De terugkeer van de godin Ui v Vluchteling 1976 wÊmffismfflÈmËÊÈÊm In de achtste maand van het Tibetaan se jaar ijzer-tijger (oktober 1950) vielen de Chinezen Tibet binnen. Hun komst was een jaar tevoren al met pijnlijke nauwkeurigheid voorspeld door het orakel van het op een na grootste Tibetaanse klooster, te Sera, dat ter reur en angst had aangekondigd. Het Chinese leger bezette een deel van het Tibetaanse bergland, maar het drong nog niet tot in iedere uithoek door. In het dorpje Zongar bijvoorbeeld, hoog in de Himalaya gelegen, ver boven de boomgrens, zag men die eerste jaren nog geen Chinezen. Wel gebeurde er dat jaar iets merk waardigs met Zongar. In het klooster, gelegen op een heuvel in het midden van het dorp, sprak het 1600 jaar oude beeld van de godin Tara tot haar volk. Zij kondigde aan dat zij binnenkort zou terugkeren naar haar land van her komst. Het 30 centimeter hoge beeldje is ge maakt van sandelhout, dat in Tibet niet voorkomt. Het groeit wel in de omge ving van Mysore, in het zuiden van India, tweeduizend kilometer van Zon gar. Het is begin oktober en erg heet als we uitstappen bij de nederzetting van Tibe taanse vluchtelingen in de vallei van Cauvery, in India, niet ver van dé stad Mysore. Na de welkomstceremonie wor den wij het klooster binnengeleid, dat de uit Zongar gevluchte monniken hier midden in de nederzetting hebben ge bouwd. In een zijkapel staat, achter glas, het beeld van de godin Tara. Haar oorspelling is uitgekomen. In 1959, toen tienduizenden Tibetanen het land uitvluchtten voor de Chinese terreur, namen de monniken van Zongar haar mee. In de laatste tien jaar zijn in Incjia vijftien nederzettingen met in totaal 80 dorpen gebouwd voor 30,000 vluchtelin gen uit Tibet. Dat heeft zo'n 30 miljoen gulden gekost, waaïwan een flink deel is betaald door de Nederlandse bevol king, die tijdens een grote vluchte- lingenaktie op 24 oktober 1966 maar liefst 9 miljoen gulden bijeenbracht voor de Tibetaanse vluchtelingen. Een van die nederzettingen ligt in de vallei van Cauvery. Nadat ik enkele ogenblikken naar het beeld van de go din heb staan staren, brengt de abt Tibetaanse thee. Pas na enige overre ding is hij bereid het verhaal van het pratende beeld te vertellen. De godin, zegt hij, zal slechts driemaal tot haar volk spreken. De eerste keer moet vele eeuwen geleden geweest zijn. Wat zij toen heeft gezegd, weet de abt niét meer. Het moet gebeurd zijn in de tijd dat het boeddhisme uit India zich ver mengde met de oorspronkelijke bon-re- ügie van Tibet, waaruit tenslotte het Tibetaanse lamaisme ontstond. De tweede voorspelling van de godin, nu 26 jaar geleden, is in ieder geval uitgekomen. De abt wil niet zeggen hoe de godin praatte en wat zij precies zei. Dat is niet vdor westerse oren bestemd, begrijp ik. Ook mag geen foto van het beeld worden gemaakt. Blijft over de vraag wat de godin de derde maal zal aankondigen. Terugkeer naar Tibet? Daar ziet het voorlopig niet naar Uit. Het oude klooster van Zongar is door de Chinezen verbouwd tot een kazerne. Onderwerping De eerste jaren na de invaj in Tibet hielden de Chinezen zich tamelijk rus- 11 - - - - - - MhPI ipi| lilt! - wook wordt in don minsten» 30,000 IIéiIAIIBIUI IMUIMIM MM «{N. neovnaiN iwvirajcfi, w» w v»lb»»t»ant#g««. Het gaat on vluchtelingen fe Aoë (20.000), Afrik» M0C), U- tijns-AmeHka (2300) ai t.500 in Mn nog nader Mn t» wijton gtbisd. Gehoopt wordt ep een opbrengst van 15m8joen, faciei tien ja» goledoa word in om tand do laatst» grot» aden 3 mil joon optafel, te- id ww vluchtelingen uit l <fi» tich in India te een reisde begin dose intend naar truBa om «a sien wat er met situatie er niet veel beter uit." Slachtof- fers