rmte
miste
\mmer
wdreas
myken:
%AG 17 DECEMBER 1976LEIDSE COURANT PAGINA 11
de momenten dat ik vlak bij de weg ben
die ik wil bewandelen, voel ik dat dammen
een belemmering vormt. De eerste keer dat
ik plotseling afstand nam van de sport was
in 1966. Tijdens de kerstdagen van dat jaar
zou ik een tweekamp spelen tegen de Frans-
mah Mostovoy, in Parijs.
Kort voordat de ontmoeting plaats zou vin
den heb ik de match afgelast. Er kwam een
soort leegheid over mij. Och, ik heb dikwijls
theorietjes opgesteld over de vraag: wel of
niet dammen. Tot een echt duidelijke con
clusie ben ik niet gekomen.
Eigenlijk was het erg vreemd dat ik in 1966
met dammen stopte. Een jaar eerder had
ik pas voor de eerste keer deelgenomen aan
een senioren toernooi, ik was ternauwer
nood begonnen met het echte dammen.
Voor 1965 was ik alleen maar uitgekomen
in juniorenwedstrijden".
Sedert 1966 stelde Andreas Kuyken telkens
opnieuw de beslissing doorgaan of stoppen
met dammen aan de orde. Het jaar 1969
betekende een opleving voor de Zwitserse
grootmeester, in 1970 en 1971 schonk An
dreas Kuyken vrijwel geen aandacht aan
de denksport. Dan, met het in de meimaand
van 1972 te Hengelo gehouden wereldkam
pioenschap in het vooruitzicht, maakt Kuy
ken zich opnieuw op voor een actieve perio
de.
De „Zwitser" bereidde zich consciëntieus
voor op de strijd om de wereldtitel en plukte
daarvan tijdens het toernooi in Hengelo de
vruchten. Damprofessionals als Ton Sij-
brands, Harm Wiersma en het Russische trio
Andreiko, Gantwarg en Koeperman moest
Kuyken voorrang verlenen. Maar achter dat
vijftal finishte hij op een voor een amateur
alleszins verdienstelijke plaats. Samen met
de Senegalees Baba Sy en Carl Smith uit
de Verenigde Staten, klasseerde Kuyken
zich als zesde.
Na afloop van het wereldkampioenschap
dammen besloot Kuyken, tot op dat moment
theologie-student in Bpsel, zich voorlopig in
Nederland te vestigen. „Gewoonlijk gaat ie
mand, na een paar jaar theologie te hebben
gestudeerd, enige tijd naar het buitenland.
In Basel is het gebruikelijk dat de studenten
hun studie enige tijd in Duitsland vervolgen.
Door mijn afstamming, mijn vader is Neder
lander, koos ik voor studeren in Nederland.
Achteraf, in 1972 ben ik vrij naïef geweest.
De gevolgen van .e overstap heb ik op dat
moment niet overzien. De consequenties van
het gaan van het warme Zwitserland naar
de kou van Groningen, een stad waar ik
niemand kende, onderkende ik niet. Toen ik
besloten had in Nederland te gaan studeren
ook samen denk ik dat zo weinig mensen
gelukkig of tevreden zijn. Er is toch niets
mooiers dan dat iedereen de mensheid dient
met zijn talenten? Ten aanzien wat ik met
mijn talenten doe ben ik nog volstrekt een
peuter. Het enige wat ik doe is het vullen
van een damrubriek. Daarvan voel ik, weet
ik, dat het niet mijn bestemming is. Een
oorzaak van de omstandigheid dat zo weinig
mensen tevreden zijn is het foutief gerichte
onderwijs. „Het is verkeerd naar jezelf te
luisteren", wordt gezegd. Tot inkeer komen,
je hart te gehoorzamen heb ik nooit geleerd.
Door de hele schoolopleiding wordt je zo
vervormd.... ik heb er een diepe wond aan
over gehouden. Ve"rgelijk mij maar met een
emmer".
„Helemaal volgepropt met ideeëen en idea
len die niet allemaal de mijne zijn. Zo voel
ik mij, vol rommel... en dat is dan het
resultaat van studie aan de beste school van
de stad, een school met een rijke traditie.
