KNGV
en
NKGB
zoeken
PORT
Europa Cup heeft
nog magische klank
maar kost geld
dat er (vaak) niet is
Noteer bij de radio
LEIDSE COURANT
ZATERDAG 12 FEBRUARI 1977
In het allerprilste begin
van dit jaar gëeigende
tijd voor het maken, en
liefst ook uitvoeren van
goede voornemens zaten
afgevaardigden van het
Koninklijk Nederlands
Gymnastiek Verbond
(KNGV) en Nederlandse
Katholieke Gymnastiek
Bond (NKGB) om de tafel.
was sinds 1969 niet voor-
j gekomen. Toen werden po
gingen ondernomen om tot
een samenwerking tussen
beide bonden te geraken.
Eerste
stap
is
gezet
Het woord „fusie" kwam
zelfs ter sprake. Het liep
op niets uit. Begin dit jaar
werd na lange tijd weer
een poging ondernomen,
een schuchtere want van
beide zijden is men ervan
doordrongen dat deze
kwestie met de grootste
omzichtigheid moet wor
den behandeld omdat ze zo
teer is als craquelé. Het
was een oriënterend ge
sprek, kijken wat de moge
lijkheden zijn. Het bewijs
dat ze er zijn, ligt in het
besluit dat daar werd ge
nomen. Op 9 maart zullen
de afvaardigingen weder
om bijeen komen. Ieder
heeft in eigen kring onder
zocht op welke gebieden
kan worden samenge
werkt. Men kan dus verge
lijkingen maken tussen de
beide lijsten met mogelijk
heden. Er lijkt een eerste
stap gezet op de weg naar
wat in de rest van de
sportwereld al gemeen
goed is geworden (ver
gaande) samenwerking. In
ons land is alleen de turn-
wereld nog gescheiden.
Zelfs de Koninklijke Ne
derlandse Motorrijders
Vereniging (KNMV) en de
Nederlandse Motorsport
Bond (NMB), eens aartsvij
anden van het grootste ka
liber, hebben vorig jaar
het besluit genomen de
strijdbijl te begraven en
tot drastische samenwerk
ing over te gaan. Aartsvij
anden zijn KNGV en
NKGB geenszins. Een
strijdbijl is een onbekend
wapen. Hoe groot de moge
lijkheden zijn dat deze
bonden gaan samenwer
ken, ervaringen uitwisse
len, elkaar steunen, ver
snippering van krachten
opheffen en gezamenlijk
gaan optreden, kan gedis
tilleerd worden uit de
weerslag van gesprekken
met twee hecht aan de
NKGB gebonden personen
en korte impressies van
beide voorzitters van de
bonden, in het stadium
tussen begin dit jaar en 9
maart uiteraard niet hun
„lijstjes" op tafel leggen
maar wel geluiden ventile
ren die omschreven kun
nen worden als „redelijk
optimistisch".
TielrooyC KNGV):
,Wat toen niet lukte
moet nu kunnen"
Marianne Heeren: van NKGB meteen naar top KNGV.
Jacques van den Beemt is beroepsmilitair, gelegerd in
Arnhem, woont in Prinsenbeek dat tegen Breda is gesi
tueerd en rolde via een medewerkerschap voor gymnas
tiek bij dagblad „De Stem" in het verzorgen van de
turnrubriek van „Sportparade", het officiële orgaan van
de Nederlandse Katholieke Sportbond, en (later) het
redacteurschap van het orgaan van de NKGB. Jacques
van den Beemt weet het nodige van turnen. Hij was lid
van een gymnastiekvereniging, volgde de cursus vereni
gingsleider, organiseerde sportdagen en ontplooide op
meer gebieden activiteiten. Hij is er ook een die rond
voor zijn mening uitkomt „Jawel, ik ben een lastige
jongen, misschien ook omdat ik me verdiept heb in de
journalistiek waarvoor ik een cursus volgde en daarom
kritischer ben ingesteld. Dat moet toch kunnen, ook-in
het bondsorgaan? wat hem niet altijd wimpels en
fanfares van zijn „bondgenoten" oplevert.