zijn er ook al gevallen: drie mensen zijn door woedende olifanten verplet terd en in de grond gestampt. De olifan ten komen 's nachts uit de jungle, die een paar kilometer van de nederzetting begint, en doen zich te goed aan wat er aan gewas op de velden staat. De dag voordat wij op Kollegal arri veerden, had" een kudde olifanten weer danig huisgehouden. Anak Narygyal, de leider van de coöperatie vertelt: „Ze kwamen gisteravond om elf uur, zeven tien olifanten. Het lijkt wel of ze ruiken dat er mais op de velden staat. De diepe grachten die wij gegraven hebben om ze tegen te houden, hielpen niet. Ze kwamen er dwars doorheen. Met vuur werk en trommels hebben wij gepro beerd ze weg te jagen. Dat lukte pas diep in de nacht." Als wij later met een jeep de nederzet ting rondrijden, zien we de sporen van de verwoesting. De olifanten zijn dwars door de maisvelden gelopen, die er ten gevolge van de droogte toch al mis troostig uitzien. Maar Anak Narygyal is niet de man die zich door olifanten uit het veld laat slaan. Hij behoort tot de stam van de khampa's, het volk dat het Tibetaanse verzet tegen de Chinese bezetter jaren lang heeft aangevoerd. Ook nu nog strijden de khampa's door, al hoort de buitenwereld daar weinig meer van. Anak, nu 36 jaar, heeft anderhalf jaar tegen de Chinezen gevochten. De guer rilla-groep waar hij toe behoorde be stond uit tien stamgenoten, onder wie zijn vader en zijn beide broers. Toen hij in 1960 de grens naar India over vluchtte, was hij de enige van de groep die nog in leven was Fout De ervaring van de laatste jaren heeft hem en ook Bill Davinson geleerd dat het fout is om alleen mais te verbou wen, zoals nu nog in Kollegal en in de j meeste andere Tibetaanse nederzettin- r gen gebeurt. Maar het beschikbaar ge- stelde land is veel te droog voor rijst- bouw. Veeteelt hoort wellicht nog tot de j mogelijkheden. Een ander alternatief dat langzaam van de grond begint te komen is huisvlijt. De stuwende kracht hierachter is de 32-jarige Tibetaan Tsultin Tenzing Khangsai, een ex-monnik, die thans probeert over de hele wereld contacten te krijgen voor afzet van de produkten die de Tibetanen thuis of in kleine I werkplaatsen in de nederzettingen ma ken. De Tibetaanse vrouwen bijvoor- t beeld weven prachtige wollen tapijten j met eeuwenoude motieven. En lang- f zaam maar zeker krijgt ook deze nieu- I we vorm van bestaanszekerheid grond onder de voeten. Op de terugweg spreekt Bill Davinson J over het verlangen van vele Tibetaanse vluchtelingen eens naar hun land terug te keren. De Dalai Lama, die zelf g vluchteling is en in Noord-India, aan de f voet van de Himalaya woont, gelooft in f die terugkeer. „De tijd komt", belooft hij zijn volk, „dat we weer als vrije f mensen in een vrij Tibet kunnen leven." i, Maar de nederzettingen die Davinson j hier in India voor de Tibetaanse vlucht- elingen 'heeft gemaakt, dragen geen tij- I delijk karakter. Hij heeft de Tibetanen definitief middelen van bestaan ver schaft. Davinson gelooft ook niet in die terugkeer. „Maar Tibet is een land vol wonderen. Misschien gebeurt er wel weer een." ROB RUGGENBERG In Kollegal staat nog een armoedig doorgangskamp voor de Tibetanen. Bill Davinson (51): een tech nische duizendpoot. Elke Tibetaanse nederzetting heeft scholen waar de kinderen behalve Tibetaans ook Hindi en Engels leren. tig. Pas in 1957 begonnen zij harder tegen de onwillige bevolking op te tre den. Peking begon de politiek van „on derwerping door zwangerschap". Pries teressen en andere ongetrouwde vrou wen kregen een Chinees in huis. Tibe taanse mannen werden op grote schaal gesteriliseerd Ook op andere manieren probeerde China de Tibetaanse cultuur om te vor