisische koning Frederik Willem II ondernam hij geen stappen die onzinnige vermel ding ongedaan gemaakt te krijgen. Integendeel: tijdens Beethovens leven werd de betrokken ency clopedie zes maal herdrukt, telkens met deze onge wijzigde vermelding. Eind 1815, begin 1816 raakte Beethoven echter in een proces verwikkeld en toen vroeg de rechter hem rechtstreeks of hij van adel was en dat kon bewij zen. Beethoven antwoordde dat „van" een Neder lands predikaat was dat wel wees op de afkomst van een bepaalde stad of streek maar niet op „adel" en dat hij dan ook geen adelsbrief bezat. Intussen is uitgezocht dat de eerste stamvader van het familiegeslacht Van Beethoven een boer was, die in de 15e eeuw in Kampenhout tussen Brussel en Aarschot leefde en werkte. Diens nazaten bleven ten dele boeren maar er waren er ook die bakker, meubelmaker of handelaar in kant werden. Pas in 1712 is er een Lodewijk van Beethoven die het vak van musicus koos. Deze overgrootvader van de thans alom gevierde componist werd zanger en koorleider van kerken in Mechelen, Leuven en Luik en zag kans in de hofkapel te komen van de keurvorst van Keulen die bij voorkeur in Bonn resideerde. In dienst van die keurvorst was ook Beethovens vader tenorzanger. Toen Ludwig vier jaar was kreeg hij muziek- lessen van zijn vader, meer of minder geregeld want die vader had een levenslusti ge muzikantennatuur en hield niet van regelmaat Wel dronk hij soms meer dan goed voor hem was Ook daarom was armoe troef in het gezin waarin Beethoven opgroeide als een ernstig, in zichzelf gekeerd kind. Het staat wel vast dat hij geen zonnige jeugd heeft gehad want al herkende vader Johann het bijzondere muzikale talent van zijn zoon gauw genoeg, en al gaf hij er hoog van op, hij had vooral de bijbedoeling het voordelig te exploiteren Beethoven aan de wandel. Tekening van J. D. Böhm. op de manier waarop Leopold Mozart met zijn wonderkinderen door West-Europa trok. Mozart echter verstond de kunst zijn kinderen goed te onderrichten wat van Johann van Beethoven betwij feld mag worden. Het is een geluk dat het kind vaak in een heel ander en beter milieu kon vertoe ven en in handen viel van Christian Gottlob Neefe, een ervaren dirigent, organist en componist die zijn leerling een degelijke scholing gaf en hem onder meer in kennis bracht met de werken van Bach en Handel. Beethoven is twaalf jaar als zijn eerste composities voor klavier worden gedrukt. Het jaar te voren had hij met zijn moeder een familielid in Rotterdam bezocht en zijn vader had geprobeerd er een tour nee van de kpaap als klavier-virtuoos aan te verbin- Beethoven. Tekening van J. D. Böhm. den maar daarover zijn geen bijzonderheden gevon den. Wel weten we dat vader Johann zijn zoon samen met een oudere, vrouwelijke leerlinge die zong, aan de muziekliefhebbers in Bonn presenteer de en toen smokkelde met de leeftijd van zijn zoon, die hij zes noemde terwijl hij al zeven was. Toen Beethoven 14 jaar was, werd hij door de Keulse keurvorst tot tweede hoforganist benoemd. Hij speelde ook viool en altviool in de hofkapel maar het klavier bleef zijn geliefd instrument. Zo tegen zijn twintigste jaar gold hij als „de grootste a vista speler van zijn tijd". In concertzalen en salons was hij befaamd om de onuitputtelijke rijk dom Vein zijn muzikale fantasieën. Doofheid isoleert Ook in zijn begintijd in Wenen was Beethoven in de eerste plaats een gevierd klaviervirtuoos en daarna een beroemd dirigent, zoals in die tijd gebruikelijk was voornamelijk in eigen werken. Al vrij spoedig moet hij begrepen hebben dat hem als uitvoerend kunstenaar geen lange toekomst bescho ren zou zijn. Aangenomen mag worden dat al in 1798, toen hij dus nog pas 28 jaar was, de eerste symptomen van een aanvankelijk lichte doofheid zich aandienden. Begrijpelijkerwijs deed Beethoven al het mogelijke dat geheim te