.Jusschen droom en daad Willem Elsschot ONMISBAAR BOEKJE Een verzameld werk van niks, eigenlijk- Slechts achthonderd bladzijden: vijftien korte tot zeer korte romans en 22 gedichten. Dat'is alles wat de schrijver Willem Elsschot heeft nagelaten. Erg weinig, maar in al zijn beknoptheid kan het moeiteloos de vergelijking doorstaan met de soms kubieke meters grote nalatenschap van andere schrijvers. Want Elsschot kon in één enkele zin een complete wereld tot uitdrukking brengen, inclusief een ondergrondse wereld van onuitgesproken, tegenstrijdige gevoelens. Het is een van de redenen, waarom lezen van het werk een gevaarlijke onderneming is: wie aan Els schot. begint raakt er onverbiddelijk aan ver slaafd. En onder invloed van die verslaving zijn zijn lezers eenstemmig in hun oordeel: Elsschot behoort tot het allerbeste wat de Nederlandse literatuur heeft voortgebracht. En toch is Willem Elsschot eigenlijk nog niet ontdekt. Zijn boeken zijn altijd redelijk verkocht, maar pas de nieuwe uitgave van het verzameld werk eind vorig jaar werd een verkoopsucces. Het aantal boeken óver hem is klein. En wat misschien wel het meest kenmerkende is: als er over hem wordt geschreven wordt steeds weer verteld hoe de schrijver van het verhaal bij toeval met Elsschots werk in aanraking kwam „Hij stond er op door te gaan voor een burger die in zijn vrije tijd ook wel eens schreef, maar niet deelnam aan het letterkundig leven en er ook niet van op de hoogte was. Hij liet wel eens onderverstaan dat de anderen beroepsschrijvers waren die het deden voor de faam en het geld". (Gerard Walschap) en sindsdien een vurig volgeling van hem is geworden. Het gelukkig sterk groeiende leger propagandisten moet de ongelovigen nog altijd bezweren, dat Elsschot een van de allergrootsten is. Zijn ontdekking is pas voltooid, als dat onuit gesproken kan blijven, omdat iedereen het weet. Die algemene erkenning is een kwestie van tijd. Dan zal Elsschot in één adem worden genoemd met de door hem zo bewonderde Multatuli. Iets waarvan de schrijver Willem Elsschot misschien ooit heeft gedroomd; de Antwerpse reclameman Alfons Jozef de Ridder nooit. Want deze zaken man wilde naar buiten toe niet weten, dat hij zich achter het pseudoniem Willem Elsschot ver school. Contacten met andere schrijvers had hij aanvankelijk niet; mef succes hield hij zijn bele zenheid verborgen; zelfs zijn kinderen hebben lang niet geweten, dat hun vader Willem Elsschot was. „Tegendraads" en „een vat vol tegenstellingen" is hij genoemd. Juiste omschrijvingen voor ie mand, die zijn hele leven lang niet was, wat anderen (en hijzelf?) wilden dat hij zou zijn. De op 7 mei 1882 geboren bakkerszoon was door zijn vader voorbestemd voor een grootse carrière en bezocht het Koninklijk Atheneum van Ant werpen. „Toen ik plus minus zestien was moest ik de school verlaten, hoofdzakelijk wegens bal dadig gedrag", zo schreef hij later in een bijna baldadige brief over zijn levensloop aan het Haagse gemeente-archief. Hij werd loopjongen, haalde enkele jaren later het diploma van de Antwerpse Handelsschool, ging werken in Parijs „Bij een van die bezoeken kwam de achtergrond van „Pensioen" ter sprake, en toen ik hem de vraag stelde of zijn familie niet ontstemd was geweest om zoveel schrijverij-op-de-man-af. zei hij met een sarkastisch glimlachje: „Mijn familie, dat zijn God-zij-dank analfabeten". (Garmt Stuiveling) en Rotterdam en vond uiteindelijk zijn bestem ming als reclameman in Antwerpen. Intussen was hij op 19-jarige leeftijd vader geworden; pas zeven jaar later trouwde hij met de moeder van zijn kind. In zijn schooljaren schreef hij zijn eerste gedich ten, aanvankelijk sterk onder invloed van de Tachtigers, later