Maar hij vindt dat iemand, die zich intensief betrokken voelt
bij de zaak, zijn mond open moet kunnen doen en verwacht
dat men bereid is zulks als positieve bijdrage op te vatten. Hij
vindt ook dat je een taak. niet uit de losse pols moet verrichten.
„Daarom volgde ik die cursus journalistiek. Al ben je amateur
en hobbyist, je moet proberen er het beste van te maken". Het
woord is gevallen: hobbyist. „Helaas moet ik constateren dat
dit typisch NKGB is: veel hobbyisten, harde werkers die echter
te weinig zakelijk denken. Dat laatste is bij het KNGV beter
verzorgd. Er zijn daar dan ook meer financiële middelen. Het
KNGV is, in mijn ogen althans, ook strakker georganiseerd.
Ik weet het, ik schop weer tegen schenen. Maar ik vind de
NKGB te vrijblijvend, hoewel je daar soms gelukkig mee kunt
zijn. Aan de andere kant is het KNGV te gecompliceerd
geworden en dat beseft men daar ook. Sinds ik in de publiciteit
voor de NKGB zit, kom ik nogal eens op het bondsbureau van
het KNGV en dan hoor en zie je wel eens wat. Dan denk je:
hé, dit doen wij beter en dat is beter bij het KNGV. Je zou
er je voordeel mee kunnen doen als je, laat ik het noemen,
tot uitwisseling zou kunnen komen".
Het is duidelijk. Al zal Jacques van den Beemt zich bepaald
niet bestempelen als een topman in de NKGB, hij heeft erover
nagedacht en omdat hij er zowel in- als tegenaan kan kijken,
zal een samenwerking hem niet onwelkom zijn.
Hij wordt bijgevallen van onverdachte zijde. Ronald Walter is
sinds drie jaar trainer van de damesselectie van de NKGB.
Leraar lichamelijke opvoeding in Den Haag, in de NKGB dicht
bij het vuur en de man die zeer recent zijn paradepaardje
Marianne Heeren zag overgaan naar het KNGV waarvan ze
meteen kampioene werd. Zij zette een „traditie" voort Turnsters
die voorheen in de NKGB zaten en zich meldden bij het KNGV
stapten daar meteen de top binnen: Joke Kos, Margo Hilders,
Nel van der Voort om er wat te noemen. Met enige goede wil
kunnen daar ook Ans Dekker en Ans Smulders-van Gerwen
bij gerekend worden. Ook zij zijn afkomstig Uit de katholieke
bond maar kregen hun opleiding wel voor het allergrootste deel
in het KNGV.
Als het KNGV
drie toppers heeft,
hebben wij er een
Rekensom
Zijn die turnsters ook turners, zie de leden van Mauritiu§-Vo-
lendam, zie Willy Jaegers destijds en Cor Smulders momenteel
die van oorsprong NKGB'er zijn dan werkelijk zo sterk dat
zij in het KNGV meteen doorschieten naar de hoogste trede?
Ronald Walter heeft er een even simpele als plausibele verkla
ring voor. „Het KNGV heeft ongeveer tweeëneenhalf maal
zoveel leden als de NKGB. Wij hebben dus ten opzichte van
het KNGV een bepaald percentage goede turnsters, om me
daarbij te bepalen omdat ik met hen heb te maken. Als het
KNGV drie toppers heeft, hebben wij er een. Dat is een simpel
rekensommetje. Maar als er een overgaat, is het wel een goede.
Minderen hebben er minder behoefte aan."
Volmondig geeft Ronald Walter toe dat het voor een trainer
wel eens frustrerend werkt als weer een topper verdwijnt. Maar
hij komt tot de openhartige verklaring: „Ik probeer zo veel
mogelijk het belang van de mens te laten prevaleren. Ik vind
het mijn taak de meisjes zo goed mogelijk te adviseren. Tegen
Marianne Heeren heb ik gezegd: als je verder wilt komen, moet
je gaan. En ik heb haar aangeraden naar Pro Patria te gaan.
Ik heb nu weer een meisje dat de aansluiting met de top heeft.
Ze zal wel dezelfde weg op moeten."