Bij het onderwijs zou meer aandacht moeten
worden geschonken aan vakken voor het
hart als muziek, tekenen en minder aan de
zogenaamde hoofdvakken. Ik voel dat ik
mijn hart heb verwaarloosd. Mijn hart staat
in geen enkele verhouding tot m'n kop, m'n
hersens, m'n intelligentie".
De warmte die Andreas Kuyken in Gronin
gen ontbeerde, trof hij wel aan in een
trappistenklooster in de omgeving van De
venter. Tijdens een excursie op initiatief
van de Groningse Universiteit kwam Kuy
ken in contact met een van de strengste
kloostervoogden die het katholicisme kent.
„Met een man of vijftien gingen we naar
het klooster. Je kent dat wel. Met de bedoe
ling een heel stel lastige vragen te stellen".
„Toch, naar aanleiding van dat eerste be
zoek besloot ik terug te keren naar dat
klooster, in eenzaamheid. En dat terwijl ik
vroeger me niet kon voorstellen me ooit
aangetrokken te zullen voelen door een
klooster. Bij de paters, met al hun gebreken,
trof ik de warmte die ik in Groningen miste.
Ieder klooster heeft het ideaal van de gast
vrijheid, niemand die aan de poort komt
wordt geweigerd. Sindsdien ben ik herhaal
delijk naar het klooster in Diepenveen ge
gaan. Ik help dan wat in de bakkerij of in
de keuken.
Hugo, de kok, heeft mij erg aangesproken.
Hij is een simpele man maar toch iemand
die erg veel van de dingen van het leven
begrepen heeft. Op een keer hielp ik met
het schillen van de bieten. Terwijl ik onhan
dig bezig was met het schillen vertelde ik
hem dat de schilletjes zo moeilijk te verwij
deren waren. Vlak onder de schil zit bij een
biet een tweede laag, dan een derde enzo
voorts. „Is het dan niet dat er overal zoveel
lagen zijn", kreeg ik ten antwoord. Dat zegt
dan iemand die niet op het gymnasium
gezeten heeft zoals ik....".
De versterking die damclub Groningen kort
na het wereldkampioenschap te Hengelo
kreeg in de vorm van een rasechte groot
meester gaf de noordelijke ploeg in het
najaar van 1972 de mogelijkheid de tweede
plaats in het clubkampioenschap van Ne
derland te bemachtigen. Maar al vlot kon
Kuyken de verleiding niet weerstaan lid te
worden van een vereniging waar hij zijn
capaciteiten beter kon ontplooien.
De Zwitser bood zijn diensten aan bij het
door zijn boezemvriend Ton Sijbrands gelei
de RDG uit Den Haag en wijdde zich vol
geestdrift aan de denksport. Dat RDG in
1973, mede dankzij eeii sublieme overwin
ning van Kuyken op Harm Wiersma, kam
pioen in de ereklasse werd kwam voor
niemand als een verrassing.
De band van Kuyken met RDG duurde
evenwel niet langer dan een jaar want al
snel kwam de grootmeester tot de overtui
ging dat hij het niet met zijn geweten in
overeenstemming kon brengen al zijn ener
gie aan het dammen te spenderen. Drie
dagen nadat Ton Sijbrands te kennen had
gegeven met dammen te stoppen meldde
Andreas Kuyken - die zegt zijn besluit onaf
hankelijk van Sijbrands te hebben genomen
- in juli 1974 aan het bestuur van de dam-
bond: „Ik heb wat het dammen betreft, mijn
dammen plus mijn damcarrière, de knoop
doorgehakt. Ik stop ermee. Met de actieve
wedstrijdsport: voorgoed. Ik heb mijn af
scheid instilte in stilte niet met een blij hart,
maar wel in het besef dat dit voor mij de
goede oplossing is. Nuchter en vastberaden.
Ik gevoel me voor mezelf voor een produc
tieve periode. Al moeten eerst een aantal
obstakels uit de weg geruimd. Een daarvan
is het dammen. Als machtig-mooi energie
energie plus tijdverslindend opium".
