Monumentaal gescharrel met allermonumentaalst woonhuis De zielkunstige uitbenerij van Wouter Noordewier KUNST LEIDSE COURANT DONDERDAG 10 FEBRUARI 1977 PAGINA 1 VLISSINGEN Twee stukjes nationale trots te genover elkaar: in het water Hr. Ms. fregat Tromp, het marineschip met _zijn mysterieuze radar-kop; aan de andere kant op^e kade het Van Dishoeck- huis, een monument van nationale betekenis. Beide op het terrein van de scheepswerf „De Schelde" in Vlissingen, beide voorbestemd daar op korte termijn te verdwijnen. Het fregat naar de woelige wereldzeeën, het Van Dishoeckhuis, maar.ja, wie zal het zeggen? In elk geval een zeer onbestemde, onrustige toekomst in. Dat het gaat verdwijnen is het enige wat met zekerheid kan worden gezegd van het gebouw, dat door Monumentenzorg wordt omschreven als „een van de mèest monumentale, zo niet het allermonu- mentaalste woonhuis uit de achttiende eeuw". Maar èllermonumentaalst of niet, het Van Dishoeckhuis zal binnenkort worden afgebroken om de simpele reden dat het in de weg staat. De afbraak zal weliswaar steen voor steen en stukje voor stukje gebeuren, waarbij ook de kostbare stuc-plafonds heelhuids uit het gebouw moeten komen, maar over zowat een jaar zullen de stoffelijke resten van het monument in een loods liggen opgeslagen, onzeker of het ooit tot wederopbouw zal komen. In al zijn verloedering staat het Van Dishoeckhuis monumentaal op te vallen op de scheepswerf van De Schelde tussen immense fabriekshallen, kranen, opslagplaatsen van ijzer en staal, én NAVO-gehei- men, die daar rond de oorlogsschepen schijnen te worden gekoesterd. En voor die koestering zal het gebouw uit de weg moeten gaan, want de uitbrei dende scheepswerf heeft de plaats van het huis dringend nodig. Ruim twaalf jaar geleden al besloot de gemeenteraad van Vlissingen de grond te verko pen aan de werf, maar de notariële afsluiting van die transactie heeft nog steeds niet plaatsgevonden omdat de grond volgens de verkoopacte „leeg" moet worden opgeleverd. En daar stak het ministerie van CRM een stokje voor, want toen Vlissingen in 1968 een sloopvergunning aanvroeg voor het Van Dis hoeckhuis liet de toenmalige minister Klompé weten daar niets voor te voelen. Verplaatsing van het gebouw was volgens haar technisch uitvoerbaar. Als doekje voor het bloeden voor het gemeentebestuur, dat zich een grondverkoop voor een kleine half miljoen door de neus zag geboord, voegde ze er nog aan toe „in beginsel bereid" te zijn een bijdrage te leveren in de verplaatsingskosten. Voor dat „be ginsel" is sindsdien nog geen cent uit Rijswijk gezien. Omdat Vlissingen met „beginsels" niet kan stoeien met zijn kostbaarste monument tekende het beroep aan tegen het weigeren van de sloopvergunning en begon intussen stad en land af te lopen om geld bijeen te krijgen. Maar alom trokken wijze bestuur ders zorglijke gezichten, wezen op hun lege geldkis ten en verklaarden dat eigenlijk andere instanties, bijvoorbeeld het Rijk, voor de kosten dienden op te komen. Ook heeft men het nog even in Amerika geprobeerd inflatoire dollars los te krijgen, maar ook daar bleef uiteindelijk het chequeboek in de binnenzak. Met het gevolg, dat het monument moet worden afgebroken, of liever: „gedemonteerd" (werkgelegenheid op de scheepswerf, heet het tover woord), ofschoon er geen geld is voor de wederop bouw. Allermonumentaalst inderdaad, dat gescharrel met een bouwwerk waarvoor Monumentenzorg zijn su perlatieven nog superlatiever heeft gemaakt. Een De uit de plafonds gevallen stukken kalk worden verzameld in kisten om bij de reconstructie opnieuw te worden ingepast. paar citaten uit een rapport van Monumentenzorg: het Van Dishoeckhuis „is voor meer bescheiden Nederlandse verhoudingen een der allerbelangrijk ste voorbeelden van barok-architectuur. Van de stadspaleizen, die de rijke burgers zich in die dagen konden veroorloven te bouwen, is het een der meest monumentale en brengt het iets van de rijke Euro pese bouwkunst in het kleinere Hollandse milieu. Het huis was dermate groots van opzet dat men nauwelijks panden van gelijke allure aantreft; slechts in Den Haag vindt men nog twee of drie gelijkwaardige huizen uit de 18e eeuw. (-) Was het Vlissingse Van Dishoeckhuis in de 18e eeuw reeds een van