EID-BEN-AUDD
Twee kamelen voor
blondje uit Holland
een vergeefs roepende in de woestijn
IN HET
VOETSPOOR
VAN
LAWRENCE
OF ARABIA
(OMWUHT 03J)
dan ook dik in, dat zij niet
zullen wachten, totdat één van
hen zwik heeft, als de Palestij-
nen onverhoeds weer gaan re
belleren tegen het gezag van
Hoessein.
Er is trouwens nog één truc om
de aandacht van het kaartspel
af te leiden: men neme daartoe
een camera in de hand en
prompt springt de complete po
litiemacht stralend in de hou
ding en worden de tanden ont
bloot in een onbekommerd (gei-
te)cheese. Een kiekkast blijft
ook in 1976 een toverdoos, die
alle lokale sprookjes uit 1001
woestijnnacht doet verbleken.
Ook in deze uithoek van Jorda
nië is het Sijtje Boessyndroom
overigens al doorgedrongen en
staken Arabieren bij nadering
van een bus met toeristen haas
tig hun werkzaamheden voor
enige folkloristische grappen.
Voor tien piaster is een tandelo
ze grijsaard bereid om een fil
tersigaret tussen de weke hang
lippen van zijn kameel te ste
ken. Als het dier daarop aan-
s tal te maakt om het strootje op
te vreten grist de oude de siga
ret uit de bek en steekt hij de
saf zelf op. Voor nog geen tien
piaster wü de man zich vervol
gens door de kameel laten kus
sen. Het wordt een aangrijpende
klapzoen, waarbij het rimpelige
hoofd van de oude tot halverwe
ge het neusbeentje in de bek
verdwijnt Als hij weer naar
buiten komt is het hem aan te
zien, dat het een liefkozing is
geweest om het gewin en niet
om het gemin. Terwijl hij de
sporen van de kus met de mouw
van zijn galabiah wegveegt, laat
zijn andere hand de piaster in
de binnenzak glijden.
Sjeik
Het is inmiddels vijf uur gewor
den. Een fel-oranje zon van het
type „door de eeuwen trouw"
verspeelt zijn laatste stralen aan
de gietijzeren kam van een won
derlijke rotsformatie. De wadi
(dal) begint langzaam te verstij
ven in de schaduw. De woestijn
nacht met zijn angstaanjagende
kreten van hongerige roofvogels
sluipt naderbij. Vuurtongen ver
lichten links en rechts de tenten,
die zonder enige planning zijn
neergezet in het onafzienbare
niemandsland van de stilte.
Chauf'ur Sabri, die één woord
Engeh *op tien woorden Ara
bisch loopt komt na een kleine
verkenning terug met de bood
schap, dat de sheik van Wadi
Rhum, zijne Doorluchtige Hoog
heid Eid-Ben-Audd de vreemde
lingen uit Holland als zijn gas
ten beschouwt. De koffie prut
telt op het vuur en de tent staat
open.
Een vriendelijk aanbod, maar in
de woestijn valt de avond snel
als een rotsblok in een ravijn en
Akaba is nog ver weg. Durft
Sabri zijn landrover straks te
rug te brengen door een aarde
donker vacuum zonder aanwijs
bare wegen?
„Inshallah", zegt hij glimla
chend, „zo Allah het wil". En
het blijkt inderdaad de wens
van Allah te zijn, dat ons pad
de doorlopende weg van Sjeik
Eid-Ben-Audd kruist
Zijn gastvrijheid is nog groter
dan zijn tent en rhet uitgestrek
te, fladderende handen danst hij
ons tegemoet. „Vrede zij met
IT', roept hij uit de verte en
daarbij wijst hij bezwerend
naar dc hemel. Daarna omhelst
hij ons één voor een, ook de'
blonde verslaggeefster, die van
morgen uit voorzorg een hippe,
Derde deel van het reisvej
Amman-Akaba door de w
tijn van Jordanië.
Na twee uur crossen over het
wasbord van de woestijn in
Zuid-Jordanië parkeert chauf
feur Sabri Awadallah zijn roes
tende landrover bij een cactus
en roept: „Photographs". Het
klinkt meer als een bevel dan
als een uitnodiging. Sabri heeft
vaker met het toeristische bijl
tje gehakt.
Het is drie uur in de middag.
Het maanlandschap van Wadi
Rhum strekt zich uit als een
gestolde zee vol gepaneerde gol
ven, waarop zelfs kamelen - de
deinende schepen van de woes
tijn - zich elk moment te pletter
kunnen varen op de antraciet
kleurige puisten. Een frisse
woestijnwind blaast zijn mono
tone partituur door het verlaten
land van Lawrence of Arabia,
die hier zestig jaar geleden aan
het hoofd van een leger Be
doeïenen ten strijde trok tegen
invallende Turken.