steeds cynischer, scherper en doeltreffender in taalgebruik. Zijn verblijf in een Parijs pension stond model voor zijn eerste roman, „Villa des Roses", die hij in 1910 in Rotterdam schreef. Een ijzersterk debuut, dat echter nauwelijks werd opgemerkt, net zo min als de enkele jaren later verschenen novelle „Een ontgoocheling" (waaraan zijn belevenissen als mislukt scholier en loopjongen ten grondslag liggen) en de roman „De verlossing". Ook het in 1924 verschenen „Lijmen" (over een naar oplichting ruikende reclamehandel, waarvoor de bouwstenen werden geleverd door Elsschots vroegere betrokkenheid met het „tijdschrift" de „Revue Continentale Illustrée") kreeg weinig aandacht. Het Bzztóh Theater organiseert op zondag 24 en maandag 25 april in samenwerking met de VAR A-studio en de BRT in het Haagse Hot- theater een manifestatie rond de schrijver Wil lem Elsschot. Op zondagavond wordt voor het eerst in Nederland de film van Frans Buyens „Het dwaallicht" naar de gelijknamige roman van Elsschot vertoond. Het programma van de maandagavond bestaat uit voordrachten door Henk van Ulsen van een brief en verzen van Elsschot. Jos Vandeloo praat met Elsschots zoon, Walter de Ridder, en dochter, Adèle Kelner-De Ridder. Ook wordt gesproken met Elsschots kleinzoon („Tsjip") dr. Jan Maniewski, met Jan C. Villerius en met Lieven Walschap. Muzikale medewerking wordt verleend door Koos Verheul, Jan van der Meer en Piet Veenstra. De VARA-radio zendt op 4 mei gedeelten van de manifestatie uit. Ter gelegenheid van de Elsschot-manifestatie geeft het Bzztóh het boekje „Willem Elsschot" uit, een bundel artikelen over de schrijver en zijn werk. De losse citaten op deze pagina en de foto's zijn daaruit overgenomen. hij voorlas uit eigen werk, van zijn aanvoerderschap bij de familie-oorlog om een erfenis veilig te stellen, en al die andere verhalen waarvan de ware Elsschot- aanhanger maar nooit ge noeg krijgt. Veelal bekende feiten en meningen dus, maar doordat ze steeds an ders worden verteld vormt elke nieuwe variant weer een kleine bijdrage tot de oplossing van het mysterie Willem Elsschot. Doordat in het boekje door zoveel schrijvers zoveel fa cetten van de complexe persoon Alfons de Ridder en zijn alter ego Willem Elsschot op zoveel manie ren worden belicht, ont staat een compleet beeld van dat mysterie, ook en vooral van de sfeer waarin zijn werk ontstond en gele zen wordt. Bovendien bevat deze uitgave een vrij groot aantal brieven van Els schot, waarin hij het onder Alleen al daarom mag dit boekje niet ontbreken in de boekenkast van iemand die alles al over Elsschot weet. Evenmin kan het worden gemist door iemand die buiten het werk om eens kennis wil maken met een van onze grootste schrij vers. JAN NIES Willem Elsschot Samen stelling: Phil Muysson. Uit gave: Bzztóh, Den Haag; giro: 2476900. Prijs: 8,50 (abonnees van het tijd schrift Bzzletin ontvangen het boekje gratis als april nummer). „Financieel niet sterk genoeg om me het bundeltje aan te schaffen, heb ik de verzen toen maar woord voor woord in een school schrift overgeschreven. Later heb ik gehoord dat een van de doch ters van Alfons de Ridder datzelf de ook eens heeft gedaan, niet wetend dat haar vader en Willem Elsschot een en dezelfde waren. Elsschot vond op haar kamer haar afschrift, waarin hij enige foutjes ontdekte, die hij toen stil zwijgend verbeterde, waarna hij het manuscript weer terug legde. Verder geen woord". (Jan C. Villerius) Bijna tien jaar duurt het, voordat Elsschot daar na weer iets nieuws schrijft. Uiteindelijk weet Jan Greshoff hem te provoceren tot een nieuw boek. Het heet „Kaas", in veertien dagen geschre ven en handelend over de afgang van een ge voelsmens, die