houden, al zocht hij wel dadelijk medische hulp en beproefde hij van allerlei hulpmiddelen en apparaten. Er is een notitie van Beethoven zelf, daterend uit 1806, die luidt: „Je doofheid zal geen geheim meer zijn, ook niet in je kunst". Dat is voor een musicus een afschuwelijke bekentenis en men kan begrijpen hoe moeilijk hij het er mee had en hoe het op zijn humeur inwerkte. Weldra hoort hij het niet meer als hij er op de vleugel naast slaat en Louis Spohr, de componist, stelde vast dat Beethoven zich om streeks 1812 als uitvoerend kunstenaar terugtrok. Zeker is, dat hij na 1814 niet of nauwelijks meer is opgetreden en dat hij op zijn laatst in 1818 stokdoof moest worden genoemd. Al veel eerder begon het hem te ergeren als mensen naar zijn pianospel luisterden als hij voor zichzelf studeerde of aan de piano componeerde. Wie dat toevalliger wijs waarnam, kon verzekerd zijn van een woede uitbarsting. In 1819 kreeg Beethoven van de destijds beroemde Engelse pianobo.uwer Thomas Broadwood een vleu gel cadeau maar eigenlijk had hij aan dat kostbare geschenk, dat tegelijk een eerbewijs was, niet zo erg veel meer. Een andere intrumentmaker die Beethoven de in leer gebonden werken van Handel aanbood, schoot in de roos want die kon Beethoven nog wel lezen en hij kon er, naar hij zelf verklaarde, ook nog heel wat van leren. Dat zei de moeilijke man toen hij al de Hammerkla- vier-sonate opus 106 had voltooid en de eerste schetsen had gemaakt voor zijn Missa Solemnis! De vroegere pianovirtuoos en dirigent heeft zich dan reeds lang op een heel andere, voor het nageslacht veel duurzamer manier weten uit te drukken. Autobiografische trekken Bijna alle kunst vertoont, direct of indirect, autobio grafische trekken maar die zijn soms zo verborgen en onbewust geuit, dat het nauwelijks zin heeft er naar te speuren. Bij Beethoven, die in tegenstelling tot Haydn en Mozart nooit in dienstbetrekking behoefde te componeren, zijn die autobiografische trekken veel belangrijker. Zijn muziek zou heel anders zijn geweest als hij het gemakkelijker had gehad met zichzelf en zijn omgeving. Door zijn doofheid was hij verplicht in de omgang met zijn medemensen „conversatieschriften" te gaan gebrui ken. Helaas heeft Anton Schindler, die in 1840 in Münster de eerste Beethoven-biografie publiceerde, uit valse schaamte en verkeerd begrepen piëteit meer dan de helft van die „conversatieschriften" vernietigt omdat die naar zijn mening de soms wel eens erg grove meester niet tot eer strekten. Ook daarna is er met dit waardevolle materiaal uit de jaren 1819-1827 vreemd omgesprongen maar nu zijn ze dan toch in elf delen met uitvoerige toelichtingen aan het verschijnen. Er valt veel uit te leren over Beethovens karakter, zijn veelvuldige ziekten en zijn daardoor veroorzaakte prikkelbaarheid, over het isolement dat zijn doofheid veroorzaakte, over zijn laatste werken waarvan de klankvoorstelling waar schijnlijk anders gerealiseed zou zijn als hij ze had kunnen horen. Want als we een gering deel van zijn muziek dat als gebruiksmuziek „om de verdiensten" werd gemaakt, buiten beschouwing laten, qijn alle werken van Beethoven in wezen „bekentenismu- ziek." Daarover is het laatste woord nog niet gesproken en het zal ook wel nooit gesproken worden. Wie zal bepalen welke muzikale invloed bij voorbeeld zijn frustraties uitoefenden die het gevolg waren van zijn eigenaardig gedrag tegenover vrouwen. Hij was vaak verliefd en werd even vaak afgewezen of genegeerd. Beethoven was een belezen man, die ook veel over de godsdienst nadacht. Hij was en bleef overtuigd katholiek, al hield hij zich niet altijd precies aan de regels. Ziehier een notitie van zijn hand die er niet om liegt: „Ook de kerk moet een grondwet krijgen, er moeten weer concilies komen, waar alle bisschoppen de geloofszaken in overeenstemming moeten brengen met datgene