men tot een Chinese. Er kwamen werk en opvoedingskampen, kloosters wer den gesloten, de beelden vernield en de monniken gedwongen wegen te gaan aanleggen, Veelbelovende kinderen werden naar China gestuurd om daar „opgevoed" te worden. De Dalai Lama, de geestelijke en wereldse leider van de Tibetanen hadden de Chinezen al die jaren niet durven aanpakken maar op 9 maart 1959 vroegen zij hem naar een theatervoorstelling in de hoofdstad Lha sa te komen. Zonder lijfwacht, alleen. Toen deze „uitnodiging" in Lhasa be kend werd, stroomden de Tibetanen naar het paleis van de Dalai Lama en smeekten hem niet te gaan. De Chine zen sloegen de volksoploop uiteen. De volgende dag was de Tibetaanse op stand een feit. Eén week later, op 17 maart 1959, vluchtte de Dalai Lama in vermomming naar India. Hij trachtte de westerse wereld achter de vrijheidsstrijd in Tibet te krijgen. Hij bracht de Verenigde- Naties er van op de hoogte dat de Chinezen Tibetanen steriliseerden, dat -zij 65.000 mannen hadden gedood en dat zij de Tibetaanse vrouwen op grote schaal verkrachtten. Maar in het politie ke wereldschaakspel van die dagen was Tibet minder dan een pion. De Westerse wereld bleef doof en blind. De vlucht In het voetspoor van hun leider vlucht ten in de maanden daarna vele tiendui zenden Tibetanen naar India. Hoeveel het er precies geweest zijn is nooit vastgesteld. India zat met de vluchtelin gen danig in haar maag. Tenslotte maakte het land een afspraak ftiet de Dalai Lama. Als de Tibetanen India wilden helpen bij de aanleg van wegen in Hp Himalava ro.i TnHia h»n al- vluchteling erkennen. Voorheen had In dia weinig behoefte gehad aan die we gen. Er waren nooit grensproblemen geweest met Tibet, dat aan de andere kant van de Himalaya ligt. Maar nu was Tibet China geworden en India had wegen door het gebergte nodig voor grensbewaking. Die wegenaanleg in de bergen, op zeer grote hoogte, zal altijd een zwarte blad zijde in de Tibetaanse geschiedenis blij ven. Blootgesteld aan enorme koude, met nauwelijks enige hulpmiddelen en ten koste van vele slachtoffers vol brachten Tibetaartse mannen, vrouwen en kinderen een werk, dat de Indiërs zelf nooit hadden kunnen klaarspelen. Als „beloning" begon de Indiase rege ring op kleine schaal met het integreren van de Tibetaanse vluchtelingen in haar samenleving. Dit proces dreigde door ondeskundigheid en gebrek aan geld op een nieuwe ramp uit te draaien. In oktober 1966 kwam Europa te hulp. Een massale geldinzamelingsaktie werd ge houden. en slaagde, waarbij vooral Ne derland zich van haar beste zijde liet Goed besteed Nu, tien jaar later, is het doel- bereikt. Het geld is goed besteed. Het probleem van de Tibetaanse vluchtelingen in In dia is geen probleem meer. Zo'n 30.000 Tibetanen hebben in hun nieuwe vader land werk, behuizing en verzorging. Met Europees geld zijn zij op weg geholpen. De rest kunnen zijzelf. De eer voor het welslagen van dit hulp project moet gaan naar de organisatie Myrada (Mysore resettlement and devel opment agency), de ontwikkelingsmaat schappij die met het Europese geld wonderen wist te verrichten. Myrada heeft een bestuur van louter Indiërs, behalve één; mr. C. Brouwer, de Neder landse vertegenwoordiger van de hoge commissaris der Verenigde Naties voor vluchtelingen. De direkteur van Myrada is de 51-jarige Bill Davinson, een Brits-Indiër en een technische duizendpoot. Onder zijn lei ding kwamen de nederzettingen tot stand, werden wegen en bruggen aange- 1 poH watprniittpn pphnnrH hiiÏ7Pn pp. bouwd, het land ingezaaid en de oogst verkocht. De start was moeilijk. Het waren be paald niet de beste stukken land die India voor de vestiging van Tibetaanse nederzettingenbeschikbaar