Naast
goud,
diamant
en
briljant
nu ook
brokken
kristal
gewilde
objecten
Beleggers ontdekken halfedelstenen
Nederland een open of een avonduniversiteit?
LEIDSE COURANT DONDERDAG 17 MAART 1977 PAGINA 9
de rage rond de halfedelstenen ook
ad danig in haar greep heeft, gaan de
mineralen naar de Verenigde Staten,
n Zwitserland. Naast goud, diamant en
zijn de grillig gevormde kristalbrokken
eggingsobject geworden. Daarom ver-
de mooiste en zeldzaamste stukken ook
b landen, waar het kapitaal he{ best
iwoordigd is.
Oude Aarde" in Giethoorn is die ontwik-
.uidelijk merkbaar. De stichter van het
René Boissevain, kon een jaar of zeven
Mexicaans fantoomcalciet nog per ton
*^o) invoeren. Op dit ogenblik knijpt hij
en dicht wanneer hij een partijtje van
p 50 kilo bij elkaar kan scharrelen. Nog
het met het Zuidafrikaanse tijgeroog,
uwe vorm niet meer wordt uitgevoerd.
If fraziliaanse toermalijn is in de afgelopen
far voor wat de prijs betreft tien keer
I kop gegaan.
len zijn alom in opmars", zegt bedrijfslei-
t Rusch (31) in Giethoorn. Daarom is
iin ook een groothandel begonnen. Hij
advertenties om mensen te interesseren
snwinkeltje te beginnen.
I ices was overrompelend", zegt Rusch. "In
bijvoorbeeld was er een zaak (Lapidary-
die op de dag van de opening al was
Vpht. De volgende dag - een zondag nota
tonden de eigenaars weer in Giethoorn
totaal uitverkochte vitrines weer aan te
zijn eigenlijke stiel is onderwijzer, maar
resse voor de mineralogie deed hem in
?landen van „De Oude Aarde" - zegt, dat
die zo'n zaakje wil beginnen 2.500 gulden
?eft om een redelijke stenenvoorraad aan
h. „En met een winstmarge van honderd
f moet het lukken", voegt hij er aan
»ewel er natuurlijk uitzonderingen zijn,
honderd procent winst willen rrtaken",
•J verder. l'Maar die mensen verkopen
fjSrant de klanten zijn niet gek natuurlijk".
Voor de aspirant-verzamelaar adviseert hij een
startkapitaaltje van 250 gulden, waarvoor deze
dan een tiental stukken mineraal kan kopen. Zijn
keuze zou luiden: amethist, bergkristal, pyriet,
malachiet, zwavel, arachoniet, woestijnroos, cor-
nicalciet en bariet Neergelegd in een glazen
vitrine, al dan niet beschenen met een spotlight,
is het een wondermooi gezicht de miljoenen jaren
oude kristallen te zien oplichten.
Het is onmiskenbaar dat het Giethoornse mu
seum de belangstelling voor mineralen in ,het
algemeen in Nederland zeer sterk heeft bevor
derd. (Onlangs nog bevoorraadde "De Oude Aar
de" een aantal Bijenkorffilialen met stenen en
het commerciële succes was verbluffend.). Het
idee om in dit wel "Hollands Venetië" genoemde
dorp een museum annex groothandel in minera
len te beginnen is afkomstig van de eigenaar
René Boissevain, die aan het einde van de zesti
ger jaren in Queensland (Australië) vertoefde.
Daar werd hij op zekere dag aangeklampt door
een Joegoslaaf, die hem vroeg of hij zin had in
een woestijntochtje om mineralen te gaan zoe
ken. Boissevain zei "ja", maar vervloekte op een
gegeven ogenblik zijn bereidheid, want het was
allesbehalve een pretje in een hitte van 40° C.,
met alom vliegen, agaatknolletjes te gaan zoeken.
