rsmsm ?ï|i mwmJöl.
Een schouwburg om verliefd op
te worden begint zijn zesde leven
LEIDEN
HEEFT
ZIJN
SFEERVOLLE
JUWEELTJE
TERUG
fiSHHEliEU
m
RIJDAG 15 OKTOBER 1976 LEIDSE COURANT
een soldatenwacht op het toneel geposteerd, die
de opdracht had lastige cultuur-bestormers op
of in de Oude Vest te deponeren.
Nog een groot verschil met vroeger: in de om
de zaal gelegen ruimten is door architect; Greiner
hardhandig het mes gezet. De chaotische en
benauwde foyers, gangen en trappen werden
stevig aangepakt met het gevolg dat er nu een
veel efficiënter gebruik kan worden gemaakt van
de (grotere) ruimte en dat het geheel een veel
„opener" indruk maakt. Het was een gevaarlijke
ingreep, die de totale sfeer had kunnen versto
ren, maar ook hier toonde Onno Greiner zijn
goede smaak en inlevingsvermogen. Door de
nieuwe aankleding en indeling worden de intimi
teit en gezelligheid van de zaal onmerkbaar
voortgezet in de ruimten eromheen. Een warme,
huiselijke gezelligheid met een tijdloze sfeer.
Het minst geslaagd van het gebouw is zijn
visitekaartje, de voorgevel. Maar omdat het uit
gangspunt was de schepping van stadsarchitect
Schaap zo veel als mogelijk en toelaatbaar was
in stand te houden, werd de in ruïneuze staat
verkerende gevel in zijn oorspronkelijke toestand
met de originele kleuren hersteld. Daarbij ver
dween de monstrueuze brandtrap, die niet alleen
de schouwburg maar ook de omgeving ontsierde
Hoe zorgvuldig bij de restauratie te werk is
gegaan, komt het best tot uitdrukking in de
keuze van de verlichting. Nadat Onno Greiner
onder het motto „geen troep aan de balkons"
had besloten een andere plaats te zoeken voor
de schijnwerpers dan aan de voor de hand
liggende balkonranden en nadat hij er van had
afgezien te opvallend schitterend nieuw bladgoud
te gebruiken, ging hij op zoek naar een passende
verlichting. „Er zat een afschuwelijke, bijna ma
cabere verlichting van kale peertjes in, die in
1907 bij de komst van de elektriciteit was aange
bracht. Voor die tijd moet er een gasverlichting
zijn geweest. Ik ging er vanuit, dat in'de zaal
een grote kroon had gehangen, want daar vréégt
de ruimte gewoon om. Maar hoe we ook hebben
gespeurd: geen spoor, zelfs geen rookaanslag op
de spanten in het ventilatierooster. Het blijft
natuurlijk een veronderstelling, maar volgens mij
is het zo gegaan: Schaap heeft destijds een kroon
willen hangen, maar had er geen geld meer voor.
Het zou dus geen inbreuk op de oorspronkelijke
bedoelingen betekenen, als er nu wel een kwam."
Toen die stap eenmaal was gezet, was het de
vraag: wat voor soort kroon? „Ik heb de offertes
in handen gehad voor elektrische kaars-armatu
ren met geslepen kristal, geslepen glas of gesle
pen plastic. Dat scheelde aardig wat in de prijs
Zulke lampen verwacht je nu eenmaal in zo'n
schouwburg. Maar, dacht ik bij mezelf, dat kan
toch eigenlijk niet, al dat geglitter en geschitter.
Ik ben naar Engeland gegaan om daar theaters
uit dezelfde tijd te bestuderen. Mijn vermoeden
werd bevestigd: die kristallen luchters horen er
niet thuis. Dus ook *niet in bijvoorbeeld het
Concertgebouw, waar ze wel hangen."
Gekozen werd voor een kroon, die verwant is
aan de ooit gebruikte „gasballonnetjes". Omwille
van de eenheid werd de rest van de verlichting*
in het gebouw daarvan afgeleid. Een Italiaanse
fabriek kreeg de opdracht ze speciaal te maken,
goudkleurig voor de zaal en zilverkleurig voor
de ruimten daar omheen.