Sedertdien kwam de naar richtlijnen om
zijn leven in te delen zoekende Andreas
Kuyken nog één keer in een toernooi in
actie: Tijdens het te Amsterdam gehouden
wereldkampioenschap 1976. Het bleek moei
lijk dammen definitief uit zijn hoofd te
bannen. De belangrijkste factor die An
dreas Kuyken tot dusverre voor de denk
sport heeft behouden heet Ton Sijbrands.
„Waarschijnlijk", vertelt Kuykep, „zou ik al
acht jaar met dammen gestopt ziin als ik
Ton niet had ontmoet. Sijbrands is gewoon
weg een virtuoos in het damspel. In zijn
partijen ervaar ik dammen als een kunst,
een wetenschap vol schoonheid en fantasie.
Sport kan werkelijk kunst zijn. Denk maar
aan momenten zoals je Cruyff wel eens zag,
zo'n compacte vorm van schoonheid. Dan
is ook voetbal voor mij kunst".
Het wedstrijddammen, waarin de artiest
Kuyken door het dikwijls op taktiek geba
seerde spel van de opponenten, zijn creativi
teit maar ten dele kan uiten, wordt door de
Zwitserse Nederlander de afgelopen jaren
duidelijk minder intensief beoefend, dan
voorheen.
Halverwege de maand november, juist toen
damclub Groningen in een beslissende fase
van de strijd om het nationale clubkam
pioenschap was gekomen, liet Kuyken zijn
ambities voor wat ze waren en vertrok naar
een centrum voor trancedente meditatie te
Bremen. Door iedere dag in de Westduitse
stad vier uur yoga te bedrijven en eenzelfde
aantal uren te mediteren, wil Andreas Kuy
ken weer een stap dichter komen bij een
ideale levenswijze, een manier waarop hij
zijn leven zinvoller kan inrichten.
„Het spelen van een partij dammen betekent
tegenwoordig werkelijk pijn lijden voor mij.
Kom ik donderdags op de damclub in Gro
ningen, dan doet dat pijn. Al de ambities
die je ziet 'ploeteren, al die frustraties
misschien wordt die pijn ten dele veroor
zaakt doordat ik steeds met kenmerken van
mezelf geconfronteerd word. Soms heb ik
er erg veel moeite mee te accepteren dat
ik zoveel energie aan het dammen besteed.
Sinds ik in Groningen woon, ben ik gedeva
lueerd tot het bedonderen van de tegenstan
der, probeer ik soms door trucs sterker te
zijn dan anderen. Door mijn eigen onvermo
gen. Ton Sijbrands en ook Hans Jansen
op Hans, dat is een hele grote - spelen
partijen die getuigen van diepe schoonheid,
later het dammen in de meest zuivere vorm
tot zijn recht komen, bedrijven kunst. Dat
ik mijn onvermogen besef is misschien de
enige troost die ik heb".
THEO LEONE
Toen ik tien
was gaf ik
alleen om
engeltjes en
de lieve heer
eoefenen van sport op hoog niveau
per definitie grote offers met zich
Offers, vooral in de vorm van een
dosis energie en tijd, die vol liefde
l/i ideerd worden aan het fenomeen trai-
en einde zich met een kans op succes
Ite te kunnen meten met de allerbe-
'erblind door de glorie der vedetten,
ent menig sportman nauwelijks da-
de wijze waarop hij zijn verblijf op
dbol indeelt, tal van in hem herber-
talenten geen kansen om tot ont-
ng te komen geboden worden. En
t hij niet dat hij na zijn door leef-
renzen gelimiteerde sportcarrière mis-
n met enige spijt zal moeten conclude-
at hij in de periode van zijn jeugd,
ijdvak waarin zoveel voor het leven
grijke investeringen worden gedaan,
aantal grote mogelijkheden onbenut
gelaten.
1 het merendeel van de sportlieden die
in week uit lange avonden getraind
in om de flonkering van de vedetten
l >eetje te kunnen delen na hun sport-
1 'aan moeten toegeven dat de zo nadruk-
op de voorgrond geplaatste beoefe-
van hun hobby, een hardnekkige be-
V lering is om een hogere tree op de
schappelijke ladder te bereiken.