Toch zette hij door en allengs begon hij plezier
in de tochtjes te krijgen. Vooral toen hij de als
aardappeltjes zo grote knolletjes liet doorzagen
en polijsten, waardoor de prachtige in elkaar
overvloeiende kleuren van het agaat zichtbaar
werden. Pas toen zag hij goed wat hij gevonden
had en na verloop van tijd kwam hij op het idee
- hij had toen inmiddels 2,5 ton agaatknollen bij
elkaar - het mineraal naar Nederland te brengen,
waar hij er hangers van zou kunnen laten ma
ken. Naar zijn mening zou hij met de toen in
opkomst zijnde kunstnijverheidsboetiekjes goede
zaken kunnen doen. Alvorens hij de reis naar
oqs land aanvaardde deed hij de vondst van zijn
leven: een 55 kg zware agaat - de grootste ooit
in Queensland gevonden - die hij dankzij veel
beulswerk in zijn Landrover deponeerde.
Door louter toeval kwam Boissevain in Giet
hoorn terecht, en spoedig bleek de verkoop van
de agaathangers een succes. Op een gegeven
ogenblik ontstond de gedachte aan een mineralo-
gisch museum, want Boissevain had tal van
knollen geruild voor versteend hout (stoned ri-
bon). Zo gingen in 1969 de deuren van "De Oude
Aarde" open en gedurende het eerste jaar wer
den zo'n 8.000 bezoekers geregistreerd, die zich
de ogen uitkeken. Niet alleen op de in spotlight
gezette stukken mineraal, maar ook op de door
ultraviolet licht beschenen kristallen, de reptie
len in het terrarium en de vrij rondvliegende
tropische vogels.
Het is vanzelfsprekend niet bij die doorgezaagde
agaatknolletjes en het versteende hout uit Aus
tralië gebleven. Door import uit alle delen van
de wereld slaagde men er in in Giethoorn een
collectie mineralen bijeen te brengen, die zeer
attractief mag heten. "Omdat het publiek, dat
in het begin kwam, hoegenaamd niets van mine
ralogie wist, hebben we er een beetje een show
van gemaakt", verklaart Bert Rusch het specta-
kel, waarmee de flinkerende kristalformaties zijn
omgeven. Om een paar landen te noemen van
waar „De Oude Aarde" zijn „handelswaar" be
trekt:
Brazilië (amethist, agaat, aquamarijn,, rook
kwarts, rozenkwarts, bergkristal, visfossielen),
Mexico (amethist, zwavel, malachiet, conicalciet,
geoden, woestijnroos), Marokko (agaat, vanadi-
niet, bariet, azuriet, malachiet), Australië (agaat,
malachiet, cerussiet, pyromorfiet, een mineraal
met lood en koper, dat overigens nauwelijks
meer gevonden wordt), Tunesië (woestijnroos),
Verenigde Staten (bergkristal, versteend hout,
calciet, loodkristallen, koperkristallen), Argenti
nië (rhodochrosiet).
Zoals gezegd - behalve aan particulieren levert
"De Oude Aarde" eveneens aan de handel, waar
bij zich soms de merkwaardige situatie voordoet,
dat collega's uit het Westduitse Idar Oberstein
- een vindplaats van o.m. amethist en agaat -
in Giethoorn hun inkopen doen. Grote, spectacu
laire stukken verdwijnen via Boissevain c.s. in
musea e.d., waarbij soms het rijksmuseum in
Leiden te hulp wordt geroepen voor bepaalde
determinaties.
"Dat het verzamelen van stenen „in" is, merken
we vooral na de vakanties", zegt Bert Rusch.
„Allerlei mensen komen dan bij ons met stukken
steen die ze in het buitenland gevonden hebben
en waarvan ze willen weten wat het is en... of
het een bepaalde geldswaarde heeft". Vaak is het
niets bijzonders, maar wordt de toch wel wat
bittere pil weggeslikt met het kopen van een
Mexicaanse geode, die met behulp van een spe
ciale kettingtang gekraakt wordt. Het resultaat
daarvan valt vrijwel nooit tegen. En mocht de
bol uit de witte Mexicaanse klei massief zijn of
mochten de kristallen tegenvallen doordat ze vuil
zijn geworden, geen nood, in dat geval mag de
bezoeker een nieuwe uitzoeken. Want de mijnei
genaar bij El-Paso heeft laten weten, dat hij „De
Oude Aarde" zeker nog vijf jaar lang kan be
voorraden.