Zo staan dan vanavond de bezoekers omhoog te
staren naar het plafond, mét zijn kroon die er
nooit is geweest. En overal wordt geconcludeerd:
„Er is niets veranderd." Gelijk hebben ze m hun
ongelijk. Leiden heeft zijn sfeervolle juweeltje
teruggekregen: een schouwburgje om verliefd op
te worden.
JAN NIES
In de knusse ruimte is de afstand tot
het toneel nergens groot. Bij de afbraak
van het toneelhuis is de toneellijst weg
gehaald en later weer opgebouwd.
LEIDEN Het hooggeacht publiek wordt be
leefd verzocht zich weer bij de kassa's te vervoe
gen. Het oudste theater van ons land, de Leidse
Schouwburg, zet vanavond zijn deuren weer
wagenwijd open om te beginnen aan een nieuw
leven, Het zesde, hoezeer het er een paar jaar
geleden nog naar uitzag dat vijf levens genoeg
moesten zijn. Want waren er niet een paar
kleinere en grotere wonderen gebeurd, dan was
dit theatertje aan de Oude Vest inmiddels ai
met de grond gelijk gemaakt. Hoe onvergeeflijk
dat zou zijn geweest, zal iedereen duidelijk
worden die zelfs maar een kwartiertje in de
gerestaureerde zaal is geweest. Met een niet
helemaal onterecht chauvinisme heeft men hem
in Leiden al „de liefste schouwburg van het
land" genoemd. En daar valt veel voor te zeg
gen. want de nieuwe oude Leidse Schouwburg
is een theatertje om verliefd op te worden.
De eerste reactie van bezoekers, die de zaal
hebben gekend voordat hij door de brandweer
werd gesloten, luidt: „Er is niets veranderd."
Voor de Amsterdamse architect Onno
Greiner een van de grootste compli
menten voor het werk, waarmee hij zo'n zeven
jaar is bezig geweest. In die tijd heeft hij de
plannen gemaakt en vervolgens tot uitvoering
gebracht om de schouwburg grondig overhoop
te halen met de bedoeling, dat het resultaat van
alle moeizame werkzaamheden onzichtbaar zou
blijven. Want zo luidde zijn opdracht, waarmee
hij het hartgrondig eens was: het karakter van
de zaal mocht niet worden aangetast.
Voordat hij die opdracht kreeg, had Leiden
roerige tijden achter de rug waarin een ware
„schouwburgkwestie" was ontstaan. De oude
schouwburg leek gedoemd roemloos ten onder
te gaan, toen de brandweer het meer dan welle
tjes vond en het gebouw liet sluiten. Het was
dan ook een onmogelijke situatie, waarin bijvoor
beeld twee elektriciteitscircuits met verschillende
vo '.ages elk ogenblik de fatale kortsluiting dreig
den te maken. Er werden plannen gemaakt voor
een nieuwe, maar uiterst kostbare schouwburg
elders in de stad, wat tot heftige beroering leidde.
Zelfs de Raad van State moest er aan te pas
komen om in het tumult een uitspraak te doen.
Totdat de gemeenteraad in 1971 tot het besluit
kwam van nieuwbouw af te zien en de oude
schouwburg een rigoreuze opknapbeurt te geven.
Dat gebeurde op basis van het plan van architect
Greiner, die onverwacht in de „schouwburg
kwestie" betrokken was geraakt Hij was bezig
met de verbouwing van het complex van de
Leidse Volksuniversiteit, dat rond de schouw
burg ligt. „Bekijk de schouwburg er ook eens
bij", werd hem in 1969 midden in het theatrale
gekrakeel in het oor gefluisterd en dat was voor
deze architect, die naam verwierf met de bouw
van enkele nieuwe culturele centra in den lande,
voldoende om met een tekening en een begroting
aan te komen. Van de schouwburg en de Volksu
niversiteit zou één groot cultureel complex wor
den gemaakt, waarin men gemakkelijk bij elkaar
binnen zou kunnen lopen en even gemakkelijk
van elkaar geen last zou hebben. En zowaar:
aldus werd besloten.
