Dr. Bouricius wil niet langer als veearts functioneren „Nee, ik voel er niets voor nog langer als veearts te functione ren. Als arts moet je geen pillen in mensen stoppen als je weet dat die toch niet helpen en de patiënt er alleen maar door ver doofd wordt. Bovendien loopt hij het risico dat de weggedrukte problemen toch weer opnieuw opduiken, maar dan als werkelij ke ziekten. Dat is dan de schuld van de arts, die de pillen heeft voorgeschreven". Het slot van een logisch verhaal, zorgzaam verteld door een vrien delijke man, druk gebarend, ogenschijnlijk onrustig: Boris Bouricius, 55 jaar, huisarts te Scheveningea Een merkwaardige levensloop: was stuurman op de grote vaart, studeerde op latere leeftijd voor huisarts, werd oprichter van een stichting die de contacten tussen mensen uit alle lagen wilde be vorderen, was hotelarts in het Kurhaus en het Grand Hotel, op richter van het Nederlands Me disch Nautisch Genootschap, neemt examens af van aspirant stuurlieden en is schrijvend me dewerker bij een stel dagbladen. Tien jaar geleden kwam hij in conflict met de Landelijke Ver eniging van Huisartsen -over de invoering van een „restitutie-sys teem", in '72 ook met de Stichting Beroepspensioenfondsen Huisart sen over de betaling van een „col lectieve pensioenpremie" voor huisartsen. Gooide ajn eerste dwangbevel regelrecht in de vuil nisbak, raakte bijna huis en prak tijk kwijt en betaalde tenslotte toch maar de voorlopige vorde ring van 31.000 gulden. Verschul digd is nog een premie van 53.000 gulden. Zegt, dat hij zich niet tot betaling laat dwingen. Al meermalen heeft hij collega's op een portie kritiek onthaald, vooral wanneer het ging om het „klakkeloos voorschrijven" van de psychofarmaca valium en li brium als kalmerings-, slaap- of pepmiddelen aan zakelijk of emo tioneel overbelaste mensen. Hij haalt indrukwekkende cijfers voor de dag: „In 1975 werden alleen al door de 10 miljoen zie kenfondspatiënten 800 miljoen slaap- en kalmeringstabletten ge slikt. Dat wil zeggen: 80 tabletten per patiënt per jaar. Ik schat dat van mijn eigen patiënten zo'n 80 procent geregeld om pillen vraagt". De (békende) negatieve kanten van een welvaartsmaatschappij. Is zo'n maatschappij ongezond voor de mens? Bouricius (reso luut): „Wel als de helft van de mensen arbeidsongeschikt is en het merendeel grijpt naar pillen om in slaap te komen of kalm te worden". Volgens hem weten de artsen er ook geen raad mee. „Het voor schrijven van pillen kan niet wor den beschouwd als een doelge richte manier om deze ziekten te genezen. Wie lijdt aan slapeloos heid, angst, onrust, wordt door deze middelen heus met beter. Maar ze worden wel op grote schaal door de artsen voorge schreven!". Geen nieuw geluid in de medi sche wereld, het is al vaker ver In de gesprekken worden zoveel mogelijk de emoties, ongenoegens aan de orde gesteld. Er wordt besproken wat de mogelijke oor zaken zijn en wat eraan te doen is. Coby: „Je gaat aan het werk met de vraag: wie is er tijdens het gesprek aan de macht in mij: het kind, de volwassene of de ouder. Daarna wie er op dat mo ment aan de macht móet zijn. Soms gebeurt het wel dat iemand begint te huilen. Maar ook dót is een teken dat de therapie werkt: het kind in hem wordt niet langer onderdrukt". „Na verloop van tijd begin je in te zien dat je steeds meer te weten komt over wat je in je leven aan het doen bent. Je leert je tekortkomingen accepteren, ze niet verdringen of versluieren, weten hoe je ermee om moet gaan. Vaak blijkt dat