Waardoor ook die arme bliksems van Mexicanen,
die de bollen bij het armetierig licht van een
carbid-lampje opgraven voorlopig nog vooruit
kunnen.
KLAAS GOÏNGA
Onder erbarmelijke omstandig
heden wroet een Mexicaanse
mijnwerker op zijn knieën er
gens bij El-Paso in de grond op
zoek naar wat de natuur 80
miljoen jaar geleden maakte.
Naarstig speurt hij naar ver
steende "gasbellen", beter ge
zegd agaatgeoden met binnen
in zich de flonkering van berg-
en/of rookkristal of amethist.
Het is zwaar werken in de mijn,
die deze naam nauwelijks ver
dient. In feite is het niet meer
dan een 15 meter diepe schacht
met een doorsnede van een me
ter. Op de bodem zijn twee,
drie ongestutte zijgangen met
ook alweer een hoogte van een
meter. Aan het einde van elke
gang is een Mexicaan bezig de
nagenoeg ronde rotsbollen uit
een witte, kleiachtige massa te
halen. Alvorens hij een emmer
bollen bij elkaar heeft, heeft hij
20 emmers afval naar boven
gebracht. Het zweet gutst de
mannen langs gezicht en li
chaam, want de mijnschacht is
niet voorzien van enig ventila
tiesysteem. Als de werkdag er
opzit gaan de mijnwerkers te
rug naar hun lemen hutten en
de mijneigenaar naar zijn ha
ciënda, tevens verzamelplaats
van honderden geoden. Daar
ontvangt hij zijn (o.a. Europese)
afnemers, die zich de ogen heb
ben uitgekeken in het zacht
glooiende landschap, waar hon
derden kleine witachtige "kop
jes" even zovele geoden-mijnen
aangeven.
Er is veel vraag naar de Mexi
caanse bollen. De doorgezaag
de, eventueel gepolijste, helften
vinden gretig aftrek in nage
noeg elk land. Ook in Neder
land, waar het mineralogisch
museum "De Oude Aarde" in
Giethoorn de bollen importeert.
Sinds zijn oprichting in 1969
heeft die invoer ongeveer vijf
tien ton bollen bedragen, die
raison van veertig gulden per
kilo aan de bezoekers - thans
zo'n 50.000 per jaar - worden
verkocht. Vaak is zo'n bol het
begin van een mineralen- of
halfedelstenenverzameling.
Want steeds meer mensen blij
ken in de ban te raken van de
schittering van kristallen, die
Moeder Natuur tientallen mil
joenen jaren in vaak onaanzien
lijke steen- en rotsformaties
liet ontstaan.
Bert Rusch bij een collectie stenen in de afdeling groothandel van het museum "De
Oude Aarde" in Giethoorn.
HT Er is nog nooit zoveel belangstel-
weest voor universitair onderwijs bij
iftijdsgroepen als nu. De laatste tien,
jaar is er één grote doorstromingsbe-
van VWO naar wetenschappelijk on-
Gevolg: studentenstops bij verschei-
culteiten. Gevolg ook: een grotere roep
lere mogelijkheden om universitair te
i studeren dan op de universiteit zelf.
;p wordt extra versterkt door een groot
mensen, die niet meer de prille studen-
iijd hebben, maar die op latere leeftijd
ken dat ze een kans om te studeren,
gemist en nu, als spijtoptanten, een
sing willen. En, om het spreekkoor nog
te maken, er is nog een derde groep,
jk die van studenten, die zijn gaan
i om toch nog redelijk te kunnen leven,
ior vaak colleges moeten missen, achter
-enz. Die zouden de colleges maar het
i avonds zien gegeven, vorig jaar waren
JBs zo'n tienduizend studenten met een
iaan.
