e
„Ik was thuis
een verrekkeling"
3
Cursus tegen
vliegangst
Carrière of levensgeluk
staat soms op het spel
ZOLANG
KINDEREN
HULP
NODIG
HEBBEN
MOETEN
ER
INTERNATEN
ZIJN
s=r
DEN HAAG - „Ik was thuis
een verrekkeling. Ik zeg het
maar zoals het was. Ik ver
wachtte meer van mijn ou
ders dan ze me gaven. Ik kon
niet met ze opschieten. Vader
en moeder hadden nooit tijd
voor me. Ze moesten altijd
maar werken. Toen ik nog
klein was had ik dat niet zo
in de gaten, maar toen ik gro
ter werd, zag ik dat het bij
andere meisjes thuis anders
was. Tenminste, dat dacht ik.
Bij ons kon in ieder geval
nooit iets. Ik werd agressief
- een echte driftkop. Ze stuur
den me naar een kostschool
om het af te Ieren. Nou, dat
was een hel vergeleken bij
hier. Je zat met 250 man in
een groep. De meisjes haalden
allerlei rotzooi uit en je deed
mee om te bewijzen dat je
niet laf was. Na een half jaar
hebben ze me eruit gehaald en
hierheen gebracht. Meteen
toen ik het huis hier zag, viel
het me al mee. Geen tralies,
geen hoge muren. Het was wel
wennen. Hier bekommeren ze
zich om je. Ze vragen wat er
is. De eerste paar maanden
kon ik niet begrijpen dat
zoiets bestond. Grote mensen
die zich om je bekommeren.
Ik vrat de stomste dingen uit
en iedere keer stonden ze
weer voor me klaar. Toen ik
eenmaal wat veranderd was,
werd het net een groot gezin.
Er was een band. Je hoorde
bij elkaar. Ze zijn hier goed
voor je. Ik kan mijn ouders,
mijn moeder niet missen.
Maar ik zou het wel moeilijk
vinden als ik hier weg moet."
Margriet, 17 jaar, verblijvend
in een internaat voor bijzon
der jeugdwerk van C.R.M. Het
klinkt als een pleidooi voor dit
soort instellingen waarvan er
in Nederland 200 zijn (15 van
de overheid; de rest particu
lier; in totaal 10.000 kinderen).
Meer dan een half miljard per
jaar stelt de overheid voor de
hulpverlening aan jeugdigen
ter beschikking. Toch consta
teert de heer K. Groen, hoofd
van de afdeling bijzonder
jeugdwerk van CRM: „De in
ternaten in Nederland staan
voor een deel leeg. Er zijn
bedden te veel. Misschien een
reden om internaten te sluiten
of om grote internaten klein te
maken. Maar we lopen het ge
vaar dat we gaan doorslaan.
Niet alle internaten kunnen
dicht, want ze zijn nodig om
bepaalde problemen op te los
sen. Waarvoor kun je goede
internaten gebruiken? Daar
over moeten we de discussie
heropenen. Internaten moeten
er zijn zolang jeugdigen bij
hun opvoeding, hun vorming,
hun verovering van een eigen
plekje in de maatschappij
meer hulp nodig hebben dan
ze kunnen krijgen in het gezin,
op school, in hun werksituatie,
bij hun kerk of korfbalclub.
Zolang we onze manier van
samenleven niet veranderen
en er geen ideale ouders,
schoolmeesters, werkgevers en
medemensen zijn, zolang blij
ven internaten nodig. Helaas
maken griezelig veel hulpver
leners voor kinderen ten on
rechte geen gebruik van de
mogelijkheden die deze instel
lingen bieden. Ze kennen er de
waarde niet van."
Waarom gaat het? Voor de
meeste kinderen vormt het ge
zinsleven de basis voor hun
ontwikkeling. Daarnaast be
staan veel voorzieningen voor
de opgroeiende jeugd: onder
wijs, jeugd- en vormingswerk
en sportverenigingen, om er
een paar te noemen. Maar niet
voor alle kinderen is dit vol
doende. Problemen van ver
schillende aard kunnen hun
ontwikkeling belemmeren.