die tekort komingen juist zijn voortgeko men uit je opvoeding. Bekend is het voorbeeld van de vrouw die vóór ze een ham gaat braden er steeds een stukje vanaf snijdt zonder eigenlijk te weten waar om. Als je dit gaat uitzoeken ont dek je dat ze het doe omdat haar moeder dat ook deed en dat die het deed omdat hóór moeder het deed. En dat die eerste moeder het alleen maar deed omdat haar pan voor die ham net iets te klein was. Dat krijg je met ge- en vérboden: je doet dingen zonder eigenlijk precies te weten waar om. Als zo'n gewoonte je op een dag in de puree brengt en dat telkens weer doet, zeggen we dat we bestuurd worden als een var ken, het stuk van ons brein dat dit doet heet de varkens-ouder". „Door over mijn tekortkomingen te praten heb ik geleerd ermee te leven. Vroeger ging ik nogal eens naar mijn huisarts met klachten die geen lichamelijke oorzaak hadden. Meestal kreeg ik er wel wat voor, bij voorbeeld valium. Nu besef ik dat dat verkeerd is: je zendt een noodsignaal uit, maar het wordt niet opgevangen. Dat is een duidelijke tekortko ming van de arts. Hij laat je met je problemen in de kou staan". Wie in een van de groepen van dokter Bouricius wil plaatsnemen kan dat onvoorwaardelijk doen. „Graag hebben we mensen die tijdens de bijeenkomsten niet on der invloed zijn van psycho-far- maca, drugs of alcohol. Als ze dit zouden blijven doen, zouden de andere groepsleden dat op den duur niet pikken", zegt Bouricius, die hoopt dat zijn werkwijze bij collega's - „ze zijn nogal traag en gemakzuchtig" - gehoor zal vin den. Weliswaar kunnen de (lage) kosten van deelneming aan de „overlevingsgroepen" niet op het ziekenfonds worden verhaald, maar volgens Bouricius hoeft dat voor niemand onoverkomelijk te zijn. Zijn patiënten stelt hij dan ook voor de keus zijn behandel wijze te accepteren of uit te zien naar een andere dokter. Onder tussen kan hij, Bouricius, rustig werken aan een boek over rijn manier van dokteren JOS TEUNISSEN kondigd. Ook in het rapport dat de Wiardi Beekman Stichting (het wetenschappelijk bureau van de Partij van de Arbeid) binnenkort uitbrengt, worden nog eens de „bedenkelijke" maatschappelijke ontwikkelingen rond het genees middel gesignaleerd. Het uit gangspunt in dit rapport: de men sen moeten van het geneesmiddel ook daadwerkelijk beter worden. Op tal van plaatsen wordt ge waarschuwd voor een te gamkke- lijk gebruik van geneesmiddelen, die alle als potentiële vergiften moeten worden beschouwd: „Baat het niet, het schaadt al tijd!" Ook hier: wie slaaptabletten slikt omdat hij steeds over zijn werk ligt te piekeren, zal daarmee zijn problemen niet oplossen. Het rapport pleit dan ook voor een kritischer opstelling van patiënt, arts, apotheker, overheid en zie kenfondsen en voor nationalisatie van de groothandel in medicij nen. Vaak wordt een uit het En gels vertaald boek met een op merkelijke titel geciteerd: „Het medisch bedrijf - een bedreiging voor de gezondheid?" De vraag is hoe het allemaal wèl moet. Dokter Bouricius heeft er een antwoord op: „Als iemand zich rot voelt kan hij vier dingen doen: vechten, vluchten, verdrin gen of.... zorgen dat hij aan zijn trekken komt. Wie pillen gaat slikken verdringt zijn problemen en loopt de kans vroeg of laat in het hospitaal te belanden". Op deze overtuiging heeft hij dan ook de laatste jaren zijn behan delwijze afgestemd. Van het ge bruikelijke receptenpapiertje van het ziekenfonds voor slaappillen is hij afgestapt. In plaats daarvan ontwierp hij zijn eigen papiertje: een groen briefje met de medede ling dat voor het gebruik van de vermelde psychofarmaca geen medische noodzaak bestaat, maar dat er ook geen bezwaar tegen is. De middelen weigeren doet hij niet: de patiënt moet zelf beslis sen of hij wel of geen pillen slikt, maar er wel rekening mee hou den dat het ziekenfonds ze mis schien niet betaalt De patiënt krijgt van Bouricius iets anders: de mogelijkheid tot een gesprek. Daarna kan hij eventueel toetreden tot wat Bou ricius noemt een „overlevings- groep". Hij noemt deze groepen zo omdat naar zijn zeggen de mensen - „ik zie ze niet als "patiën ten" - daarin kunnen leren hoe ze hun ziekten en hun „groep" beter en prettiger kunnen overleven dan ze tot nu toe hebben gedaan. In zijn huis aan de Nieuwe Park laan heeft hij vier van deze groe pen van ieder acht mensen, waar van één voor „stellen". De samen stelling van de groepen wisselt steeds. Ter begeleiding wordt een „over- levings-schema" gebruikt, waar aan Bouricius vier jaar heeft ge werkt: de mens heeft behoefte aan veiligheid, een gevoel dat hij niet krijgt als aan zijn „lijfhon- gers" niet wordt voldaan (lucht, water, voedsel, slaapmogelijk heid, een omgeving vrij van scha delijke invloeden, kinderen). Wor den die niet gestild, dan volgt ziekte, invaliditeit, de dood. Een stapje verder liggen de „menshongers": de mens wil avontuur, een eigen huis, tijdver drijf, genegenheid, sexualiteit, al les naar eigen smaak en hoeveel heid. Lukt hem dit niet, dan zoekt hij compensatie in wapens, poli tiek- of zakelijk leiderschap, mo de, opsmuk, bezit, hulpverlening. Weer een stapje verder ligt de misdaad, het „anders doen", het „zuipen", het ziek doen, het ziek zijn. Een mooie theorie, maar wat doe je ermee in de praktijk? Coby Bakels-Vijg (22) is nu een jaar met deze (in „wetenschappelijke" termen: transactionele analyse-) therapie vertrouwd. Ze kwam bij Bouricius terecht via het Sociaal Medisch Centrum, waar ze naar toe was gegaan omdat zij en haar man hun problemen niet zelf kon den oplossen. Sinds enkele maan den wordt ze door de Scheve- ningse dokter opgeleid tot leidster in d overlevingsgroep. Ze vertelt: „Mijn man en ik maakten een afspraak voor een gesprek. Bouricius adviseerde ons toen mee te doen in zijn overlevingsgroep. Eerlijk gezegd zag ik er enorm tegenop om in zo'n groep te gaan zitten, maar ik wist ook niet wat ik anders moest doen". „Er werd toen een contract opge steld. Daarin geeft de cliënt aan wat hij in de groep wil bereiken en wat hij van de therapeut ver wacht. Hij mag zes keer „mee draaien", daarna wordt bekeken of hij doorgaat of niet Dat con tract wordt aan de groep voorge lezen, dat is onderdeel van de therapie". „Die eerste keren deed ik mee met een instelling van: „Nou, van mij zullen ze niks horen". Ik schrok van de recht-uit-taal die er werd gesproken. Niet zo van: „Ik heb last van agressiviteit", maar „Ik ben boos". Je voelt je erdoor opgelaten, omdat op die manier weinig blijft verbloemd. Mijn man leek veel minder weerstand te bemerken dan ik. Bij hem ging het in het begin dan ook een stuk makkelijker. Ik ging toen te me thodisch op de gesprekken in". „In de loop van die zes keren blijkt de therapie toch erg prettig te zijn. Je gaat het enorm waarde ren, er zelfs bijna naar uitzien, dat je één keer m de week de gelegenheid hebt om je vuile was buiten te hangen. En er is nie mand die oordeelt over wat je zegt. Ook daardoor ga je je meer op je gemak voelen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 13