1 roepers-in-de-woestijn, want daar lijkt
jpralsnog op, willen óf een avonduniversi-
een zogenaamde open universiteit. Van
begrippen hoeft alleen het laatste enige
Jielijking. Uitgaande van de stelling - en
van de Academische Raad en gestoeld
Grondwet - dat de instellingen van
onderwijs (universiteiten en hogere be-
"pleidingen) met gebruikmaking van de
i mogelijkheden tot kennisoverdracht bij
i te dragen aan de ontwikkeling en de
iding van brede lagen van de bevolking,
aatschappelijking" van de kennis dus,
de universiteiten moeten openstaan
iedereen, mits er maar aan bepaalde
goorwaarden en capaciteiten lijkt te zijn
Sn. Omdat iedereen niet in staat is naar
Éiversiteit te gaan moet de universiteit
ilnaar iedereen komen. En dat kan schrif
HET WOORD IS AAN MINISTER VAN KEMENADE
telijk, per radio, per grammofoonplaat, per
cassette en per televisie.
Het eigenlijke idee van een open universiteit
is bij de Engelse BBC geboren in 1969. Het
kreeg direkt al steun van de Labourregering
van Harold Wilson. Iedereen - want er zijn in
principe geen toelatingseisen - kan daar nu in
zes jaar een academische titel behalen, als hij
maar veertig pond per jaar betaalt, zijn tv- en
radiolessen bekijkt en beluistert en bar hard
studeert. De BBC heeft bij Londen een soort
„commandocentrale" ingericht. Vandaaruit
worden de lesbrieven verstuurd die de ruim
zeshonderd radio- en t.v.-lessen per jaar onder
steunen. Dat begrip „lesbrieven" moet dan wel
in de ruimste zin van het woord worden geno
men. Zo bestaat bijv. een van de lesbrieven uit
een doos met experimenteermateriaal van 272
stuks, meer dan honderd chemicaliën, glaswerk
en een microscoop.
De Open universiteit naar Engels model heeft
de afgelopen jaren in Nederland heel wat voor-
en tegenstanders ontmoet De tegenstanders
schermen voornamelijk met het argument dat
het contact tussen docenten en studenten gro
tendeels ontbreekt. Voor wie onze overvolle
collegezalen ziet lijkt dit een zwak argument
Bovendien worden door de Engelse open uni
versiteit op gezette tijden bijeenkomsten geor
ganiseerd. De voorstanders wijzen op de grote
mogelijkheid die de open universiteit biedt tot
de „tweede kans" voor hen die eenmaal de
onderwijsboot hebben gemist. Ze wijzen dan
erop dat de Engelse open universiteit nu zo'n
52.000 studenten telt en daarmee de grootste
universiteit van Europa is. Er zijn nu door stug
volhouden een 15.000 afgestudeerden. De statis
tieken wijzen uit dat 50 tot 60 procent van de
ingeschrevenen de studie ook echt afmaakt.
Het allergrootste voordeel ligt in de prijs die
de student uiteindelijk betaalt. Voor zo'n 175
gulden per jaar studeren, grenst, gezien de
Nederlandse „tarieven" aan het ongelooflijke.
Dat is dan ook in Engeland alleen maar moge
lijk geworden door de hoge startsubsidie van
het ministerie van Onderwijs en Wetenschap
pen, een subsidie die nu overigens zo langza
merhand wordt afgebouwd.
In Nederland wordt van universitaire zijde
druk uitgeoefend om, als er dan toch een
„tweede-kansuniversiteit" moet komen, dat dan
maar een avonduniversiteit te doen zijn. Dat
er dan studenten van verschillende plaatsen in
ons land verloren uren onderweg zullen zijn
tegen niet geringe kosten wordt als niet ter zake
doende weggewuifd. Overigens kent ons land
al universitair avondonderwijs. De Erasmusuni-
versiteit te Rotterdam heeft een avondopleiding
voor economie en sociologie. Amsterdam heeft
een avondopleiding economie en rechten, Ut
recht geeft avondcolleges andragogie, pedago
gie en rechten.
