shiimhII
m
asterix
antwerpse
„amateur"
werd
„paus van
abstracte
kunst"
trucdoos
van
Hubert
lampo
en
obelix
in moderne
economie
water lijkt op de onze, resulteert in een
devaluatie van de ijzersterke Romeinse
muntde sestertie.
Door een briljante tactische zet van Caesar
wordt het Gallische dorpje betrokken in
de woeste productieslag, die een moderne
maatschappij niet schijnt te kunnen ontbe
ren. Door „de bekoring van bezit, goud"
zullen de Galliërs niet meer aan vechten
denken, is de filosofie achter het plan dat
het dorpje moet omvormen tot een .Jioog
In maart van dit jaar werd Mi
chel Scuphor vijfenzeventig. Men
kan hem rustig de „Paus van de
abstracte kunst" noemen en als
zodanig heeft hij ook een wereld
naam door zijn befaamde gezag
volle boeken, die aanvankelijk in
kostbare edities verschenen op
initiatief van kunsthandel
Maeght te Parijs, maar later ook
als paperback populair werden.
Hij was een goede vriend van
Piet Mondriaan in diens Parijse
jaren en schreef een monografie
over hem (1951, doch pas versche
nen in 1956) die nog steeds on
overtroffen is.
Dat Seuphor zelf een kunstenaar met een
geheel eigen beeldtaal is, was tot voor kort
in ons land althans nauwelijks bekend. Pas
in 1973 haalde Ton Berends hem naar zijn
Haagse „Nouvelles Images" en nu (tot 6
februari) is er een grote tentoonstelling in
het Haags Gemeentemuseum, dat vanwege
zijn unieke Mondriaancollectie toch wel
een speciale belangstelling voor de Belg
moest hebben. De tentoonstelling zal later
ook in Parijs te zien zijn.
Hij is Antwerpenaar van geboorte Fernand
Louis Berckelaers is zijn eigenlijke naam.
Al vroeg werd hij voorvechter van de
Vlaamse beweging, waar hij overigens pas
na afloop van de eerste wereldoorlog voor
wilde strijden, omdat de steun van de
Duitse bajonetten hem tegenstond. Toen
echter wierp hij zich volop in de strijd. Hij
koos voor zijn literaire werk de naam
Michel Seuphor (anagram van Orpheus),
later zou hij uitsluitend onder die naam
publiceren.
De Vlaamse zaak zat hem hoog. Hij wilde
van Antwerpen een groot cultureel cen
trum maken en richtte daarom onder meer
het tijdschrift „Het Overzicht" op, dat al
snel een internationale inslag kreeg. Ande
re blaadjes waren voorafgegaan en vele
anderen zouden nog volgen, want Seuphor
is een aarts-organisator. Hij reisde steden
en landen af om met de nieuwe kunst in
aanraking te komen. In ons land maakte
hij kennis met de Stijlgroep, met Willink
en Werkman en met de architecten Oud
en Berlage, wiens ontwerp voor het Haags
Gemeentemuseum hij uitgebreid in Het
Overzicht publiceerde. Ook reisde hij naar
Italië, Polen en andere landen om daar
kennis te maken met beoefenaars van ab
stracte kunst. Hij raakte er bevriend door
9*m
'V.:
Gouache van Seuphor uit 1929, nog geheel in Mondriaan-stijl.
iemand in dienst die hem de zwijnen le
vert. Om de prijzen te kunnen laten stijgen
moeten er steeds meer menhirs worden
geproduceerd, zodat tenslotte dé ene helft
van het dorp menhirs maakt en vervoert
en de andere helft everzwijnen vangt al
leen gastarbeiders en milieuproblemen ont
breken om het beeld compleet te maken).
De Romeinen komen intussen te zitten met
een enorme partij duurgekochte, maar
waardeloze menhirs. Om ze kwijt te raken
ontwikkelen ze een marketingstrategie, die
naast de spot met het krakkemikkerige
zakenliedentaaltje er hun „snelle" kledij de
meest briljante bladzijden van dit boek
oplevert Met een gigantische reclamecam
pagne vol slogans vergelijkbaar met de
hedendaagse „Voor de man die alles al
heeft", en waarin de menhir als een onmis
baar prestige-object wordt gepresenteerd,
wordt een kunstmatige vraag gecreëerd.
De campagne wordt ondersteund met de
verkoop van spullen, die verdacht veel
lijken op onze T-shirtjes en speldjes, en
met het toppunt van dolgedraaide marke-
n ting: een hobbyset om zelf menhirs te
geïndustrialiseerde samenleving. De ma
nier waarop dat gebeurt is een even ver
makelijke als scherpe dwarsdoorsnede van
het „kapitalistische" systeem.
