Cals
wist
te
weinig
van,
zijn
eigen
KVP
„De boot lag nog tussen de pieren
en had motorschade..."
Tropenmuseum, een uitstalkast van
ontwikkelingssamenwerking
Tien jaar geleden....
In deze maand is het tien jaar
geleden, dat het kabinet-Cals
ten val werd gebracht Het
was een korte vreugde ge
weest, want het was nog maar
anderhalf jaar aan het be
wind. Het vorige kabinet, het
kabinet-Marijnen, was uiteen
gevallen, zonder dat het parle
ment er iets mee te maken
had gehad. Geen crisis in de
kamer, maar op het Catshuis,
over de commerciële televisie,
waaraan sommigen in het ka
binet hun hart hadden ver
pand. Toen. kwam het kabi
net-Cals, zonder liberalen en
christelijk-historischen, maar
met de socialisten, die niet in
het kabinet-Marijnen hadden
gezeten. Onder leiding van
formateur Cals kregen zij nu
een royale plaats, een invloe
drijke positie. Met name om
dat zowel financiën als econo
mie naar de socialisten ging.
In vorige kabinetten was er in
de regel voor gezorgd dat de
ministers met deze beide por
tefeuilles niet eikaars partij
genoten waren, maar in het
kabinet-Cals kreeg dr. A. Von
deling (de huidige voorzitter
van de Tweede Kamer) finan
ciën en drs. Den Uyl (thans
minister-president) economi
sche zaken.
Het kabinet kreeg al gauw te
maken met tegenwind. Er
kwam een zekere vertraging in
de financiële groei en er zat
een beetje een economische
crisis in de lucht. In het voor
jaar van 1966 had dr. Zijlstra
in de Eerste Kamer de heren
Vondeling en Den Uyl al ge
zegd: „Gij houdt een goed ver
haal over een trip op de
Noordzee, maar de boot ligt
nog tussen de pieren en heeft
motorschade". Toen kwam de
herfst van 1966: De algemene
politieke en financiële be
schouwingen. Slechts een paar
dagen voor die behandeling
kreeg het kabinet informaties
van verschillende kanten, dat
de KVP zich nogal hard zou
opstellen. Het was voor het
kabinet min of meer een ver
rassing.
Mr. J. Cals was er slecht van
op de hoogte wat zich binnen
zijn eigen partij de KVP af
speelde. Er was geen vertrou
welijk contact met de fractie
van de KVP., behalve met een
enkel lid. In elk geval niet met
de fractievoorzitter drs. Sch-
melzer. Ook wist het kabinet
er weinig van, dat in de KVP
een sterke tegenzin was tegen
een kabinet, waarin de socia
listen zo'n belangrijk^
speelden. Uit verschillende ka
merkieskringen kreeg het par
tij bestuur van de KVP voort
durend signalen, dat men hele
maal niet gelukkig was mei
het kabinet-Cals. En er gingen
geruchten, dat de minister van
landbouw, mr. B. Biesheuvel,
in dit kabinet hard moest
vechten en al eens met aftre
den zou hebben gedreigd, als
er niet meer zorg aan de land
bouw kon worden besteed.
Maar dat was een ge
rucht.
In elk geval, in de fractie van
de KVP van de Tweede Ka
mer kreeg de heer Schmelzer
te maken met die oppositie in
eigen kring, die er niet om
loog. Het zou niet gemakkelijk
zijn, te voorkomen, dat de
fractie in tweeën viel. En toen
kwamen, zoals gezegd, de alge
mene politieke en economi
sche beschouwingen. De PvdA
was volkomen gouvernemen
teel, daarvan was niets te vre
zen. De ARP gaf haar stand
punt te kennen bij monde van
haar fractie-voorzitter Rool-
vink. Dat standpunt kwam
hier op neer: „Het kabinet
heeft wat de uitgaven betreft,
de nodige soberheid betracht.
Wij zullen niet aandringen op
meer bezuinigingen. Maar wij
zijn wel ongerust wat de dek
king betreft. Naar onze me
ning schat de heer Vondeling
de inkomsten te hoog. Dat zal
hem tegenvallen. Wij zouden
'een veiliger dekking willen".