de allerbelangrijkste huizen van ons land, door de grote vernielingen, die er in later tijd alom hebben plaatsgevonden, is het van wat ons rest een van de meest monumentale, zo niet het èllermonu- mentaalste woonhuis uit de 18e eeuw, waartoe niet weinig bijdraagt dat de inwendige, zeer rijke deco ratie (stucplafonds, betimmeringen, deuren) nog grotendeels intact is. Als zodanig is het een der meest waardevolle monumentenvan ons land. Het feit dat bouwjaar, opdrachtgever en architect van dit pand bekend zijn, iets wat zeer zelden voorkomt, maakt het bovendien tot een mijlpaal in de Neder landse kunstgeschiedenis". Weelderig Zo, dat liegt er toch niet om. En toch ging Vlissingen in beroep tegen het weigeren van de sloopvergun ning, en toch is er geen geld deze schepping van architect J. P. van Baurscheit de Jonge de fluweel zachte behandeling te geven, die het gebouw ver dient. Misschien dat men de ellende in het begin van de vorige eeuw al voorvoelde toen Vlissingen eigenaar werd om het als stadhuis te gebruiken op de uitdrukkelijke voorwaarde „dat hetzelfde ge bouw nimmer zal mogen worden afgebroken geheel of ten deele. En dat in een tijd, dat men om een historisch belangrijk bouwwerk meer of minder niet rouwde! Maar Van Baurscheit de Jonge, van wie men ver moedt dat hij ook de hand heeft gehad in het gebouw van de Koninklijke Bibliotheek aan het Haagse Lange Voorhout, had dan ook een puntgaaf werkstuk afgeleverd met de in 1733 gebouwde patriciërswoning voor de toenmalige burgemeester van Vlissingen mr. Anthonie Pieter van Dishoeck. Puntgaaf niet alleen vanwege de prachtige gevel, maar ook vanwege het weelderige interieur met de schitterende stucplafonds. Zo zien de rijke stucplafonds er nu uit. Als het Van Dishoeckhuis ooit zal worden herbouwt moeten de plafonds in al hun schoonheid het barokke gebouw weer verfraaien. Wie nu door het al meer dan tien jaar leegstaande huis loopt, ziet de architectonische rijkheid er nog aan af, al heeft de leegstand zijn sporen er nadruk kelijk doorgeploegd. Het ademt een verkilde naar geestigheid, wat nog wordt versterkt door de brok ken en brokjes kalk die uit de plafonds zijn gevallen en deels op de vloeren zijn verpulverd, door de gaten die in sommige vloeren zijn gehakt en door de hier en daar ontvelde muren met opvallende merktekens. Voor een gedeelte is dat het werk van het architectenbureau, dat het gebouw voor zover mogelijk binnenste buiten heeft gekeerd om het tot en met het laatste kiertje in tekening te brengen. Een gigantisch karwei, waarbij de architecten in precies omgekeerde volgorde moeten werken dan normaal. In het gebouw zijn zowel horizontaal als verticaal denkbeeldige lijnen aangebracht, de hoofd meetlijnen, die het uitgangspunt zijn voor het meet- werk. Bovendien wordt elke wand op zich dan weer in tekening gebracht. Voor die gedeelten van het huis, die moeilijk op papier zijn vast te leggen, zoals de gevel en de plafonds, heeft men stereo-fotocamera's gebruikt, die ook diepte registreren. Alle tekeningen en foto's samen moeten, als het - ooit - tot wederopbouw komt, exact hetzelfde Van Dishoeckhuis opleveren. Een hoofdstuk apart vormen de stucplafonds, pronkstukken en zorgenkinderen als ze zijn. Dat er hele stukken uit zijn gevallen, schijnt niet zo erg te zijn. Van tijd tot tijd verzamelt iemand al die stukjes in kisten en een stucadoor heeft al ooit met de losse hand de brokken aan elkaar gelegd. Ook het verwijderen van de plafonds is geen al te riskante bezigheid: in stukken van anderhalve bij één meter zullen ze worden atelier overgebracht, waarna de stuclaag van houten onderlaag wordt gescheiden. Dón moet ej een ingrijpende beslissing worden genomen, waarb( de grootte van de financiën de doorslag zal geva of de oorspronkelijke plafonds bewaard blijven dat ze zullen worden vervangen door afgietsels vi de originelen. Het is een keuze tussen twee kostbare technieki waarvan de duurste (ongeveer negenhonderd guldi per vierkante meter, prijspeil '75) erop neerkon dat de uitgezaagde stukken weer aaneen wordi gevoegd, de ontbrekende delen worden bijgema; en naderhand opnieuw worden aangebracht, tweede methode is goedkoper (al kost het nog een vijfhonderd gulden per vierkante met< prijspeil '75) maar