Martijn de Goede en René Hoksbergen, verbon
den aan het Instituut voor pedagogische en
andragogische wetenschappen in Utrecht heb
ben, mede gestimuleerd door de afdeling Alge
mene wetenschaps- en onderwijszaken van het
Bureau van de Rijksuniversiteit Utrecht, een
onderzoek verricht onder studenten aan instel
lingen voor tertiair (avond) onderwijs, te weten
avond- en werkstudenten aan de Utrechtse
universiteit, inclusief de MO-opleidingen, stu
denten ingeschreven bij de Centrale Oplei
dingscursussen (COCMA), het Pedagogisch Se
minarium en studenten, ingeschreven bij de
Kring der Utrechtse Repetitoren (KUR).
Uit de antwoorden blijkt niet zonder meer
overduidelijk dat deze toch gerenommeerde
avondstudenten tegenstanders van het open-
universiteitstype zouden zijn. Het rapport dat
de beide heren, De Goede en Hoksbergen,
hebben opgesteld, vermeldt dat „bijna de helft
van de antwoorden ervoor is dat de moderne
media op ruime schaal ingeschakeld worden als
hulpmiddelen bij een universitaire studie in de
avonduren. Hierbij wordt vooral gewezen op de
tijdsbesparing. Wel zijn velen van mening dat
het moet gebeuren in combinatie met persoon
lijk contact tussen docenten en studenten. Zij
die tegen het inschakelen van radio en televisie
zijn, geven veelal als reden op, dat het de
individuele aanpak frustreert en dat er geen
verdieping van de stof door discussie mogelijk
is. De mannen (met name in de hogere leeftijds
categorieën) staan over het algemeen positiever
tegenover het op ruime schaal inschakelen van
de moderne media dan de vrouwen.
Naarmate men positiever staat tegenover het
gebruik van één van de genoemde media
(schriftelijke cursussen, geluidscassette, radio
en televisie) staat men ook positiever tegenover
het gebruik van de andere media en het op
ruime schaal inschakelen van de moderne me
dia in het algemeen.
Bovendien, wederom volgens het rapport, zegt
32 procent „zeker gebruik te zullen maken van
de mogelijkheid tot het volgen van colleges e.d.
via de televisie thuis (analoog aan TELEAC
bijv.). De KUR-studenten zijn hiervan grotere
voorstanders dan de studenten aan de Rijksuni
versiteit Utrecht (RUU) en het Pedagogisch
Seminarium. De vrouwen staan minder positief
tegenover het gebruik van de televisie dan de
mannen".
„De grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Den
Haag e.d.) worden vooral genoemd als vesti
gingsplaatsen van (filialen van) de avonduniver
siteit (door 20%). De stad Utrecht wordt door
23% als vestigingsplaats genoemd. Men verkiest
deze grotere plaatsen vanwege de centrale lig
ging en/of de goede verbindingen.
Degenen die het reizen naar Utrecht als erg
bezwaarlijk ervaren, zijn er in mindere mate
voorstander van om (alleen) in Utrecht een
avonduniversiteit te vestigen. Zij zien liever een
spreiding van vestigingen over het gehele land:
in de grote steden of in elke provincie".
Opvallend is ook dat men een geheel eigen
wijze van studie-indeling en behalen van het
eindresultaat wil. Een ruime meerderheid (83%)
acht het gewenst dat de studie aan een avondu
niversiteit bestaat uit een aantal afzonderlijke
blokken van bijv. één jaar, die afgesloten wor
den met examens, welke lange tijd „geldig"
blijven. De werk- en gezinssituatie kunnen na
melijk nopen tot onderbreking van de studie.
Op deze wijze kan men ook zijn eigen tempo
bepalen. Zij die een dergelijk „blokkensysteem"
iongewenst achten, vrezen verlies varrstudierit-
me, het „uitzichtloos worden van de studie" en
„het verloren gaan van het verband tussen de
studie-onderdelen"
Wat het zal worden, een open universiteit of
een avonduniversiteit, daarover zal minister
Van Kemenade wellicht morgen al zijn mening
geven op een door hem belegde bijeenkomst
in Den Haag.
GERARD CRONE