In het dorpje zorgt normaal iedereen zo
veel mogelijk voor zichzelf; een vrij onbe
zorgde levensstijl, waarin alleen wordt ge
werkt als dat per se moet en waarin men
op everzwijnenjacht gaat als men honger
heeft. Als de Romeinen echter de menhirs
van Obelix gaan opkopen, heeft hij geen
tijd meer om te jagen en dus neemt hij
De gigantische prijzenslag zakt als een
pudding in elkaar, als eerst de Romeinse
industrie („Helpt elkaar. Koop Romeinse
waar!", zo adverteert fabrikant Philippus)
en vervolgens ook de Grieken, Egyptena-
ren en al die andere volkeren menhirs op
de markt brengen. De chaos wordt dan zo
groot, dat zelfs stuntaanbiedingen niet
meer helpen.
Zo passeren allerhande op meesterlijke
wijze tot hun essentie teruggebrachte ver
schijnselen de revue, die samen de wanke
le pijlers van de welvaart zijn. Een wel
vaart, die Asterix en Obelix in dit hoogte
punt van hun s tripa vonturen (vergelijk
baar met „De Britten") met de gebruikelij
ke schranspartij de rug toekeren, na feil
loos de vinger op de zwakke plekken te
hebben gelegd. Af en toe zou je ze achter
na willen gaan.
JAN NIES
Obelix Co. Uitgave: Oberon, Haarlem.
Prijs: f 4^5.
aantal korte schetsen een auto-biografie
van Seuphor zelf.
Een chaotisch boek. Maar als je het gaat
doorwerken komt er toch wel een vrij
compleet beeld van de kunstenaar in zijn,
altijd driftig bezig zijn aan een taak die.
te groot voor één man lijkt, maar die hij;
in ruim een halve eeuw toch maar vervul-'
de.
Het boek, een uitgave van het Haagse
Gemeentemuseum en het Mercatorfonds te
Antwerpen, is gevat in een cassette, die
ook een herdruk bevat van alle verschenen
nummers van Het Overzicht. Verrukkelijke
kost omdat het een avant-garde toont uit
de twintiger jaren. Daar zit een stuk be
minnelijkheid in. Veel van waarom toen
strijd woedde is inmiddels beslecht, andere
dingen bleken achteraf niet zo belangrijk
als men ze destijds vond. Het is erg plezie
rig om het allemaal te kunnen herlezen.
Je ruikt de kruitdamp nog en vraagt je
dikwijls af waarom er eigenlijk geschoten
werd. Zonder het Mercatorfonds zou de
vele kilo's zware uitgave onbetaalbaar ge
worden zijn, nu kost de cassette toch nog
210,- (2.900 B.F.).
Van jongs af heeft Seuphor elke dag gete
kend. Die tekeningen vormen uiteraard het
voornaamste onderdeel van de tentoonstel
ling. Zo tegen 1930 is er een sterke invloed
van Mondriaan. Gouaches in diens stijl zal
Seuphor later, als teveel in Mondriaars
vaarwater, dan ook afwijzen. Merwaardig
is overigens een Tableau-poème uit 1928.
De tekening is van Mondriaan, het gedichl
van Seuphor. Voor deze was dat niet onge
woon. Tekenen is ook een vorm van schrij
ven en het gebeurt herhaaldelijk dat tek
sten, soms gehele gedichten in zijn tekenin
gen verwerkt werden.
Zijn eigen vorm vond Seuphor met zijn
„dessins lacunes" (tekeningen van de
leegte). Hij trok evenwijdige lijnen en
spaarde daarin een stuk wit uit dat zijn
voorstelling werd, soms abstract, maar
dikwijls ook herkenbaar. De tekeningen
krijgen soms zeer zuivere vormen en geven
een gevoel van esthetisch welbehagen. Op
zijn sterkst is dat als hij met geel en zwart
gaat werken. Zijn „Festivité", samenge
steld uit acht tekeningen is hiervan een
absoluut hoogtepunt. Zijn ontwerpen ble
ken geschikt voor textiel en ook aarde
werk. van beide zijn geslaagde voorbeel
den te zien. Ook toont de tentoonstelling
werken van mensen wier vriendschap
Seuphor in de loop der jaren wist te
verwerven Een uitzonderlijke collectie.
Tenslotte zijn er voorbeelden van boeken,
brieven, tijdschriften enz. die het beeld van
de mens en de kunstenaar Seuphor com
pleteren.
.„Ik heb romans en gedichten geschreven,
ik teken, ik heb de kunst van het aforisme
beoefend. Ben ik een kunstenaar? Een
schrijver? Een filosoof? Neen, niets van dit
alles. Ik ben een amateur. Ik weet dat de
term amateur een ongunstige bijklank
heeft. Dat kan me niets schelen. Ama
teur. amare: liefhebben. Het is een mooi
woord. Ik doe niets beroepsmatigs. Mijn
romans zijn in de eerste plaats autobiogra
fieën, heel licht bewerkt. Mijn tekeningen
worden algemeen als beeldende kunst be
schouwd. Waarin zijn zij beeldend? Het
'zijn pentekeningen waarin af en toe wat
kleur opduikt. Schilderijen, tekeningen?