Dat lijkt vreemde taal voor een bondstrainer die een pupil
kneedt tot ze naar de top is gegroeid en haar dan „overdoet".
„Ik betreur het dan ook zeer dat er in ons land zo'n stringente
scheiding van bonden is. Tamara Reiter is in Duitsland lid van
de katholieke bond. Zij was kampioene van de FICEP, de
internationale katholieke turnfederatie. Maar zij vertegenwoor
digde Duitsland wel tijdens het tweedaags turnfeest in „Ahoy".
Tamara Reiter doet in Duitsland gewoon mee aan de open
titelstrijd. Dat gebeurt ook in Spanje, Frankrijk, Oostenrijk.
Daar is het een normale zaak dat turnsters, van welke bond
ook, worden uitgenodigd voor internationale wedstrijden. Dat
vind ik ook reëel. Naar mijn mening kan dat een eerste vorm
van samenwerking zijn waarvan beide bonden profijt kunnen
hebben. Wat kan men nou beter hebben dan dit. En het kan
net zo goed voor de heren gelden. Ik zie geen bezwaar in een
grotere samenwerking. Die K van katholiek hoeft toch geen
hinderpaal meer te zijn".
Doel
Sinds het verleggen van de normen is die K inderdaad op
bepaalde terreinen een kleine k geworden. In vroeger tijden
vormde bijvoorbeeld de kleding hoe dan ook een struikelblok.
Zoals dat ook bij zwemmen was. De tijd dat de heren uit het
bad moesten als de dames in het water doken, is lang voorbij.
De tijd dat de geestelijk adviseur bij' wijze van spreken met
een maatlatje de lengte van Met turnpakje opnam, eveneens.
Daarover behoeft geen woord meer vuil gemaakt te worden.
Resteert nog wel de levensopvatting, die vanzelfsprekend niet
verdoezeld mag worden.
Toen in 1921 de Rooms Katholieke Nationale Gymnastiekfedera-
tie (NGF) werd opgericht als onderdeel van de Nederlandse
Katholieke Sportbond, werd al in de doelstelling vermeld: „De
bevordering van de gymnastiek, meer in het bijzonder onder
de katholieken, een doel dat langs wettige weg en volgens
katholieke beginselen bereikt dient te worden". In de oprich-
tingsacte van het KNGV (15-3-1868) staat: „De gymnastiek in
de ruimste zin des woords bevorderen" maar ook „het onderhou
den van vriendschappelijke betrekkingen en samenwerking met
andere bonden en verenigingen in Nederland en buitenland die
een overeenkomstig doel beogen."
Notoire dwarsliggers daargelaten schemert daarin door dat men
eikaars opvattingen wil respecteren. Ook dat is in het verleden
wel eens anders geweest maar het waren slechts starre enkelin
gen die te vuur en te zwaard optrokken tegen „de roomsen",
maar toevallig wel veel te vertellen hadden. Ook die normen
zijn, gelukkig, verlegd. Eerlijkheidshalve moet ook gewag wor
den gemaakt van NKGB'ers die onder geen enkele voorwaarde
samenwerking duldden.
Die bereidheid is er thans wel, van beide zijden. KNGV-voorzit-
ter J. Tielrooy verwoordde het met: „We bekijken waar de
mogelijkheden tot samenwerking liggen. We kijken niet naar
wat niet kan maar wat wèl mogelijk is. In 1969 werd samenwer
ken afgekapt Nu bestuderen we of mogelijk is wat toen niet
lukte. Er zijn geen aanwijzingen waarom het nu niet zou
kunnen."
NKGB-voorzitter P. van den Heuvel: „Het ging destijds om een
volledige fusie die wij niet konden accepteren. Nu zijn er weer
contacten. Ik hoop dat het Kon. Ned. Christelijk Gymnastiek
Verbond en de Ned. Culturele Sportbond (waarmee de KNGB
een soort federatief verband heeft, red.) erbij betrokken kunnen
worden. Ik hoop dat het op de een of andere manier met het
KNGV tot een belangenbehartiging zal komen. Een fusie zie
ik niet zo direct, wel samenwerking. Maar het is nog zo jong
dat ik eigenlijk niets kan zeggen".