Waarschijnlijk was ook dit be
toog een compromis tussen
verschillende stromingen bin
nen de fractie, maar het kabi
net kon deze zakelijke kritiek
toch op zekere hoogte wel
waarderen. Maar toen kwam
de KVP aan het woord. Die
was zeer kritisch over het fi
nanciële beleid van de heer
Vondeling. Er moest meer
worden bezuinigd en er moest
worden gezorgd voor een bete
re dekking. Men ziet het ver
schil tussen de opstelling van
de ARP en de KVP
Alleen de laatste vond, dat het
kabinet niet zuinig genoeg
was. De heer Vondeling was
daardoor geraakt: hij was bij
de begrotingsvoorbereiding,
naar hij later schreef, een
„beul" geweest voor zijn ambt
genoten. Zo had hij allerlei
bezuinigingen weten door te
zetten. En toch was de KVP
niet tevreden. Zij vroeg in een
motie een zuiniger beleid en
een betere dekking. Het kabi
net had daarop kunnen ant
woorden: wij zullen ons best
doen,maar we kunnen niet te
veel beloven. Dat zo'n motie
zou worden aangenomen,
stond vast. Want niet alleen de
KVP zou voorstemmen, maar
ook de WD, de CHU en enke
le kleinere groeperingen, dus
de KVP samen met de „oppo
sitie".
Dit was evenwel niet de kern
van de zaak, die. lag in de
toelichting van de heer Sch
melzer. Herhaaldelijk en met
klem vroeg hij van het kabinet
verklaringen of toezeggingen,
„die vertrouwen kunnen ge
ven".
De toelichting was misschien
zo nadrukkelijk en fors, om
een bepaalde vleugel in de ei
gen fractie tevreden te stellen,
maar ze schoot bij het kabinet
in het verkeerde keelgat. Het
was van oordeel, dat door die
toegespitste toelichting van de
heer Schmelzer de motie kon
worden gezien als een bewijs,
dat het kabinet niet het ver
trouwen had van de fractie
van de KVP., en dat het kabi
net dat vertrouwen moest zien
te herwinnen. En toen dan ook
de motie werd aangenomen,
was het kabinet van oordeel,
dat daarmee het vertrouwen
was opgezegd en het vroeg
ontslag.
Er kwam een tijdelijke verzoe
ning, doordat dr. J. Zijlstra
ruim vijf maanden de leiding
nam met een overgangskabi
net, dat de begrotingen er in
de beide kamers doorloodste,
vooral door het bekwame en
onverbiddelijke optreden van
deze tijdelijke premier, die de
uitgavenkant niet veranderde,
maar wel voor een betere dek
king zorgde, zoals de ARP-
fractie het had gevraagd.
Daarna volgden vervroegde
verkiezingen, waarbij de KVP
er niet al te best afkwam. De
PvdA werd buiten het nieuwe
kabinet geweerd, hoewel zij
niet bij voorbaat had gewei
gerd en het kabinet-De Jong
trad op. Een soort herstel van
het kabinet-Marijnen, maar
met een andere bezetting. Bij
de PvdA echter, met name bij
de heer Vondeling, groeide al
meer de overtuiging, dat de
heer Schmelzer zeer bewust de
bedoeling had gehad, lang te
voren beraamd, om zich van
het kabinet-Cals te ontdoen
voor de periodieke verkiezin
gen van 1967. Hij schreef later
over moord, zelfs moord met
voorbedachte rade.
Toen stelde de PvdA nadruk
kelijk: met de KVP, althans
met deze KVP, willen wij niet
weer in een kabinet. Maar
dat was na de formatie van
het kabinet-De Jong. Niemand
kan, ook als de kruitdamp is
opgetrokken, precies beoorde
len, wat de bedoelingen waren
van de heer Schmelzer en zijn
fractie. Het is zeer aanneme
lijk, dat de scherpe opstelling
bij het debat, waarbij telkens
over het noodzakelijke ver
trouwen wérd gesproken, niet
zozeer een uiting was van een
gemeenschappelijke vastbera
denheid binnen de fractie,
maar meer een poging om
door harde taal de interne me
ningsverschillen te verminde
ren door het afblazen van veel
stoom.
Er is nog een aspect aan deze
zaak.'In Nederland hebben ka
binet en kamer een eigen zelf-
Minister-president mr. J.
Cals kort na de motie van
wantrouwen van de KVP
tegen zijn kabinet buiten
het kamergebouw in ge
sprek met parlementaire
standige positie en een eigen
verantwoordelijkheid. In de
laatste jaren blijkt dat wel in
de mist te raken en zitten mi
nisters voortdurend te eten en
te praten met „hun fractie" en
vergaderen soms ook met
„hun" partijbestuur. Dat kan
leiden tot een verneveling van
de verantwoordelijkheden.
Maar in de tijd van het kabi
net-Cals was het precies an
dersom. De KVP-ministers en
de fractie van de KVP waren
volstrekt van elkaar ver
vreemd. En dat is de wezenlij
ke oorzaak van de „nacht van
Schmelzer". Met alle politieke
gevolgen die er uit voortvloei
den en de nasleep, die veel
groter was dan aanvankelijk
werd gedacht.