Andreas Kuyken neemt de beantwoor-
van de vraag of het te rechtvaardigen
il energie te besteden aan bezigheden
inder de verzamelnaam dammen te
chikken zijn, een belangrijke plaats in
even in. De door de werelddambond
het predikaat internationaal grootmees-
nderscheiden speler dartelt soms met
schier ongekende vindingrijkheid en
f* viteit met de schijven over het bord
y londerd velden en kent hele perioden
in voor andere zaken dan eten, drinken,
m en dammen geen plaats is ingeruimd,
i balanceert Andreas Kuyken - die in
tait is van de Nederlandse nationali-
oaar wegens zijn geboorte en jeugd te
[i in Zwitserland een ingezetene is met
tadere rechten - al jaren op de grens
ta hartstocht en afkeer voor het dam-
Hij dwingt zichzelf steeds weer de
'S te stellen of het wel zijn roeping is
ijen aan een diepgaande analyse te
^werpen, toernooien te spelen en een
'rubriek te vullen.
al een tienjarige strijd in me of ik
met dammen moet bezighouden of niet",
■it Andreas Kuyken. „De keren dat ik
Waunen stop, voel ik dat het niet mijn
fanning is om te dammen. Zonder pre-
te weten wat dan wel mijn doel is. Op
kreeg ik van verschillende kanten aanbie
dingen om bij clubs te komen dammen".
„Zo kreeg ik een aanbod uit Heemstede om
in Amsterdam te gaan studeren en daar
naast in Heemstede te dammen. Theo Tiel-
rooy heeft zich destijds enorm voor dat plan
ingezet. Op het laatste moment koos ik toch
voor studeren in Groningen. Ik was bang
dat als ik in het westen studeerde en daar
door in de gelegenheid kwam erg veel te
dammen, ik nog meer in de put van de
maatschappij terecht zou komen. In Gronin
gen moest ik voor de eerste keer mijn leven
zelf in de hand nemen. In het begin had
ik daar wel de energie voor, later steeds
minder. Ik heb het gevoel sedert 1972, mijn
komst naar Nederland, steeds dieper te zijn
weggezonken. Na mijn vertrek uit Basel heb
ik nooit aansluiting kunnen vinden.In studie
technisch opzicht ben ik niets verdér geko
men, is een aantal jaren verloren :gegaan.
Mijn leven in Groningen leidde tot een
volstrekte apathie".
De vier jaren die Andreas Kuyken in Gro
ningen vertoeft, hebben de grootmeester
geen zekerheid gegeven omtrent de richting
waarin zijn verdere leven zal leiden.
Peinzend om de woorden in juiste volgorde
neer te zetten, dan weer in een vlotte woor
denstroom vervolgt Kuyken: „Ik heb nog
steeds niet bewust voor iets gekozen. Of,
datgene zou zoeken moeten zijn. Nee, zoeken
kan toch ook niet het geval zijn. Dan zou
ik ongetwijfeld al iets hebben gevonden.
Ieder mens wordt behuisd door duizend
personen. Soms komt de monnik in mij naar
voren, de religieus. Dan weer ben ik agres
sief, zo erg dat ik me er later over verbaas.
Ook komt naar voren degene die wordt
aangetrokken door de kroeg, door de liefde
en, ja, door de oppervlakkige liefde. Vroeger
onderdrukte ik al die personen in mij. De
laatste jaren is de overtuiging in mij ge
sterkt dat iedereen een bestemming heeft.
Dat ik moet luisteren naar mijn hart om zo
tenslotte die bestemming te vinden".
„Dikwijls wordt mensen een doel opgedron
gen, door de ouders bijvoorbeeld. Zo wilde
mijn vader graag dat ik architect werd.
Maar, toen ik tien was interesseerde ik me
meer voor de engeltjes en lieve heer. Slechts-
met heel veel steun van mijn moeder lukte
het niet naar het B-, maar A-gymnasium te
gaan.
.Het is niet juist om zomaar een doel te
hebben. Weliswaar kun je dan direct aan de
slag, hoef je niet te zoeken, maar dikwijls
kom je op die manier terecht bij iets dat
niet met je talenten strookt. Daarmee hangt