Soms ligt de oorzaak bij een
crisis in het gezin - denk aan
echtscheiding, werkloosheid of
langdurige ziekte van een van
de ouders. Andere kinderen
hebben moeilijkheden op
Misvatting over bewoners van internaten: ze zullen wel met de politie in aanraking zijn
school, kampen met gebrek
aan zelfvertrouwen of kunnen
moeilijk contacten leggen met
andere kinderen.
In de meeste gevallen kan
hulp worden geboden zonder
dat het kind het gezin hoeft te
verlaten. Scholen voor buiten
gewoon onderwijs, medisch
opvoedkundige bureaus en in
stellingen voor maatschappe
lijk werk voorzien in deze be
hoefte. Maar soms kan het no-
Gelukkig worden in de ruimste zin - daarop dient het werk in de internaten gericht
te zijn.
dig zijn dat een kind voor
kortere of langere tijd buiten
het eigen gezin wordt gehol
pen en daartoe bieden de in
ternaten mogelijkheden. Het
kind wordt er geholpen ge
bruik te kunnen maken van
zijn kansen in de thuissituatie
of in een vervangende situatie,
zodat de deur naar persoonlijk
en maatschappelijk welzijn
weer open gaat. Dat hoeft niet
lang te duren. De gemiddelde
verblijfsduur in de internaten
voor bijzonder jeugdwerk is 53
weken.
Tachtig procent van de onge
veer 1300 betrokken kinderen
blijft tussen de 6 en 24 maan
den. Een internaatsdirecteur:
„Ons doel is de kinderen zover
te brengen dat ze zich al dan
niet met enige hulp en steun
in de maatschappij kunnen
handhaven als gelukkige men
sen in de ruimste zin van het
woord. We gaan na wat er in
zo'n kind zit en we proberen
het daarmee te leren leven".
Misverstand dat niet snel ge
noeg uit de weg kan worden
geruimd: een kind uit een in
ternaat - die heeft zeker iets
met de politie gehad en die
willen we niet op onze school,
in onze buurt. Vader van een
internaatskind: „Je ziet het nu
aankomen; het wordt een vent
om trots op te zijn."
Wie de problematiek achter de
noodzaak van internaten on
derschat, vergist zich. Enkele
cijfers uit 1973, het jaar waar
in het meest recente onder
zoek is verricht: Er werden
toen bijna 200.000 kinderen ge
boren die vanaf nu nog 20 jaar
tot de jeugdigen gerekend
kunnen worden. 57 percent
van de zwangerschappen was
onbedoeld en 25 procent zelfs
ongewenst. 30 percent van de
jongeren trouwde niet uit iets
dat op liefde lijkt, maar om uit
huis te zijn, 2 percent van de
bevolking is ernstig zwakbe
gaafd, hetgeen niet alleen voor
kinderen geldt, maar ook voor
ouders. 35.000 gescheiden en
verlaten vrouwen proberen in
hun eentje hun kinderen op te
voeden. 450.000 weduwnaren
en weduwen kampen vaak geï
soleerd met moeilijke relatie
problemen. 150.000 alcoholis
ten, onder wie veel vaders en
moeders, ruïneren zichzelf en
hun relaties. De heer K.
Groen: „Wie echt hoopt dat al
deze problemen met al hun
gevolgen voor kinderen bin
nen 20 jaar zijn opgelost, is
volgens mij niet wijs. Natuur
lijk moeten we het kwaad aan
pakken bij de bron. Maar zijn
we het eens over de plaats
waar de bron te vinden is?"
„Het zou dwaas zijn in af
wachting van fundamentele
verbeteringen - zelfs al werk
je daar zelf hard aan - het
verlenen van hulp te verwaar
lozen. Kinderen hebben recht
op hulp. En wie denkt alle
nood, waarin jeugdigen verke
ren, te kunnen lenigen met
ambulante hulp aan gezinnen,
onderschat de nauwe verwe
venheid van de relaties tussen
mensen en de oorzaken van
ellende. Soms is gezinsthera
pie de beste oplossing, maar
niet altijd. Zelfs als we hon
derd keer zoveel gezinsthera
peuten hadden plus veel meer
gezinnen dan nu, die in staat
zijn al dan niet gespreksthera
pie te verwerken, dan nog zou
den internaten nodig blijven
voor jeugdigen die niet tegen
deze spanning kunnen, die af
stand moeten kunnen nemen,
die voortdurend aandacht ei
sen en die vorming nodig heb
ben, geïntegreerd in de opvoe
ding."