Het is de verbeelding van mijn geest. Van
mijn vrije geest. En waar heb ik leren
tekenen, leren schrijven? Nergens. Ik heb
nooit een leermeester gehad. Ik heb ook
geen leerling, wil ook geen leerling hebben,
tik wil uitsluitend die amateur zijn met zijn
dagelijkse vondsten". Dat is Seuphor. Hij
'moet een gelukkig mens zijn. Al vijfenze
ventig jaar.
Vg.
Foto, genomen in het Parijse atelier van Mondriaan (1926). Seuphor (midden) met Dermée en Prampolini, mensen
met wie hij een van zijn tijdschriften oprichtte.
Asterix en Obelix, de twee Galliërs die
gewoonlijk in hun tweeduizend jaar oude
avonturen niet vies zijn van enige kriti
sche opmerkingen ten aanzien van onze
tijd, hebben zich nu ook eens beziggehou
den met ons economische systeem. En dat
beeft uiteraard - voor de Romeinen
rampzalige gevolgen, zoals in bet nieuw
ste boek „Obelix Co." haarfijn wordt
aangetoond. Want bun bemoeienis met de
Romeinse economie, die als twee druppels
Geométrie, tekening uit 1971, voorbeeld van
de „dessins a lacune".
met tal van mensen die inmiddels wereld
beroemdheid verwierven, Arp, Moholy Na-
gy, Kandinsky, Léger, Pevsner en vele
anderen.
Op den duur werd Antwerpen hem toch
te provinciaal; centrum van de nieuwe
kunst dat kon eigenlijk alleen Parijs zijn.
En toen in 1925 er een conflict ontstond
binnen de redactie van Het Overzicht bete
kende dat, na vijf jaar, het einde van het
tijdschrift. Seuphor ging naar Parijs.
Dan doet Zich iets merkwaardigs voor. De
frenetieke flamingant Ferdinand Bercke
laers verdwijnt totaal. Als Seuphor zal hij
SEUPHOR IN voortaan uitsluitend in het Frans schrij-
ven: romans, gedichten, essays. Ook zijn
HAAGS brieven aan Vlaamse en Noordnederlandse
vrienden zijn in die taal met hoogstens een
GEMEENTE- verduidelijkend stukje Antwerps. Voor de
laiierilfti Vlaamse zaak moet het een geducht verlies
MUSEUM betekend hebben, want al zijn geduchte
strijdbaarheid wordt nu gericht op het
terrein van de beeldende kunsten. Door het
organiseren van tentoonstellingen, het
schrijven van de catalogi van die tentoon
stellingen, het oprichten en vol-schrijven
van tijdschriften (bekendste „Cercle et
Carré", waar o.m. Mondriaan aan mee
werkte) en het publiceren van essays en
handboeken heeft hij waarschijnlijk meer
dan wie ook ter wereld gedaan om met
name de abstracte kunst ingang te doen
vinden.
Dat levenswerk heeft zijn weerslag gevon
den in een kolossaal boek dat verscheen
ter gelegenheid van zijn 75ste verjaardag
en ook als begeleiding van de tentoonstel
ling. Op het eerste gezicht is het een
chaotisch boek met een uitvoerige biogra
fie van drs. H. Henkels van het Haags
Gemeentemuseum, die telkens wordt on
derbroken door andere teksten. Er is veel
correspondentie bij met de beroemde men
sen die tot zijn kennissenkring behoorden.
Ook de complete briefwisseling met Paul
Joostens is opgenomen, de kunstenaar die
een dadaistisch verleden had en die erg
speels rond allerlei zaken heen schreef.
Verder zijn er voorbeelden van Seuphors
romankunst met o.m. sterke fragmenten
uit „Les Evasions d'Olivier Trickmans-
holm", een sleutelroman rond het Parijse
kunstleven in de 20er jaren, waarin Mare
Eentzaam een aantal trekken van Mon
driaan vertoont. Er zijn ook gedichten van
Seuphor, een complete bibliografie en een,
oeuvre-catalogus opgenomen en in een
Is Hubert Lampo het schrijven verleerd? Door
de vraag te stellen is het antwoord al bijna
gegeven, want als je je dat bij zijn laatste
boeken steeds weer afvraagt, dan moet er iets
mis zijn. Het begin dit jaar verschenen en totaal
piislukte „Een geur van sandelhout" kan nog
worden gebillijkt als een ongelukkige miskleun,
maar als andere recente boeken bij lange na niet
het niveau halep van het vroegere werk, dan
moet je tot je spijt vaststellen getuige te zijn
van de tragische afgang van een goede schrijver.