H. ALGRA
AMSTERDAM Toen koningin Wilhelmina vijf
tig jaar geleden in Amsterdam het 160 meter
lange, door 6100 palen gestutte, liit 7,5 miljoen
bakstenen opgetrokken pompeuze paleis opende
dat sindsdien bekend staat als het Tropenmu
seum, was de natie een monument rijk dat een
weerspiegeling mocht heten van de welvaart, ons
door ons koloniale beleid gebracht. De dienstmei
den die het tafelzilver poetsten op de maat van
„Sarina, een kind uit de dessa", mochten zich er
op hun vrije middag gaan vergapen aan wajang
poppen, en de gamalan. Zo'n tijd was dat. Toch
zat er wel iets positiefs achter. Het Koloniaal
Museum (eerste naam), door de maatschappij van
Nijverheid gesticht vanwege de gebleken belang
stelling voor land en volk in de overzeese gebieds
delen, groeide al snel uit tot een wetenschappelijk
instituut dat natuurlijk de commercie diende,
maar dat anderzijds toch ook wel flink van zijn
bakstenen heeft bijgedragen aan de ontwikkeling
van het Indonesië zoals dat er heden ten dage
ligt.
Wel, de dagen van de gordel van Smaragd waarin
Max Havelaar zijn Saidjah en Adinda hun prille
min liet kozen, zijn lang vervlogen. Het Koninklijk
Instituut voor de Tropen spendeert momenteel 30
miljoen gulden per jaar plus de werkkracht van
een 400-koppige staf aan mondiale ontwikkelings
samenwerking - het woord hulp wil men er niet
horen. Wat vroeger werd weggehaald om de
154.000 kubieke meters inhoud van het gebouw te
stofferen en te meubileren, keert nu in de vorm
van unieke kennis en medewerking naar de voor
malige wingewesten in de derde wereld terug,
waarmee de cirkel alsnog rond is geworden.
Men zal dit straks eigenogig kunnen zien in het
museum zelf, de uitstalkast van wat het Tropenin
stituut achter de schermen presteert op het gebied
van tropische hygiëne, agrarisch en sociaal weten
schappelijk onderzoek, opleidingen, documentatie
én voorlichting, om de belangrijkste activiteiten te
noemen. Momenteel is dit museum dicht vanwege
een verbouwing, maar wanneer het mei 1978 weer
open gaat, zal het zich in een geheel nieuwe vorm
aan het publiek voordoen. Niks geen stoffige,
statische ruimte meer, propvol vergrijsde uitstal
lingen van volkenkundige, culturele en landbouw
kundige wetenswaardigheidjes. Weg de vergeelde
maquettes van plantages, dessa's en sawah's. In
zijn nieuwe gedaante gaat het Tropenmuseum, een
mondiaal kader trekkend, vooral aandacht bestè-
In TM „Wereldwerkplaats voor kinderen"
wordt de jeugd op speelse wijze in aanra
king gebracht met andere levenswijzen.
den aan de strijd om het bestaan van de landen
in de derde wereld en onze eigen (on)betrokken-
heid daarbij. De draaiboeken die de directie bezig
is uit te werken, gaan uit van drie thema's: het
dagelijkse leven en de cultujr van de mensen in
de tropische en subtropische gebieden, de verande
ringen die plaats vinden in de ontwikkelingslan
den, en de problemen die zich daarbij voordoen
en tenslotte de internationale samenwerking, mede
gezien in relatie tot onze eigen samenleving.
De directie duidt hot tropenmuseum nieuwe stijl
zoals dat in 1978 open gaat, wel aan met „een
presentatiecentrum voor de derde wereld" en be
doelt daarmee dat het straks een functie wil
vervullen als informatief, cultureel en educatief
middelpunt voor iedereen die zich wil documente
ren over de ontwikkelingslanden. Zo is er al een
vrij toegankelijke bibliotheek met 90.000 boeken
en 43.000 tijdschriften over de betrokken materie.
Maar eèn betere illustratie nog van de koers die
men vaart, is de tentoonstelling „grenzeloos werk
loos", die 5 oktober geopend is en tot en met april
volgend jaar zal duren.