betekent het verlies van i antieke versieringen, omdat de plafonds in hf atelier worden gerestaureerd, waarna er afdrukki van worden gemaakt. Die mallen worden dan herbouw opnieuw ingegoten, zodat er dus - getroi we - kopieën ontstaan. Voordat het tot die beslissing komt zullen er echti nog heel wat oorlogsschepen tegenover het V< Dishoeckhuis afmeren. In het voorjaar verwachte de architecten klaar te zijn met hun „demontage' plannen, waarna het er dik inzit dat dit jaar no| wordt begonnen met de minutieuze afbraak, di naar verwachting een maand of negen zal durer Dan verdwijnen de duizenden kubieke meters mat< riaal in een ongetwijfeld gigantische loods. Mogelijl zelfs de óllermonumentaalste loods van het lan| Al valt het te hopen, (Jat die niet de tijd zal krijgi om tot monument te worden uitgeroepen. JAN NI Architect A. M. de Puijt stootte bij het In kaart brengen van het gebouw op vele verrassingen, zoals de originele wandbekleding. Het is geen alledaags ver schijnsel, dat een schrijver in zijn eerste werk al laat zien aanspraak te kunnen maken op een zeer eigen plaats aan het literaire firmament. Meestal heeft een debuut van alles en nog wat in zich en kun je slechts hopen dat in de volgende boeken uit dat alles wat komt. Hoeveel gevoelens van hoop (desnoods ook van geloof, liefde en'berouw) ook bovenkomen bij „Spookko- nijntjes", het debuut van Wouter Noordewier, één ding is duidelijk: hij is een heel apart fenomeen in de Neder landse literatuur. „Spookkonijntjes" bestaat uit de weergave van zestien ge sprekjes met vrouwen, die on der de titel worden toegelicht met: „portretten, om na te gaan wat aan de ziel knaagt, en ook om te zien of zelfkennis via anderen mogelijk is". Een goede typering, die meteen aangeeft waar dit boek thuis hoort: bij de psycholoog en/of de psychiater. En als het boek toch gaat, doet het er goed aan de schrijver en zijn gespreks genoten even mee te nemen, want die moeten daar hard aan toe zijn, als je het boek mag geloven. Trouwens, ook als argeloos le zer ben je na de 91 bladzijden rijp voor zielkundige behande ling, al was het alleen maar om de angstdroom, dat je ooit ■met de schrijver in gesprek komt, kwijt te raken. Dat dat in werkelijkheid erg mee valt, kan ik uit eigen ervaring ver tellen (hij is de oprichter van het Ego-Tijdschrift voor Iede reen, naar aanleiding waarvan in de zomer een interview met hem in deze krant stond), maar in zijn boek wekt hij de indruk een zielen-zuipende Dracula te zijn. Zijn gespreksgenoten gaan in het boek ten onder in hoogst intellectualistische dialogen, nadat ze geestelijk volkomen zijn uitgekleed via provocaties van - zo komt hij over - de egoïstische, verwaande en ar rogante schrijver, die zichzelf zo als de grote en volmaakte helper in psychische nood uit de hoed kan toveren. De beschrijving van die strip tease, waarbij men wordt ver ondersteld te applaudiseren voor de clubeigenaar en niet voor de danseressen, gebeurt in een uitgebeende stijl. Zo uitgebeend zelfs, dat het bot herhaaldelijk is geraakt en ernstig beschadigd. De inge dikte dialogen hebben hun hel derheid verloren en doen vaak verwarrend en on-interessant aan. Bij het afromen is de lijn uit de gesprekken gehaald, waarschijnlijk door het schrappen van allerhande zij wegen en tussentrapjes, die bij een gesprek onvermijdelijk en noodzakelijk zijn, zonder dat het vervalt in geleuter. Wie in een goed gesprek voortdurend stukjes en stukken coupeert loopt het risico, dat het resul taat voor een buitenstaander onbegrijpelijk wordt. Wouter Noordewier is in zijn bezuini gingswoede herhaaldelijk in die val getrapt. Heel in de verte doet Wouter Noordewier denken aan Jan - Keefman - Arends met zijn provocaties en sobere stijl. Maar, zoals in het begin al gezegd: Noordewier is een ver schijnsel apart, al lijkt hij zich die plaats veroverd te hebben ten koste van de leesbaarheid. Maar wie het doorzettingsver mogen heeft er zich doorheen te worstelen komt onderweg' heel wat genietbaars tegen in de vorm van puntige opmer kingen. Zodat dit debuut toch, zoals dat hoort in een be schaafde wereld, veelbelovend kan worden genoemd. JAN NIES Wouter Noordewier: SpookJw

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1977 | | pagina 10