waaraan het volk behoefte heeft. Waarom bestaat dat tegenwoordig niet meer?" Deze man schreef ook: „God, u ziet in mijn binnenste en kent het..". In december 1819 noteerde een zekere Karl Peters in een van Beethovens conversatieschriften: „Ik leef, wat mijn huiselijke omstandigheden betreft veel beter dan u maar ik ben dan ook helemaal dood als ik eenmaal zal zijn gestorven." Deze uitgever heeft treffend uitgedrukt wat wij nu, an derhalve eeuw na Beethovens dood nog ervaren. Beethoven leeft voort in zijn muziek en hij zal daarin blijven voortleven, alle veranderingen in smaak en stijl ten spijt. Want iedereen zal zich in die muziek altijd weer herkennen. J. KASANDER 22-"Ti/T? Sf i iA' v .v e m r s r. J.iM ton a6frn OJIarfu 1778. inrt auf toni' i mujihiln'difii 9tfatomicfaal in tor vrtrrnrnqap tor Affburróllmfdir ■poitrncriji II KI'. T1IOV I. N tor ^f>cc i)obcn jnjfi) fhncr 6d)toarrn ju rrotölorrn namhd): I .Madilc. Avcrdorw £ofdltiftin, unè frin istyngm \>on 6. j3abrrn. (Srftftt n>itb mit torfdjictoncn fdtfwn Stam,1 jlfCtfTft mir Urrfdnrbrnrn <£Iü\>wc tfonmftn unb $notftot{ 1b-ibrn itufjuroarfcnn>o rr alien fcobcn (xcijifcaftto j nn bollig Crcsjmiijni ju Intfrn fid) fd)iucid)Irfum |f I nifbr t>a toijto juin qróórrn Q3crqnüijfn tod ijanjrn £otrs I }|id) bónn ju laffcn tor Ginato grljabt twton. Bet fMnfaiui ift ?!brnW um 5. Ubr. j Die mdjt abbonnirtf Atrrrn unb Dainrn jablrn einrn ©ulton. Dir2MUcrêfmb auf rna$rrminufifaliftixn91fatomiaaal, audi brn Acn. Garen auf tor öacj) ju baton. SPais-3£nSf3 Advertentie voor het eerste openbare optre den van de jonge Beethoven, die als zesjari ge wordt aangekondigd maar toen al zeven was. 5 ondet "ïee Br ind vai :ugd, li maakt; leer bè fliep y ?er chi 'den tq n disct )e athc ret chr, >ep als olerert /acht Centi ft zich: ag van zorgd 976 eri /raagd ïoogte prekinf* de Weoven de bi in de li ;p, vra ze van /ijzen, raad z de B.< wil 1 van ipricht organi op zijn sterfbed. Tekening van Joseph Danhauser. 3- as de spectaculaire uitvaart van de ongehuwde llieke componist van 56 jaar die geen moeite v gedaan om zich erg bemind te maken. Zeker, ras altijd bereid geweest van het weinige dat ezat aan armen wat weg te geven maar hij ook berucht om zijn vreemde, onbehouwen eren, zijn slordig uiterlijk, zijn bittere norsheid, loge adellijke beschermers die hem in staat en als zelfstandig musicus te leven ën te wer- maakt hij in zijn woede-aanvallen uit voor al elijk was. Hij wilde ook voortdurend uit Wenen erteeifvant „van de keizer tot de schoenpoetsers zijn >p heWeners niets waard", zo zei hij. Toen het te \lbestuur hem belastingvrijdom verleende en leerl ereburger maakte, vroeg hij sarcastisch of er tt varfnen dan ook schandburgers bestonden? tre m. een gemakkelijk en (beminnelijk mens was duitstfioven in het algemeen beslist niet. Daarom 1 „Fc het een niet weg te cijferen verdienste van V.d. feense muzikale adel in het begin van de vorige rken Pauw middag van 29 maart 1827 werd de drie dagen r aan de gevolgen van buikwaterzucht overle- Ludwig van Beethoven begraven. Het is dus ra anderhalve eeuw geleden dat er soldaten te pas moesten komen om de toegangspoort et Weense sterfhuis Alservorstadter Glacis 200 de toestromende menigte af te sluiten en de vrij te houden. Negen paters van een nabij en benediktijne klooster zegenden de kist op een bijbel en een met bloemen versierd waren gelegd. Zestien zangers, ondersteund vier bazuinen, zongen een door de overledene nponeerd Miserere. Van de Heilige Drievul- tidskerk uit werd het stoffelijk overschot on- ilokgeiui op het WShringer kerkhof ter aarde ld. Na zo'n tweehonderd karossen volgde een iien]bare stoet van voetgangers. Volgens de ard gebleven documenten waren er ongeveer mensen op de been. De scholen in de buurt en de kinderen vrijaf gegeven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 11