Een ander symptoom van de nieuwe opzet is de
al maanden draaiende afdeling die officeel TM-ju-
nior, maar meer populair „wereldwerkplaats voor
de jeugd" is gedoopt. Voorlichter Bommels: „Dat
is een enorm succes geworden. We hebben er vorig
jaar 13.000 kinderen gehad. Neem het Marokko-
project. De deelnemers hadden de zaal veranderd
in een Marokkaanse wereld, compleet met markt,
winkeltjes en werkplaatsen. Ze waren er niet als
toerist, maar namen in spelvorm aan het alledaag
se leven deel. Ze hadden zich verkleed in lange
katoenen jellahba's en woonden in tenten en hut
ten. Door het zelf doen ervoeren ze wat het is om
pottenbakker, mozaiekmaker of theeschenker te
moeten zijn. Maar er is meer. In dit rollenspel
hadden we meer kinderen dan baantjes inge
bouwd. Zo ontdekten'ze de problemen van werk
loosheid, van de daaruit resulterende trek naar de
stad waar ze ook alleen maar schoenpoetser kon
den worden, en dus uiteindelijk de problemen van
de gastarbeiders. Daarnaast hebben we iets als het
Bram Schutte-project, dat naar buiten is gericht.
Naar de scholen. Bram Schutte is een gefingeerde
vrijwilliger die naar een ontwikkelingsland gaat
en vandaar over zijn ervaringen schrijft. De kinde
ren krijgen dus een pakket brieven die uitgangs
punt zijn voor discussies over verschillende vraag
stukken. Aan het project is een speelse tentoonstel
ling verbonden over de geestelijke en feitelijke
bagage waarmee Bram Schutte op pad gaat. In
Friesland hebben we er al met succes mee ge
werkt, en nu zijn 21 klassen in Apeldoorn begon
nen".
Dat is zo ongeveer wat het publiek merkt en
merken zal van de reuzezwaai die het Tropeninsti
tuut heeft gemaakt van koloniale burcht naar
belangeloze (Pronks ministerie betaalt twee-derde
van het budget) ontwikkelingssamenwerking. On
dertussen gaan achter de schermen verschillende
afdelingen onverdroten door met de arbeid die
werd aangepakt toen Indonesië ons ontviel en de
poten onder de instelling leken weggezaagd. De
vraag was: Opheffen of een andere taak? De
Het gebouw van het Koninklijk Instituut voor de Tropen aan de Mauritskade in
Amsterdam.
toenmalige minister Udink gaf het antwoord in de
vorm van een uitdaging Waarom maakt u zich de
hele problematiek van de derde wereld niet tot
de uwe? Dat is sindsdien gebeurd. Het vroegere
service-instituut voorihet bedrijfsleven veranderde
in een onderzoek- en adviescentrum voor de arme
landen, vooral voor de zogenaamde concentratie-
landen als Tanzania, Boven-Volta en Sri Lanka
die minister Pronk heeft aangewezen. De hulp giet
men vooral in de vorm van een joint-venture.
Voorlichter Bommels: „Je moet niet als een blanke
met een koffertje vol kennis binnen komen stap
pen. Natuurlijk hebben we hier deskundigen die
alles weten van suiker of aardnoten of tabak. We
hebben een pepermaniak. We hebben iemand die
op zijn kamer 100.000 blokjes van verschillende
houtsoorten heeft staan. Als je bij hem binnen
komt, denk je dat je in een bibliotheek bent, zo
ziet het er uit. Die man denkt in hout, kan alleen
maar over hout praten. Hij maakt zelfs kunstwer
ken van hout. Maar de moderne opvatting is dat
je je helemaal moet inwerken in de sociale struc
tuur van de plaatselijke bevolking. Dat je open
staat voor hun gedachten, in hun huid kruipt.
Denkt: Hier kan ik misschien wat van leren. Neem
onze afdeling sociaal wetenschappelijk onderzoek.
Die zoekt naar maatschappijvormen waarbinnen
welvaart mogelijk wordt, die probeert sociale ka
ders te ontdekken waarbinnen ontwikkelingssa
menwerking een kans heeft. Dan stuit je op een
gebied in Afrika waar ijverige ontwikkelaars mag
nifieke pompen geslagen hebben. Jawel, maar wat
gebeurt? De bevolking stroomt van heinde en
verre toe en de streek is in een oogwenk door
overbeweiding naar de knoppen. Je moet een volk
kennen voordat je met je koffertje komt. Je moet
niet aan de gang gaan met je vaak eigenwijze
Westerse opv.attingen. Een voorbeeld: Iemand had
in Tanzania een fabriek opgezet, maar de geplande
produktie kon niet gehaald worden. Zijn verkla
ring: Zie je wel dat negers lui zijn? Ze werken
niet hard genoeg. Wat bleek? De plaatselijke bevol
king ontbeet 's morgens niet en dan lever je een
lagere arbeidsprestatie, dat is wetenschappelijk
bewezen. Toen de fabriek ontbijt ging verschaffen,
schoot, de produktie omhoog. Zo leer je dat je niet
in stereotypen moet denken, maar het hoe en
waarom moet zoeken. De sociologie van de water
put".
PIET SNOEREM