Desondanks: zowel Tielrooy als Van den Heuvel verhullen niet
dat zij naar mogelijkheden zoeken en tonen zich optimistisch.
Vanzelfsprekend eigenlijk, anders hoeft men er niet eens aan
te beginnen. Maar het is wel: nu of (voorlopig) nooit
Er kan ten behoeve van zo'n kleine vierhonderdduizend turners
en turnsters exclusief KNCGV en NCS op één front
worden gewerkt om de belangen te behartigen bij o.a. CRM
en NSF. Hoewel, dit laatste zal veel denkwerk geven omdat
beide organisaties momenteel afzonderlijk en niet zo gering
uit de NSF-ruif eten. Op organisatorisch gebied zal evenzeer
een barrière moeten worden geslecht indien het tot meer dan
samenwerken zou kunnen komen. Twee bondsbureaus ié wat
veel van het goede. Maar zo ver is men nog lang niet.
Mentaliteit
Op technisch gebied lijkt samenwerking eenvoudiger. Ronald
Walter althans meent: „Als er ooit een samenwerking op het
gebied van de centrale trainingen komt, vind ik het normaal
dat een van de trainers moet verdwijnen. Maar: je kunt wel
twee centrale trainingen samenvoegen om talenten bijeen te
brengen ,doch niet een-twee-drie de mentaliteit van een van de
twee wijzigen. En dat verschil is er. Wij hebben een ander
bestand aan turnsters dan het KNGV, ook wat opleiding betreft.
Dat vergt een andere vorm van begeleiden. Misschien is het
't beste om in eerste instantie bij het samenstellen van een
nationale ploeg enige meisjes van de NKGB op te nemen. Dat
is naar mijn mening het eerste stadium dat we moeten bereiken
en dat is mogelijk, lijkt me. Er is op technisch gebied al
samenwerking. Op het technisch vlak denken we immers in
dezelfde termen. Op organisatorisch vlak is dat moeilijker. Ik
ben van mening dat de mentale begeleiding in de NKGB
aanzienlijk beter is. Op medisch gebied liggen we achter en
het verschil in trainingsaccommodaties is groot. Wij hebben geen
accommodatie. Bij de centrale training moeten we bij wijze van
spreken vechten met de heren om een lange mat. Eens per
veertien dagen is er centrale training. Voorts ga ik naar de
verenigingen toe. Als ik dat vergelijk met het internaat op
„Papendal" van het KNGV zet ik helemaal vraagtekens achter
technische verschillen. En nu met Marianne Heeren is gebleken
dat iemand best in de nationale ploeg kan komen zonder in
het internaat te zijn, vraag ik me af: wat staat nu nog in de
weg om de rest eventueel ook een kans te geven. Ja, dat je
geen lid mag zijn van twee bonden".
Toenadering
Jacques van den Beemt: „Toen in de NKGB een werkelijke
top ontstond, waren er altijd wel mensen die zeiden: „Waarom
mogen wij niet meedoen, onze jongens en meisjes zijn net zo
goed." Wat overigens nog niet bewezen was. Toen al, jaren
geleden en voor de eerste poging tot samenwerken, werd, zij
het ietwat sluiks, toenadering gezocht. Maar ik kan me wel
voorstellen dat het KNGV, dat ten slotte een bepaalde structuur
heeft, nogal huiverig was. Toch wilde het KNGV naar een fusie.
Dat is niet doorgegaan hoewel er zeker nadien enige integratie
was, cursusleiders bijvoorbeeld. Er werden ook demonstraties
gegeven door verenigingen uit beide bonden, zelfs wedstrijden
georganiseerd. (Voorzitter v.d. Heuvel: „Niet officieel. Die wed
strijden zijn er echter wel en op dat punt leggen we de clubs
niets in de weg"). Aan de basis is er, zo al geen samenwerking,
zeker geen afwijzing. En ik ben van mening dat van alle twee
kanten krachten worden verspild. Er zou in Noord- Holland
bijvoorbeeld gezamenlijk een positief resultaat bereikt'kunnen
worden. Daar krijgt het KNGV noch de NKGB of het KNCGV
een cursus van de grond omdat ieder voor zich onvoldoende
deelnemers heeft. Met elkaar zoudeh er wel genoeg zijn. Het
is maar een voorbeeld."