„Soms is plaatsing in een
pleeggezin de beste oplossing,
maar alweer niet altijd, want
het kan enorme spanningen
opleveren. Een kind weifelt
soms tussen de pleegmoeder
en zijn eigen moeder. Of de
moeder wordt verschrikkelijk
jaloers. Dan zou een verblijf
in een internaat een noodzake
lijke tussenfase kunnen vor
men. Een Boddaert-tehuis (een
tehuis waar schoolkinderen
tussen de middag en na
schooltijd tot 8 uur worden
opgevangen; daarna gaan ze
naar huis) kan een oplossing
zijn, maar er komen kinderen
voor die niet de kracht en
soepelheid hebben, nodig om
elke dag heen en weer te gaan
tussen de drie sferen van
thuis, tehuis en school. Som
mige jeugdigen hebben de be
trekkelijke enkelvoudigheid
van een internaat een poosje
nodig. De begeleide kamerbe
woning tenslotte. Prachtig,
maar er zijn jongeren die zich
via de minder emotionele sfeer
van een internaat rustig van
thuis los moeten leren maken
om pas daarna de eenzaam
heid van de eigen kamer aan
te kunnen. Wat ik maar wil
zeggen, is dit: een goed inter
naat kan wel degelijk positieve
waarden hebben en die moe
ten we voor bepaalde jeugdi
gen in bepaalde omstandighe
den gebruiken."
De heer Groen verheelt onder
tussen niet dat er toch iets mis
moet zijn. De vele lege inter
naatsbedden spreken voor
zichzelf. Wat zou er moeten
gebeuren? „We moeten het be
drag van meer dan een half
miljard dat de overheid voor
hulpverlening aan jeugdigen
beschikbaar stelt, onder een
regie meer efficiënt gaan ge
bruiken. Of zou het bij een
eenduidig beleid met minder
geld beter kunnen? We moeten
het systeem van vrije onderne
mingsgewijze produktie van
de internaatshulp snel verla
ten. We moeten een eind ma
ken aan het heilloze onder
scheid ""en juridische, medi
sch y n nedische, sociale,
or ndige en moeilijk
op v» .1: kinderen. We moe
ten .Jidsnormen vaststel
len waaraan alle internaten
dienen te voldoen, compleet
met een controle-systeem, ook
voor de inhoudelijke kant We
moeten het toeval uitbannen
dat nu nog voor een groot deel
bepaalt in wat voor situatie
het kind terecht komt. Zo is
er meer. Maar vooral moeten
we van de hulpverlening aan
jeugdigen een politieke kwest
ie maken. De Tweede Kamer
zou zich eens ernstig over dat
halve miljard moeten buigen.
De politieke partijen zouden in
hun programma aandacht aan
dit facet van de toekomst die
nen te besteden. De bewinds
lieden zouden eindelijk iets
anders moeten doen dan het
spelen van een slap en zeer
langdurig spelletje ping-pong.
Pas als we die moed hebben,
kan er iets veranderen. Zo
niet, dan houden we de kin
derbescherming die we verdie
nen."
Geïnteresseerden kunnen 30
maart om vier minuten over
zeven kijken naar de tv-repor-
tage die het IKON heeft ge
maakt in het internaat „De
Hertenkamp" in Hollandsche
Rading. Voorts is over dit on
derwerp zojuist een film ge
reed gekomen met de titel
„Hier zit je niet, hier woon je."
Vertoning ervan kan worden
aangevraagd bij de Rijksvoor
lichtingsdienst in Den Haag.
PIET SNOEREN
2—6^
AMSTERDAM Een piloot
die alleen in een vliegtuig
durft als hij zelf achter de
stuur knuppel zit Een stewar
dess die al dagen voordat ze
weer de lucht in moet, misse
lijk is.