stelde. En erg veel land gaf India ook niet. Iedere volw?ssen Tibetaan kreeg 3200 m2 in erfpacht en ieder kind 2000 m2. Voor een gemiddeld gezin kwam dat neer op ruim een hectare. Kinderen dje in de nederzettingen worden geboren krijgen geen land. „Van begin af aan", zegt Davinson, „vonden wij een coöperatieve opzet de beste. Elke nederzetting kreeg een be stuur dat voor de mensen zelf werd gekozen. Deze coöperatie verschaft de mensen de zaden, de kunstiYiest, de tractoren en hulp bij de verkoop van de produkten. Na de oogst betalen de mensen aan de coöperatie terug wat zij gebruikt hebben." Voorop stond dat de plaatselijke omge ving van elke Tibetaanse nederzetting moest profiteren van de hulp. Het zou onjuist geweest zijn om de Tibetanen te bevoordelen boven de omwonende Indiërs. Dat zou discriminatie en on enigheid in de hand hebben gewerkt. Daarom werden de scholen die voor de Tibetanen gebouwd werden, ook toe gankelijk voor Indiase kinderen. Daar om konden de Indiërs voor medische hulp ook terecht in de ziekenhuizen van de Tibetanen. Daarom konden de In diërs ook tractorhulp huren van de Tibetaanse coöperaties. Dit systeem heeft gewerkt. Een wijde omgeving werd door de vestiging van Tibetanen mede tot bloei gebracht. Monniken Een apart probleem bij de vestiging van de Tibetanen vormde de aanwezigheid van grote groepen monniken. In Tibet werden deze monniken onderhouden door de gemeenschap en wijdden zij zich louter en alleen aan de religie en de kunst. „Daar konden we hier niet aan beginnen", zegt Bill Davinson. „Dat zou een te grote last op de schouders van de Tibetanen hebben gelegd." De Tibetaanse monniken mochten zich in Hp npHpr7Pttinapn vestigen onder voorwaarde dat zij ook het land zouden bewerken. Dat is wonderwel gelukt. „Je kunt zelfs zeggen dat de monniken nog harder werken en een betere opbrengst hebben dan de anderen. Ze zijn meer gedisciplineerd", zegt Davinson. De monniken van het vroegere klooster Sera bijvoorbeeld hebben zich geves tigd in een eigen dorp nabij de neder zetting Bylakuppe, ook in de omgeving van Mysore. De monniken die ik daar sprak zijn trots, niet alleen op hun agrarische prestaties, maar ook op het feit dat zij de oude Tibetaanse tradities kunnen handhaven. Met Davinson bezoeken we nederzettin gen die pas zijn opgezet en andere waar Myrada zich al uit heeft teruggetrok ken. Davinson komt daar nog wel, maar alleen om advies te geven als de neder zetting hem daarom vraagt. Want natuurlijk zijn er nog moeilijkhe den. Van de nederzettingen die ik begin deze maand bezocht, waren de meeste geteisterd door de droogte, die dit jaar het grootste deel van de oogst laat mislukken. Het spook van de honger blijft altijd op de achtergrond zicht baar, maar waar in India is dat anders? Een van de jongste nederzettingen is Kollegal, een paar honderd kilometer oostelijk van Mysore en gelegen aan de voet van een imposant bergmassief. Twee jaar geleden begon Davinson hier met de Tibetanen dorpen te bouwen. Meter voor meter moest op het oerwoud veroverd worden. De nederzetting zal, als zij klaar is, twintig dorpen tellen met 30.000 Tibetanen. Veertien dorpen zijn al gereed, keurige bakstenen huizen met elk twee kamers en voor iedereen een flinke tuin. Aan de rand van de nederzetting ligt nog een armoedig aan doend bamboe doorgangskamp, waarin een aantal Tibetanen nog moei blijven wonen totdat ook hun huizen gereed zullen zijn. Olifanten De olifanten vormen een haast nog grotere bedreiging voor de oogst van Kollegal dan de droogte. Vorig jaar verwoestten wilde olifanten een kwart van de maisoogst en dit jaar ziet de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1976 | | pagina 16