Het is ook een van de mogelijkheden die open liggen om
samenwerking te bevorderen, waarbij niet verheeld mag worden
dat de weg erheen bezaaid ligt met moeilijkheden, gevoeligheden
en bepaald ook tegenstellingen. Maar er is bereidheid, de top
van NKGB en KNGV waardeert elkaar wat een goede basis
is on te onderhandelen, verscheidene clubs hebben individueel
al contacten, men bezoekt eikaars wedstrijden en demonstratie^.
Daaruit moet op zijn minst toch een vruchtbare samenwerking,
die versnippering van krachten en financiën voorkomt of in
damt, mogelijk zijn. Getuige him (voorzichtige) woorden denken
beide voorzitters er diep in hun hart evenzo over. Dan kan de
negende maart de volgende stap zijn ter oplossing van een
situatie die Nederland alleen nog kent in de turnwereld.
HERMAN VAN BERGEM
AMSTERDAM Het
woord „Europa Cup"
heeft in sportkringen nog
steeds een positieve
klank. Clubs als Real Ma
drid, Ajax en Feyenoord
hebben er hun grote in
ternationale reputatie
vvoor een groot gedeelte
aan te danken en andere
(AZ'67. beschouwen
deelname aan een Euro
pees' toernooi als een
prestige zaak van de eer
ste orde.'Jarenlang stond
uitkomen in Europa Cup
wedstrijden garant voor
volle stadions en dito
clubkassen. Maar de tij
den zijn veranderd. FC
Twente mag dan het ont
breken van Europa Cup
voetbal aanvoeren als
(mede) oorzaak van het
grote exploitatietekort, in
de praktijk zijn er legio
gevallen waarin deelname
aan het EC-toernooi geld
kostte inplaats van ople
verde. De Stoop van FC
Amsterdam heeft voor
wat dat betreft niet al te
prettige ervaringen opge
daan.
Ook in andere sporten kun
nen de uitgaven voor reis-,
verblijfs- en begeleidingskos-
ten veelal niet worden gedekt
door de inkomsten uit de re
cettes. Dat er toch aan de
europa Cup-festijnen kan
worden deelgenomen is
meestal te danken aan de
sponsor, die in ruil voor re
clame bereid is financieel
over de brug te komen. Mr.
Eric Goudsmit, voorzitter
van de Amsterdamse tafel
tennisclub Deltalloyd, een
min of meer vaste deelnemer
aan verschillende EC-toer-
nooien, zegt: „De landskam
pioen die in het Europa Cup
1-toernooi uitkomt, krijgt een
kleine subsidie van de NSF.
De andere clubs, die aan de
EC-wedstrijden deelnemen
krijgen geen steun. Als zo'n
vereniging dan ook nog eens
geen sponsor heeft, wordt
het meedoen aan het Europa
Cuptoernooi een zeer moeilij
ke zaak. Gelukkig zitten wij
met Deltalloyd in een gunsti
ge positie. Onze sponosr
neemt alle kosten van het
Europa Cupgebeuren voor
zijn rekening, omdat er veel
publiciteit aan is verbonden.
Het is zelfs zo dat een recla
mebureau onze club names
de sponsor begeleid. Hoeveel
belang de sponsor hecht aan
onze Europa Cupactiviteiten
blijkt wel uit het gegeven dat
kampioen van Nederland
worden niet het belangrijkste
is. Als we bij de eerste drie
eindigen, waardoor we aan
de Europese competitie kun
nen deelnemen, is men al
tevreden".
Helemaal „in"
Eric Goudsmit is helemaal
„in" voor het fenomeen Eu
ropa Cup. Zelfs als zijn club
er na volgend jaar niet in
- zou slagen een nieuwe geld
schieter aan te trekken, wil
hij proberen in de Europese
race te blijven.