Het huzarenstuk van de hele operatie zou de
restauratie van de oude schouwburg worden, die
in januari 1974 daadwerkelijk kon beginnen na
dat het Rijk in het kader van de werkloosheids
bestrijding en via Monumentenzorg de nodige
miljoenen uit de schatkist had opgediept. „Die
hulp betekende de definitieve redding", zegt On
no Greiner. „Maar eigenlijk is het een wonder,
dat het gebouw er toen nog stond. Onbegrijpe
lijk. dat het nog niet was afgebrand. Het is een
een moderne technische installatie. En zo kan
Wim Kan niet ianger spreken van „die goeie
ouwe scheve schouwburg", want met het oude
toneelhuis verdween ook de schuine, naar achter
en toe oplopende toneelvloer, die er aws een
achterhaald illusie van voormalig technisch ver
nuft was blijven liggen.
Om de ullusie van het toneel te vervolmaken,
had men met de wetten van het perspectief een
constructie uitgedokterd om de dieptewerking op
het podium „net echt" te laten lijken. Daarvoor
moest dan onder meer de vloer schuin liggen,
wat echter één overduidelijk nadeel had dat
diezelfde illusie wreed kon verstoren: liet men
op het Leidse tonéel een rond voorwerp vallen,
dan rolde dat, al of niet met veel lawaai, naar
de toneelrand. Eenmaal is het zelfs gebeurd, dat
een rolstoel, die men vergeten was op de rem
te zetten, onder luide toejuichingen van het
pubhek in de orkestbak is gereden.
Het zal niet meer mogelijk zijn, want de nieuwe
toneelvloer ligt helemaal waterpas, conform de
technische eisen die aan een modern geoutilleerd
theater worden gesteld. Zoals ook de rest van
het aanzienlijk vergrote nieuwe toneelhuis bij de
tijd is. Dat bracht wel een hachelijk bouwavon-
tuur met zich mee, omdat na de sloop van het
oude toneelhuis de zaal gapend het weinig com
fortabele vaderlandse klimaat een jaar lang voor
de kiezen kreeg. Weliswaar werd hij met zeildoek
en hout afgeschermd, maar dat kon niet voorko
men dat de zo waardevolle schilderingen lang
zaam kletsnat werden. Maar als op bestelling
leverde de natuur hier een klein wonder: de rijke
traditie van natte zomers werd vorig jaar door
broken met een lange periode van droge en
warme dagen. Zo konden de natte schilderingen
langzaam en op natuurlijke wijze drogen zonder
ook maar één scheurtje op te lopen. „Hadden
we dat met warme lucht moeten doen", zegt
Onno Greiner, „dan waren er zeer waarschijnlijk
rampen gebeurd."
Dank zij deze meevaller verliep de restauratie
van de brons-groene en goud-okeren schilderin
gen op het plafond en de balkonranden betreftke-
restauratie was de engelenbak zo volgepropt met
stoelen, dat de toeschouwers zich daar vanwege
het ontbreken van voldoende beenruimte in de
rijen moesten vastknellen, wat een niet al te
paradijselijk gevoel in de geplette ledematen
teweeg bracht. En voor wie zelfs die zitplaatsen
te veel luxe betekenden, waren staanplaatsen te
koop op de galerijen.
Het laat zich raden, dat die opeenhoping van
publiek in het kleine zaaltje het er niet altijd
rustiger op maakte tijdens de voorstellingen. Zo
was het in de vorige eeuw toen nog werd ge
speeld voor een verlichte zaal, niets opzienba
rends als op de galerijen werd gevochten, ge
schreeuwd, gespuwd en met schillen gegooid. En
voor de toch al veelgeplaagde spelers had de
Leidse Schouwburg traditiegetrouw nog een ij-
zersterke handicap in petto: de studenten. Vanaf
hun vaste plaatsen wilden de heren nog wel eens
een discussie aangaan met de uitvoerenden. Of
zelfs het toneel bestormen en in lijfelijk contact
treden met de acteurs, als het helemaal niet naar
hun zin was. Toen dat te vaak gebeurde, werd
Op de balkonranden en het plafond
na is tijdens de restauratie alles van zijn
plaats geweest. De sfeer bleef onveran
derd.
groot geluk geweest, dat de schouwburg zo lang
in gebruik is gebleven. Als hij eerder was geslo
ten en zo het dagelijkse toezicht was kwijt
geraakt, was hij gegarandeerd in vlammen opge
gaan Je weet maar nooit welke gek op de
gedachte komt eens een aardig vuurtje te gaan
stoken. Zelfs tijdens de restauratie konden we
alle gevaren van de wereld verwachten, ook al
hadden we een hot-line met de brandweer."