Vandaag is het strijdtoneel ver
laten. De kamelen houden vol
trouwe de wacht vóór de politie
post van Wadi Rhum, een ver
sterkte nederzetting met poort
en torens uit het schetsboek van
Anton Pieck. In de schaduw van
een zwarte tent terzijde wordt
zwijgend, maar met hartstochte
lijke overgave gekaart door zes
agenten, van wie er één bij toer
beurt het vuur onder de koffie
ketel voedt en de koppen vult
Zij behoren tot de roemruchte
woestijn-brigade, een keurkorps
van Bedoëinen, die zijn uitge
rust met fotogenieke uniformen
in full-color en met goedlachse
monden vol gouden hoek- en
snijtanden. Kaarsrecht gezeten
op de ruggen van kamelen met
opgevoerde motor handhaven
zij rust en orde in het rijk van
hun geliefde koning Hoessein,
aan wie zij trouw tot in de dood
gezworen hebben. In het kolken
de Midden-Oosten vormen deze
door woestijnwind gezandstraal
de houwdegens het hitteschild
voor hun vorst, die eens heeft
gezegd: „Wie.een eerbaar man
wil zijn, moet ook de moed heb
ben die eer te verdedigen".
Boven de kleurige hoofddoeken
van de plaatselijke kaartclub
wappert aan een olijfboom de
vlag van Jordanië, die door de
gesel van de tijd verkleurd is tot
een grauwe onderbroek. In een
teiltje, dat gevuld lijkt met bo
demmonsters van de Rijn wast
de kampcommandant de vuile
koppen, die na deze behande
ling aantoonbaar smeriger zijn
geworden. De kaarters hebben
daar geen weet van, want hun
aandacht blijft exclusief gericht
op het potje zwikken.
„Ahlan wa-sahlan", roept één
van hen na lange tijd, „wel
kom", en om te bewijzen, dat
het hem heilige ernst is geeft hij
zijn eigen kop koffie aan de
vreemdeling. Er wordt geknikt,
broeierig gelachen en wederom
langdurig gezwegen. Niemand
spreekt één woord over de
grens, die op dit uur trouwens
onwezenlijk ver weg is. En ter
wijl je het mierzoete asfalt
drinkt doemt voor je geest de
vormeloze gestalte op van mi
nister Vredeling, kneuterig in
kleermakerszit tijdens een bivak
op de Veluwe en thee drinkend
met een peloton op herhaling.
Opeens pakt hij de suikerpot en
roept hij jolig: „Gooi ook maar
wat in de tanks jongens, want
we gaan straks toch per wild
zwijn verder".
Geen theekrans
Toch vórmt de Bedöeienen-poli-
tie beslist geen mannelijke thee-
krans. Het is een uitstekend ge
traind leger, dat alle voze
kneepjes van het krijgsgebeuren
heeft overgenomen van hun En
gelse leermeesters. Het zit er
De roemruchte woestijn-bripade, een keurkorps van trotse Bedoéienen, die zijn
uitgerust met fotogenieke uniformen in full-color heerst met ijzeren hand over de
gortdroge vallei van Wadi Rhum
hoofd en Sabri vermaant: J
rious. Eid-Ben-Audd meent
les, wat hij zegt. U mag hi
niet uitlachen".
De sjeik meent niet alleen, w
hij zegt, maar gaat ook tot
den over. Met kleine rukjes
hij opgeschoven in de richti
van de vreemde blonde vra
en als hij eindelijk naast lu
zit pakt hij uiterst omzichti
één van haar voeten en sta
die uit naar het vuur. De sc
pevacht, waar hij zojuist nog
zat, heeft hij Om haar schoudt
gedrapeerd.
En dan opnieuw die peinzer
blik en als hij merkt, dat d i
beantwoord wordt, de uitni I
ging. De nacht is nu toch gei I
len en geen zinnig mens ha
het in zijn hoofd om op dit u
terug te rijden naar Akab
Vannacht staat de tent van
sjeik ter beschikking van zj
vrienden uit Holland.
Op dat moment heeft de wof
tijnvorst niets meer te mai
met zwijgende samenkomsten
zwarte tenten, met het handt
ven van de ijzeren Bedoeiera
wetten en met de ruzies v
elkaar benijdende nomadf
Eid-Ben Audd („zeg maar E
tegen Oud") is nu de beminnet
ke peetvader, die voor één do
kere nacht niet wenst te denki
aan zijn negen vrouwen, ome
hij druk doende is met het w
ven van zijn tiende. Geduli
begint hij uit te leggen: „Ik sjc
Eid beloof levenslang (wat
zijn geval zeer betrekkei
moet worden genoemd) voori
ze schone vrouw te zorgen.
Allah het wil". En mocht
onverhoopt een rechtmatige
genaar achter de horizon zij f
dan is hij bereid aan deze pe
soon twee kamelen te geven.
is echter één maar, want ook
Wadi Rhum gaan zaken vó
het tiende meisje. Sjeik 1
staat er op, dat als bruidssch
een radio-cassetterecorder ra
reserve-batterijen wordt ing
bracht. Voor de rest is er g«
centje pijn: de tent is al geste
feerd en achter de voorhal
liggen de schapevachten gere
voor de huwelijksnacht. No
wat denkt ze er van?