„Onze club komt voort uit
het bedrijf Deltalloyd, maar
na verloop van tijd was er
nog maar een klein gedeelte
van onze leden werkzaam bij
het concern. Op dit moment
staan we geheel los van de
zaak. Als het sponsorcon
tract aan het einde van het
volgend seizoen afloopt, zul
len we dan ook onze naam
moeten wijzigen. Dat is
schriftelijk overeengekomen.
Als we straks weer een pure
amateurclub zijn met 80 tot
100 leden en we hebben de
ambitie om in de top of sub-
Hens Brabers
top te spelen, dan moet het
mogelijk zijn uit de contribu
ties en misschien met inci
denteel verkregen geld de
kosten van deelname aan een
Europa Cuptoernooi te dek
ken, zeker als we in een rede
lijk goedkope accommodatie
kunnen spelen. Ik zie echt
wel mogelijkheden, maar je
moet *dan natuurlijk niet
voortdurend naar Moskou
hoeven te reizen", zegt Eric
Goudsmit, die een tiental ja
ren geleden als speler van
AMVJ aan de wieg van de
Europa Cupwedstrijden
stond". Ik herinner me nog
goed dat wij als pure ama
teurclub uitkwamen tegen
een Duitse tegenstander. Fi
nancieel was dat een haalba
re kaart".
Niet haalbaar
Maar dat het deelnemen aan
Europa Cupwedstrijden en
-toernooien voor ongespon-
serde verenigingsploegen
een financieel weinig aan
trekkelijke en soms zelfs
niet haalbare zaak is, mogen
de teams die de nationale
bond vertegenwoordigen
zich verheugen in steun van
buitenaf.
•„uaifeiufiJA uauunjj
sqfqaSjap s;ai jooa ;aiu ipo;
qaiz uapflB ap ;epuio uiaajq
-ojd uaa3 }ep si qCqjfBjd
ap ui reeui '3uipao3jaA uaa8
3M uaStuq uadureqsBuru
-iBJt uba uapnoq ;aq jooa
tpjOM pieejaq jfqqjaA }aq ua
'SurpiapSaq ap 'spj ap uba
paiqa3 pq do sa^p pp puaq
-pjao; ajjaAOz ui ufiz aiQ
ua8Cii3f saipisqns om ppoz
'yodsdo; ap jooa sp3aj-QON
pq japuo jaiqoa Cïai uapea
Spppipg uaAfnqsmqi aM
uapaoui 'uappq uapoui uap
-noz uappprui ua3p }m pueq
-jaAdnQ edomg ut uauioqqn
pq uba ua;soq aqe om sjv"
Hens Brabers, secretaris van
de technische commissie van
de KNAU (Koninklijke Ne
derlandse Atletiek Unie) kan
tegen die achtergrond dan
ook alleen maar positief
staan tegenover het feno
meen van de Europese be
kertoernooien.
„In zo'n wedstrijd zijn onze
mensen verzekerd van goede
tegenstand en kunnen ze
toch redelijk meekomen. Een
paar jaar geleden stond onze
damesploeg op de rand van
de finale", zegt Brabers. „We
krijgen dit jaar al de vijfde
uitgave van wedstrijden om
de Europa Cup, waarvan ik
het grote voordeel vind, dat
ze worden gehouden in jaren
dat er verder geen grote in
ternationale toernooien zijn.
Op deze manier wordt het
contact bewaard. Ik vind dat
heel belangrijk, omdat je an
ders snel in een isolement
raakt".
HARRY BRINK
r
Eredivisie
Sparta-Ajax
FC Den Haag-NAC
PSV-FC VW
Haarlem-FC Twente
AZ'67-FC Utrecht
De Graafschap-Telstar
NEC-Go Ahead Eagles
Roda JC-Feyenoord
FC Amsterdam-Eindhoven
Eerste divisie
SW-Vitesse
Excelsior-PEC Zwolle
FC Dordrecht-SC Cambuur
FC Vlaardingen-Veendam
MW-Volendam
Heracles-Fortuna SC
FC Groningen-FC Den Bosch
Heerenveen-SC Amersfoort
Willem II-Helmond Sport
De wedstrijden aangeduid met komen voor op
het totoformulier.