Vliegangst.
De psychologen drs. J. ten Ha-
ve-de Labije en drs. N. Duurs-
ma kennen het verschijnsel
uit hun vierjarige praktijk,
maar ze hebben er ook een
onderzoek naar ingesteld.
Daarbij bleek dat slechts een
derde van de ondervraagden
helemaal vrij was van vlieg
angst, dat eenderde vliegem
niet zo prettig vindt en dat
eenderde tegen vliegen op
kijkt als tegen een angstig
avontuur: velen van hen den
ken er niet aan ooit in een
vliegtuig te stappen, ook niet
al wordt daardoor een catrie-
re afgeremd of levensgeluk
aangetast.
Voorbeelden zijn de zaken
man die eigenlijk naar Hong
kong zou moeten om zo voor
delig mogelijk in te kopen en
de moeder die niet naar haar
geëmigreerde kind in Canada
durft.
De gevonden feiten plus hun
eigen praktijkervaring zijn
voor beide Amsterdamse psy
chologen aanleiding geweest
tot de oprichting van het „In
stituut voor toegepaste ratio
nele en gedragstherapie"
waaraan zich ook de arts M.
Brentjens heeft verbonden.
Midden april beginnen ze met
hun eerste project: een serie
groepstrainingen voor patiën
ten met vliegangst. Het is een
primeurtje voor Nederland;
tot dusver pleegt behandeling
van de fobie slechts op indivi
duele basis te geschieden, De
cursus duurt tien avonden en
twee zaterdagen, 50 uur bij
elkaar, en wordt afgesloten
met een korte vlucht naar Pa
rijs, Frankfurt, Londen of een
andere stad in Europa. De
kosten bedragen ongeveer
1500 gulden.
Dat lijkt een fiks bedrag, maar
wanneer de vliegangst ar
beidsongeschiktheid of drei
gende arbeidsongeschiktheid
tot gevolg heeft of wanneer de
behandeling een wezenlijke
verbetering kan betekenen
voor h'et welzijn van de pa
tiënt, kan men een beroep
doen op de bijstand of de
AAW.
Is groepstherapie tegen vlieg
angst niet een vrij elitaire
aangelegenheid? Er zijn tien
tallen soorten fobieën die
soms tot ernstige gevolgen
kunnen leiden, en het aantal
patiënten loopt in de tiendui
zenden.
Hun problematiek is zo veel
omvattend en de medische we
tenschap kan er zo weinig te
genover stellen, dat ze zelfs
een belangenvereniging heb
ben opgericht. Hadden de bei
de psychologen niet beter een
fobie kunnen aanpakken met
wat meer sociaal gewicht? Ze
blijken daar anders over te
denken.
„Je moet natuurlijk ergens be
ginnen. Vliegangst leent zich
goed voor groepstherapie, net
als bijvoorbeeld angst voor
spinnen.
En ons instituut is nu eenmaal
bestemd voor groepstherapie.
Straatangst is een veel groter
probleem, maar daarvoor is
individuele therapie de aange
wezen behandeling. Bovendien
blijft het niet bij dit ene pro
ject. We gaan ook andere za-
Velen kijken nog tegen vliegen op als tegen een angstig avontuur.
ken aanpakken. Ons volgende
project zal gericht zijn op
slaapstoornissen. Maar los
daarvan bestrijk je met vlieg
angst op zich al een breed
terrein. De fobie komt bijna
nooit geïsoleerd voor.
Wat je vindt zijn clusters van
fobieën (cluster is het Engelse
woord voor tros). Zo kan vlie
gangst samenhangen met een
heel andere fobie claustro
fobie bijvoorbeeld. Of angst
voor controleverlies, bang zijn
dat je wordt overgeleverd aan
een ander. Dat komt erg veel
voor. Iedereen kent in zijn om
geving wel mensen die prima
auto rijden, maar die niet bij
een ander in de wagen durven.