zijn geluk in de (kaas)handel probeert te zoeken. „Het gaat eigenlijk over mijn publiciteitsbranche, maar ik heb er een kaaszaak van gemaakt, daar het nog weerzinwekkender is. Je gaat er naar ruiken...", zo vertelde de schrijver later aan Simon Carmiggelt. In de daarop volgende jaren krijgt „Lijmen" een vervolg in „Het Been", beschrijft Elsschot zich zelf in de rol van grootvader in „Tsjip" en „De leeuwentemmer", treedt nog tweemaal op als man die weet wat in de (handels)wereld te koop is („Pensioen" en „Het tankschip") en neemt tenslotte afscheid in „Het Dwaallicht": een gran dioze roman, waarin de hoofdpersoon uit de meeste voorgaande boeken oud en uitgeblust is, maar tijdens een nachtelijke wandeling met drie Oosterlingen nog even opleeft De levenscurve van verliefde jongen in een Pa rijs pension tot de vermoeide grijsaard in zijn luie stoel bij de haard is daarmee in het werk voltooid. Een werk, dat tal van autobiografische elementen bevat, maar in zijn geheel niet auto biografisch is te noemen. Zijn omgeving leverde hem de bouwstenen, waarmee hij de botsing tussen droom en daad, tussen de gevoelsmens Laarmans en de zakenman Boorman kon be schrijven. De tegenpolen Laarmans en Boorman zijn in veel boeken te vinden en beiden zijn ze een deel van de gespleten persoonlijkheid Willem Elsschot-Alfons de Ridder: de in wezen gevoelige schrijver Elsschot en de gehaaide reclameman De Ridder. Gaandeweg gaat Laarmans, het kleine fatsoenlij ke burgermannetje vol onbereikbare idealen, al leen de hoofdrol spelen. Boorman verdwijnt en Laarmans berust. Daarmee beantwoordt hij aan het beeld, dat Elsschot beschreef in zijn vroegere gedicht „Het huwelijk", waarin een mém zijn vrouw oud ziet worden en (uit angst voor zijn eigen ouderdom) van haar af wil: „Maar doodslaan deed hij niet, want tusschen droom en daad staan weten in den weg én praktische bezwaren, en ook weemoedigheid, die niemand kan verkla- en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot En zagen dat de man dien zij hun vader heetten, bewegingloos en zwijgend bij het vuur gezeten, een godvergeten en vervaarlijke' aanblik bood". De gespletenheid van de gevoelsmens Elsschot komt ook tot uitdrukking in zijn bikkelharde cynisme, het plaatstalen masker waarachter hij wegkruipt om zijn ware gevoelens niet te hoeven tonen. Hoe nauwer hij zich bij zijn personen betrokken voelt, des te meer afstand neemt hij van ze als hij ze beschrijft. In zijn vlijmscherpe taal, waarin „iedere bladzijde, iedere zin, ieder woord, iedere punt, iedere komma het doel nader „Hij had geen bibliotheek, dat interesseerde hem niet. En z'n eigen boeken had hij ook niet. Want moest hij ergens een lezing gaan houden dan vond ik dikwijls 's morgens in de bus een briefje, dat hij met de post verzond, alhoewel hij achter de hoek woonde, maar dat lag dan niet op zijn weg. Daar stond dan op: „Walter, breng mij eens Villa des Roses en Kaas en Het Dwaallicht want ik moet weer een lezing gaan houden". Enige dagen later kreeg ik die dan weer terug". (Walter de Ridder) Als Willem Elsschot voorlas uit eigen werk moest hij zijn eigen boeken eerst bij zijn zoon lenen. Tijdens het voorlezen gebeurde het vaak, dat de schrijver door emoties werd overmand. „Het was avond en stil om ons heen. Een diffuus licht zorgde voor intimiteit. Zonder veel omhaal vertelde Elsschot dat zijn nieuwe roman „Kaas" was geheten en dat hij er uit zou voorlezen. Met een monotone stem begon een, in keurig pak gestoken, meneer: „Eindelijk schrijf ik je weer omdat er grote dingen staan te gebeuren en wel door toedoen van mijnheer Van Schoonbeke. Je moet weten dat mijn moeder gestorven is". Ech ter na ongeveer twee bladzijden, stokte hij, haalde