Deze sombere constatering wordt ingegeven door
het lezen van Lampo's nieuwste: „De prins van
Magonia", gepresenteerd als roman, al zou de
kwalificatie novelle beter op zijn plaats zijn. Is
het dan een slecht boek? Ja en nee. Nee, in
vergelijking met „Een geur van sandelhout" en
in dat opzicht is het duidelijk een revanche. Ja,
als het wordt geplaatst naast het meesterwerk
„De komst van Joachim Stiller", het zeer ver
dienstelijke „Terugkeer naar Atlantis" of enkele
briljante verhalen uit „Dochters van Lemurië",
alle geschreven vóór 1964. Het lijkt of Lampo
(als we zijn essays even buiten beschouwing
laten) sindsdien niets meer heeft te vertellen en
nog slechts met minder geslaagde variaties kan
komen op een procédé, dat door de herhaling
tot een cliché is verworden.
In „De prins van Magonia" wordt het cliché
ingevuld met een kostschooljongen tijdens de
Tweede Wereldoorlog. De jongen wordt naar
huis geroepen, omdat zijn vader door de Duitsers
is opgepakt en zijn zwangere moeder onderduikt.
Een vreemde situatie, want waar was de jongen
beter verzorgd geweest dan op zijn kostschool?
Nu moet hij moederziel alleen rond zijn ouder
lijk huis scharrelen, met alle gevaren vandien.
Maar goed, er worden nu eenmaal onverklaarba
re beslissingen genomen, ook als de magisch-rea-
list er zich niet mee bemoeit!
meer dan zat is. Samen repareren ze een motor
bootje, waarmee voor de jongen de mogelijkheid
openligt om de rivier over te steken en een
bezoek te brengen aan de andere oever, waar
hij slechts vage herinneringen van vroegere be
zoeken aan heeft. En waarmee, geheel in de lijn
der verwachtingen, Lampo zich de mogelijkheid
schept om zijn trucdoos te openen en vreemde
dingen te laten gebeuren, die iets te maken
schijnen te hebben met het onbewuste, geheel
volgens de theorieën van de heer Jung. Droom
en werkelijkheid vloeien in elkaar over, als de
jongen aan de overkant van de rivier terecht
komt bij een Joods gezin, dat paradijselijk leeft
alsof er geen oorlog aan de gang is. Bij zijn
terugkeer thuis merkt hij, dat hij onmogelijk tijd
kan hebben gehad om alles in werkelijkheid te
hebben beleefd.
Volgens het geijkte patroon breekt vervolgens de
derde fase van het verhaal aan, waarin het
mysterie langs omwegen wordt ingevuld, zodat
de lezer alle kans krijgt om quasi-diepzinnig een
schoolreisje te maken langs de onpeilbare af
gronden van de menselijke geest. Want wat blijkt
er in enen allemaal? De moeder sterft in het
kraambed, nadat ze in de nacht van de oversteek
van de rivier een dood kind heeft gebaard; als
de jongen terug wil gaan naar het Joodse gezin,
vindt hij slechts het huis dat al jaren geleden
door de Duitsers moet zijn vernield maar waar
nog wel een enkel restant ligt van wat hij in
zijn eerste kennismaking meent te hebben gezien;
de Duitse soldaat draagt de titel „Prins van
Magonia", die teruggaat naar de middeleeuwen
toen Magonia ja en dan volgt er een hoop
gezwets om het vooral maar zo vaag mogelijk
te houden en waaruit valt af te leiden, dat
Magonia het land van elfen is, van gedachten,
herinneringen, dromen. Kortom genoeg onduide
lijkheden om een eind weg te gaan associëren,
waarna er nog gauw een melodrama van wordt
gemaakt door de soldaat te laten doodschieten
op het moment van zijn overgave. En dat alle
maal voor hetzelfde geld.
Het boek bevat behalve de afgezaagde opbouw
alle verdere elementen van Lampo's schrijver
schap, zoals de wat barokke taal, de lange en
trage aanloop voordat het verhaal pas goed op
gang komt, en de nodige aandacht voor geuren
(hij is een van de weinigen, die het in zijn boeken
echt laat ruiken). Bovendien is de vrouw op wie
de hoofdpersoon verliefd raakt, weer een droom
van een schoonheid. Alles is er dus, waarmee
Lampo zijn faam vestigde. En toch haal je na
dit boek de schouders op, omdat er geen greintje
emotie, spanning, meeleven of betrokkenheid
overkomt. Het is al zo vaak vertoond en je ziet
de truc al, nog voordat hij is uitgevoerd.
Hubert Lampo is zichzelf aan het herhalen. Op
zich is dat geen enkel bezwaar, mits de herhaling
beter is dan het voorgaande. En dat is in „De
prins van Magonia" weer niet het geval.
JAN NIES