Of sociale angst. Ik spreek
geen Engels, naast wie kom ik
te zitten? Is het niet brutaal de
stewardess om een drankje te
vragen? Je komt van alles te
gen en er is nog weinig onder
zoek naar gedaan. Onze trai
ning tegen vliegangst vormt
tevens een onderdeel van fun
damenteel wetenschappelijk
onderzoek. Dit eerste project
van ons instituut zit zo goed
in elkaar dat we ermee naar
buiten durven komen. Met de
volgende projecten zijn we
nog niet zo ver. We vinden dat
ons werk zo verantwoord mo
gelijk moet zijn, want er staat
nogal wat op het spel. Daarom
is de nazorg voor ons een be
langrijk punt. En wanneer er
tijdens de groepstherapie on
derliggende problemen aan
het licht komen die niet tot
ons terrein behoren, verwijzen
we door, bijvoorbeeld naar het
instituut voor medische psy
chotherapie".
Achter vliegangst kunnen zich
dus allerlei andere fobieën
verschuilea De vliegangst is
een aanwendsel om die andere
angsten niet onder ogen te
hoeven zien. „Als ik maar niet
vlieg, hoef ik niet bang te zijn
dat ik mijn koffers niet kan
vinden".
Maar het is uiteindelijk de
vliegfobie die zich manifes
teert
Hoe? Hij bouwt zich op. De
gang naar het reisbureau.
Het pakken van de koffers. De
rit naar Schiphol. Inchequen
door de marechaussee.
Eenmaal in het vliegtuig kan
het nog erger worden. Culmi
natiepunten: het dichtgaan
van de deuren, het inklappen
van wielen en flaps (in het
algemeen geluidsveranderin
gen), de instructies van de ste
wardess over zuurstofmasker
en zwemvesten, turbulentie,
het gieren van de motoren en
landing en natuurlijk het mo
ment dat de wielen de grond
raken. Symptomen zijn over
matig zweten, hartkloppingen,
een versnelde ademhaling, een
verhoogde spierspanning die
kan leiden tot hoofdpijn, dui
zelingen, oorsuizingen, knik
kende knieën, bevende han
den: kortom hyperventilatie
het verschijnsel waarbij door
een versnelde ademhaling de
nervositeit verhoogd wordt
En het komt van kwaad tot
erger. Iemand die onder stress
verkeert, gaat zich steeds meer
als een kip zonder kop gedra
gen. De angst culmineert.
Door zijn niet-doelgerichte
denken en handelen blokkeert
de patiënt voor zichzelf de mo
gelijkheid om zijn probleem
(waar vind ik de reisleidster,
hoe krijg ik een taxi?) op te
lossen en raakt hij alsmaar
meer in paniek.
Wat de nieuwe groepstherapie
tegen vliegangst dan ook in
wezen probeert, is het aanle
ren van probleemoplossend
gedrag. Daartoe worden de
cursisten ontspanningstechnie
ken bijgebracht in de vorm
van spier- en ademhalingsoe
feningen.
Voorts gaat men de angst te
lijf door stapsgewijs het hele
vlieggebeuren na te bootsen.
Hulpmiddelen daarbij zijn
films, bandjes met vliegtuigge
luiden, oefeningen in een na
gemaakte cabine, bezoeken
aan de vertrek- ep aankomst
hallen van Schiphol en aan
een hangar. Beide psycholo
gen: „We pakken de angstop-
wekkende gedachte aan en die
heeft praktisch nooit te maken
met het risico van een onge
luk. De man die op statistische
gronden weet dat vliegen veel
veiliger is dan auto rijden,
stapt onbekommerd in zijn
wagen, maar durft nauwelijks
in een vliegtuig. We onderzoe
ken de functie van de klacht
welke factoren een rol spe
len bij het in stand houden
van de klacht
Dat is individueel verschillend.
Daarom gaan we wel met
groepen werken 16 patiën
ten die we opsplitsen in 2 groe
pen van 8 maar blijft de
therapie individueel gericht
De cursisten krijgen ook huis
werk mee in de vorm van
geluidsbanden. We proberen
het zo grondig en verantwoord
mogelijk te doen. Op de echte
vlucht waarmee we de trainin
gen afsluiten, gaat zelfs een
arts mee. Het befaamde devies
van de luchtvaart safety
first staat ook in ons vaan
del geschreven".
PIET SNOEREN