een grote witte zakdoek te voorschijn en bette zijn ogen. Hij was te ontdaan om voort te gaan". (Bob van Kampen) brengt of op afstand houdt" (inleiding op „Kaas"), zet hij personen en situaties bikkelhard ontluisterend neer, genadeloos elke menselijke tekortkoming observerend. Een enkele maal komt hij achter dat masker te voorschijn en toont zijn ware gezicht, zoals in „Tsjip" als hij over zijn kleinzoon zegt: „Langs de baan zal ik hem onderwijzen: dat hij veel doen moet van wat ik heb nagelaten en veel nalaten van wat ik heb gedaan; dat hij de gevulde hand moet afstoten; dat hij niet bukken mag voor 't geweld, juichen noch rouwen op bevel van de machthebbers. Dat hij moet opstap pen met de verdrukte scharen om vorsten en groten tot brij te vertrappen. Ik zal met hem het lied der bevrijding aanheffen en zo bereiken wij samen het land waar die gouden vogel jubelt, véél hoger dan de leeuwerik". Willem Elsschot overlijdt, 78 jaar oud, op 30 mei 1960; zijn vrouw een dag later. Het was, zoals Garmt Stuiveling schrijft, een „wonderlijke dub bele begrafenis op Schoonselhof, met eerst de lijkwagen van zijn vrouw en daarachter op de hand gedragen het kleine kistje met de as van Elsschot". "typisch Elsschot volgens Fernand Au- wera: „Eendrachtig in de contramine tot voorbij de streep". JAN NIES Het moet iets verschrikke lijks zijn een boekje samen te stellen over Willem Els schot. Het legioen bewon deraars zal het in alle dankbaarheid verorberen, want bij ontstentenis van een nieuw woord vin de meester is elk nieuw woord óver hem hoogst welkom tussen het lezen en herlezen van het verza meld werk door. Maar van de andere kant is er weinig nieuws meer over Elsschot te vertellen, omdat de anecdotische be nadering van zijn werk door de nieuwe gezichts punten heen is. En een ge degen studie kan niet in een boekje; dat is minstens een half levenswerk. Boek jes over Elsschot „staan vol met stukjes van Vlamingen die schrijven dat je in zijn boeken veel „geestige hu mor" aantreft, en van Hol landers die ons verzekeren dat achter zijn cynische stijl grote gevoeligheid schuilgaat", zo vat profes sor Karei van het Reve het in alle ongenuanceerde juistheid samen in het nieuwste Bzztóh-boekje „Willem Elsschot". Zijn verklaring zou een ideaal voorwoord zijn ge weest voor de bundel herin neringen, essays, brieven, documenten, interviews en foto's, die door Phil Muys son ter gelegenheid van de Bzztöh-manifestatie over Elsschot is samengesteld. Want in wezen staat ook deze uitgave vol met stuk jes van... etc. Maar het is wel een van de aardigste verzamelingen op zijn ge bied geworden door de keuze van die Vlamingen en Hollanders. De inhoudsopgave ver meldt een indrukwekkende rij prominenten, waarvoor iedereen die een comitee van aanbeveling zoekt, zich de vingers zou afbijten. Al leen Simon Carmiggelt ont breekt (die vorig jaar het verrukkelijke „Notities over Willem Elsschot" pu bliceerde), ri\aar tegenover dat gemis staan namen als Hella S. Haasse, Bob den Uyl, J.M.A. Biesheuvel, Clara Eggink, Theun de Vries, Pierre H. Dubois, Fernand Auwera, J.W. Holsbergen, Adriaan van der Veen, Garmt Stuive ling, Jan C. Villerius, Ge rard Walschap, Jan Spier dijk, Maarten 't Hart en Elsschots zoon Walter en dochter Adèle. Samen vertellen ze meerde re malen het verhaal van de grote gevoeligheid ach ter de cynische schrijver, van Elsschots gesnotter als meer heeft over zijn literai re voorkeuren. Ook zijn brieven aan Jan Greshoff over de ontstaansgeschie denis van „Kaas" zijn afge drukt. De belangrijkste passages daaruit waren al bekend, maar het is de eer ste keer dat deze brieven in hun geheel zijn gepubli ceerd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 15