Uitstel
Er wordt langdurig beraa
slaagd rondom het vuur. Men
van mening, dat de sjeik o
danks de gebrekkige watervol
ziening m het dal een prope
partij is, die alleen hoog nod
zijn nagels moet knippen. Te
slotte wordt besloten om de fc
slissing uit te stellen tot de dag
raad.
Kleumend in de schapevachtt
gei te vellen en meegebrach
spijkerbroeken en hemden vvo
stelen de gasten van sjeik E
zich daarna door de lange, Ai
bische nacht. De tenttouvW1
zijn aan de binnenkant dichtj
knoopt en bij het vuur houdt i
oude woestijnwolf kaarsred1
de wacht. In het schijnsel V2
de olielamp lijkt zijn gezichte
dodenmasker.
Inshallah. Zo Allah het wil.
Allah vindt achteraf tien vro
wen zes te veel.
Als de zon beven de heuvt
klimt rijdt de laatste jachttrofi
zwaaiend en breed lachen 1
naast chauffeur Sabri ten
naar Abaka.
Sjeik Eid-Ben-Audd blijft ac
ter, de handen gekruist voor<
borst Een stipje op de horizi
tenslotte, gehuld in een nimb
van stof.
Een vergeefs roepende in
woestijn.
N-\
ISRAEL .-£,u|a# K 4
Jorash
Nablus' t*
RamaiiahW
Jenchn# o 0 AMMAr
SALtM® A
Volgens zijn eigen opgave
bedoelt hij zeker lichtjaren",
maar Lips-vaste overall heeft
aangetrokken. De sjeik vermijdt
haar blik nadrukkelijk, indach
tig de wijsheid van zijn kamelen
- hardlopers zijn doodlopers -;
hij slaat de rechterkant van zijn
wijdvallend kleed met zorg naar
links, wrijft zijn handpalmen als
een tondeldoos tegen elkaar en
rommelt met een pook in het
schamel vuur, dat de tent
spookachtig verlicht.
Verbroedering
Eenmaal uitgestrekt op de geite-
vellen bat de sfeer van intense
verbroedering niet lang op zich
wachten. Eid-Ben-Audd wendt
zijn geplisseeide hoofd van
links naar rechts, keurt en knikt
en glimlacht. Zijn oud, aristo
cratisch gezicht is leeftijdloos.
Volgens zijn eigen voorzichtige
schatting is hij 54 jaar.
„Maar dan wel lichtjaren",
roept één van zijn gasten met
zuinige Thomas-mond.
Achter het tentzeil wordt ge
fluisterd, het voorhang wijkt en
kele centimeters en een fraai
gemanicuurde hand reikt een
koffieketel aan. De ogen, die bij
is sjeik Eid-Ben-Audd van V
Tieent één van zijn gasten in d
de hand horen, branden in het
veilige duister.
,De cérémonie protocolaire kan
beginnen. De sjeik blijkt een
geboren binnenvetter te zijn, die
niet van plan is om de show te
stelen met een uitgekiende con
férence. Hij heeft trouwens de
handen vol aan zijn koffié-sean-
ce, die door het onwillig vuur
dreigt te worden afgebroken.
Blazend en porrend probeert hij
het water aan de kook te hou
den, ondertussen steelse blikken
werpend op de blonde dame in
de hoek.
Hoeveel vrouwen bezit hij zelf?
De vraag wordt door Sabri ver
taald en eindeloos herhaald. De
sjeik begint moeizaam te tellen
en aarzelt aanvankelijk tussen
tisa en 'arba'a, negen en vier.
Één zaak is hem overigens wel
duidelijk: hij heeft momenteel
de beschikking over één vrouw,
maar in feite heeft hij er vier.
Hoe zit dat dan Sabri: vier vrou
wen en toch maar één in de
tent. Op die manier kun je nooit
bevredigend padvinder spelen.
Weer een eindeloze dialoog. De
sjeik telt, Sabri turft en tenslot
te komt het antwoord: „Eid-
adi Rhum 54 jaar oud. „Dan
i zwarte, doorrookte tent.
Ben-Audd heeft er ooit negen
gehad, dat aantal vond hij te
bewerkelijk. Nu heeft hij er nog
vier, maar drie heeft hij er uit
geleend aan zijn oudste broer.
Hij voelt zich de laatste tijd niet
zo lekker en wil het graag wat
kalmpjes aan doen. Pijpje smo
ren, koffie drinken en naar de
wind luisteren. Daar heeft hij
zijn handen meer dan vol aan.
Lacherig
Niettemin wenst de sjeik bij het
derde kopje koffie te weten of
de blonde dame in het gezel
schap verplichtingen elders
heeft. Terwijl Sabri de vraag
vertaalt kleurt de sjeik, die aan
het hoofd staat van 3000 Be-
doeïnen in de vallei van Rhum
tot diep in zijn pij. Of is het
wellicht toch de oranje gloed
van het kampvuur?
Onder het tentzeil hangt nu een
lacherig sfeertje, dat doet den
ken aan een schoolreisje. Op
merkingen in de prijsklasse van
„Sjef en Oekel" worden fluiste
rend als wachtwoorden doorge
geven. De sjeik schudt zijn