Ondanks het uitgangspunt het gebouw in wezen
niet aan te tasten, moest tijdens de restauratie
een wezenlijk deel van de schouwburg sneuvelen:
het toneelhuis. Het vonnis werd met tegenzin
geveld, omdat juist het toneelgedeelte het oudste
stuk van het gebouw was. Weliswaar niet uit
1705, toen Leiden zich op cultureel gebied ver
genoeg ontwikkeld voelde om op de resten van
een afgebrande mouterij aan de Oude Vest een
echte schouwburg te bouwen. Door de groeiende
belangstelling werden later verbouwingen nood
zakelijk. waardoor het eerste theatertje langza
merhand verdween in de uitbreidingen.
De laatste herinneringen werden weggevaagd,
toen de toenmalige stadsarchitect Schaap in 1865
met veel vakmanschap de bezem door het ge
bouw haalde en de zaal de vorm gaf die hij nog
steeds heeft. Maar met zijn ingrijpende verbou
wing was Schaap van het toneelhuis afgebleven,
waaraan voor het laatst in 1809 was gesleuteld.
En dat was te merken, want ondanks alle charme
was -de toestand achter het toneel meer dan
primitief.
„Er was geen houden aan", zegt Onno Greiner
nog vol spijt. De nostalgische verhalen over de
veel te kleine ruimte, waar met oneindig improvi
satievermogen de decors over de katrollen aan
de houten spanten werden getrokken, hebben het
moeten afleggen tegen de nuchtere noodzaak van
Een vergaderzaaltje in de schouwburg.
Bij de inrichting is men uitgegaan van het
interieur van de schouwburgzaal. De ver
lichting is afgeleid van de nieuwe kroon
in de zaal.
lijk snel. Gedurende een jaar (zo snel is „snel"
in de restauratiewereld) was de zaal overwoekerd
met steigers waarop werd gewerkt aan het opha
len van de kleuren en opnieuw vastplakken van
het linnen waar dat had losgelaten. En om dit
werk alle eer te geven, die het verdiende, werden
bij de herinrichting de kleuren van de stoffering
zo gekozen, dat de schilderingen beter dan ooit
uitkomen.
Behalve de balkonranden en het plafond is geen
stukje van de zaal tijdens de restauratie op zijn
plaats gebleven. Een grondig onderzoek wees uit.
dat het gebouw met zijn funderingen in en op
zand dreef, dat glinsterde van het water. Deson
danks was in de schouwburg nergens ook maar
één scheurtje te ontdekken, zodat moest worden
geconcludeerd dat het gebouw op een bijzonder
gelukkige plaats werd neergezet. Het aangrenzen
de pand van de Volksuniversteit was namelijk
van onder tot boven gescheurd.
Maar het maakte tevens duidelijk, dat bouw
meester Schaap een man is geweest, die zijn vak
door en door kende: hij durfde een unieke
constructie aan, die na meer dan een eeuw nog
solide bleek te zijn. Het unieke zit hem in het
ontbreken van steunpilaren aan de voorzijde van
de balkons, waardoor de balkons lijken te zwe
ven en het zicht op het toneel niet wordt belem
merd. Aan de constructie werd dan ook niets
veranderd; ze werd alleen verstevigd om aan de
huidige bouwvoorschriften te voldoen.
Of dat strikt genomen bittere noodzaak was, is
zeer de vraag. De gerestaureerde schouwburg
biedt immers plaats aan ruim vijfhonderd bezoe
kers, terwijl vroeger bij uitverkochte voorstellin
gen 950 man in de zaal waren. De verminderde
capaciteit is het gevolg van de keuze voor meer
(zit)comfort voor de goedkopere rangen. Vóór de